ECLI:NL:RBMNE:2024:4318

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 juli 2024
Publicatiedatum
18 juli 2024
Zaaknummer
C/16/576257 / KG ZA 24-279
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Intellectueel-eigendomsrecht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Inbreuk op auteursrecht en slaafse nabootsing in kort geding tussen Boska B.V. en [gedaagde] B.V.

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 19 juli 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Boska B.V. en [gedaagde] B.V. Boska, een producent van foodgereedschappen, vorderde een verbod op inbreuk op haar auteursrechten en beschuldigde [gedaagde] van slaafse nabootsing van haar producten, specifiek de kaasschaven, kaasraspen en smeermessen uit de Copenhagen-serie. Boska stelde dat [gedaagde] producten onder de naam Klaverland op de markt bracht die te veel leken op haar eigen ontwerpen. De voorzieningenrechter oordeelde dat Boska niet voldoende had aangetoond dat haar producten auteursrechtelijke bescherming genoten, omdat de elementen van de producten niet origineel genoeg waren en vooral functioneel waren. Daarnaast werd geoordeeld dat er geen sprake was van slaafse nabootsing, omdat de Boska-producten geen eigen gezicht op de markt hadden en er geen gevaar voor verwarring bestond. De vorderingen van Boska werden afgewezen en zij werd veroordeeld in de proceskosten van [gedaagde].

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/576257 / KG ZA 24-279
Vonnis in kort geding van 19 juli 2024
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres] B.V.,
statutair gevestigd en kantoorhoudende te [plaats 1] ,
eiseres,
advocaat mr. S.M. Wertwijn te Amsterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde] B.V.,
statutair gevestigd te [plaats 2] en kantoorhoudende te [plaats 3] ,
gedaagde,
advocaten mr. D.A. Geerts en D.M. Wille te Amsterdam.
Partijen zullen hierna Boska en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 24 juni 2024 met producties 1 tot en met 26,
  • de conclusie van antwoord van 28 juni 2024 met producties 1 tot en met 12,
  • de door Boska op 1 juli 2024 in het geding gebrachte aanvullende producties 27 tot en met 33.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft op 2 juli 2024 plaatsgevonden. De advocaten van partijen hebben spreekaantekeningen voorgedragen. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat verder is besproken. Daarna is vonnis bepaald op vandaag.

2.Inleiding

2.1.
Boska is aanbieder van een groot assortiment foodgereedschappen, waaronder kaasschaven, kaasraspen en smeermessen. Boska heeft (veel van) haar producten ingedeeld in diverse productlijnen, waaronder de productlijn Copenhagen (hierna: de Copenhagen-serie). De producten van Boska worden ontworpen door haar eigen designafdeling.
2.2.
Sinds 2009 heeft supermarktketen PLUS (hierna: PLUS) verschillende producten afgenomen van Boska en deze in haar winkels verkocht, waaronder de kaasschaaf uit de Copenhagen-serie. De Copenhagen-serie bestaat onder andere uit de volgende producten:
De Boska kaasschaaf, de Boska kaasrasp en het Boska smeermes worden hierna gezamenlijk aangeduid als de Boska Producten.
2.3.
Door omstandigheden is de samenwerking tussen Boska en PLUS in 2023 geëindigd. Hierna heeft PLUS [gedaagde] gevraagd om de kaasschappen in de PLUS winkels van non-food producten te voorzien. Deze producten worden door PLUS onder het
private label‘Klaverland’ op de markt gebracht. Het gaat onder meer om de volgende producten:
De Klaverland kaasschaaf, de Klaverland kaasrasp en het Klaverland smeermes worden hierna gezamenlijk aangeduid als de Klaverland Producten.
2.4.
Als relevant vormgevingserfgoed hebben partijen in dit kort geding onder meer de volgende afbeeldingen van kaasschaven, kaasraspen en smeermessen overgelegd:
Kaasschaven
Kaasraspen
Smeermessen
2.5.
Op 10 april 2024 heeft Boska PLUS gesommeerd om te bevestigen dat PLUS – onder andere – elke inbreuk op de intellectuele eigendomsrechten van Boska, dan wel ieder ander onrechtmatig handelen jegens Boska, heeft gestaakt en gestaakt zal houden waaronder de inbreuken op haar auteursrechten, en dat PLUS het produceren, inkopen, (verder) verhandelen, te koop aanbieden en het daartoe op voorraad hebben of het op enig andere wijze beschikbaar stellen van de Boska Producten heeft gestaakt en gestaakt zal houden. In een reactie op dit verzoek, ontving Boska een brief van 25 april 2024 van de advocaat van [gedaagde] , waarin de advocaat aangaf dat [gedaagde] leverancier was van de Klaverland Producten en dat [gedaagde] (mede namens PLUS) de verantwoordelijkheid nam voor afhandeling van deze kwestie.
2.6.
Op 29 april 2024 heeft de [.] van Boska over de zaak gesproken met de twee directieleden van [gedaagde] . Op 30 april 2024 heeft de advocaat van Boska een nadere onderbouwing gestuurd aan [gedaagde] en verzocht de verdere verkoop van de Klaverland Producten te staken en gestaakt te houden. Boska en [gedaagde] hebben vergeefs geprobeerd om tot een schikking te komen.
2.7.
Nadat Boska deze kortgedingprocedure had ingeleid, hebben PLUS en [gedaagde] aan Boska gevraagd om PLUS niet te dagvaarden omdat [gedaagde] deze kwestie voor PLUS wil oplossen. PLUS heeft de Klaverland Producten inmiddels van haar website gehaald: zij worden niet meer online aangeboden en niet meer online verkocht. PLUS heeft ook al haar winkels verzocht de Klaverland Producten vanwege een inbreukgeschil tot nader bericht niet meer aan te bieden en te verkopen.
2.8.
Volgens Boska maakt [gedaagde] inbreuk op haar auteursrechten, althans, is sprake van slaafse nabootsing. Zij vordert daarom – samengevat – voor zover mogelijk bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
[gedaagde] te verbieden om inbreuk te maken op de auteursrechten van Boska, althans overigens onrechtmatig te handelen jegens Boska, door het aanbieden, verkopen, in voorraad (doen) hebben, (doen) vervaardigen of anderszins gebruiken van de Klaverland Producten (al dan niet met de aanduiding KLAVERLAND daarop);
[gedaagde] op te dragen om de verspreiding van enig materiaal waarin/op de Klaverland Producten (al dan niet met de aanduiding KLAVERLAND daarop) zijn afgebeeld, waaronder (maar niet beperkt tot) reclamematerialen en websites, te staken en gestaakt te houden;
[gedaagde] te gebieden om aan de advocaat van Boska opgave te doen van:
i. de hoeveelheid exemplaren van de verschillende Klaverland Producten die [gedaagde] heeft laten produceren of heeft ingekocht en/of heeft besteld, inclusief de daarbij gehanteerde inkoopprijzen, en de hoeveelheid exemplaren van de verschillende Klaverland Producten die PLUS bij [gedaagde] heeft ingekocht en/of heeft besteld, inclusief de daarbij door [gedaagde] gehanteerde verkoopprijzen;
ii. de hoeveelheid exemplaren van de verschillende Klaverland Producten (zonder de aanduiding KLAVERLAND, dan wel met enige andere aanduiding daarop) die [gedaagde] heeft laten produceren of heeft ingekocht en/of heeft besteld, inclusief de daarbij gehanteerde inkoopprijzen, en ook de hoeveelheid exemplaren van de verschillende Klaverland Producten (zonder de aanduiding KLAVERLAND, dan wel met enige andere aanduiding daarop), die [gedaagde] heeft verkocht (aan andere partijen dan aan PLUS), inclusief de daarbij door [gedaagde] gehanteerde verkoopprijzen;
iii. namen en adressen van degene(n) bij wie [gedaagde] de Klaverland Producten (al dan niet met de aanduiding KLAVERLAND daarop) heeft laten fabriceren/heeft ingekocht;
iv. de hoeveelheid exemplaren van de Klaverland Producten (al dan niet met de aanduiding KLAVERLAND daarop) die [gedaagde] , of derden namens haar, in voorraad heeft;
waarbij deze schriftelijke opgave gepaard moet gaan van een schriftelijke verklaring van de (gezamenlijk bevoegde) directeur(en) en/of directrice(s) van [gedaagde] ;
op straffe van een dwangsom;
met veroordeling van [gedaagde] in de redelijke en evenredige gerechtskosten en andere kosten, waaronder de volledige proceskosten (zoveel mogelijk) op de voet van art. 1019h Rv, te vermeerderen met de nakosten en de wettelijke rente;
de redelijke termijn voor het instellen van de eis in de hoofdzaak, als bedoeld in art. 1019i Rv, te stellen op zes maanden na het in dezen te wijzen vonnis.
2.9.
Wat [gedaagde] betreft, komen de Boska Producten geen auteursrechtelijke bescherming toe, en voor zover hier sprake van is, maakt [gedaagde] geen inbreuk op auteursrechten van Boska. Van slaafse nabootsing is volgens [gedaagde] evenmin sprake. [gedaagde] concludeert tot afwijzing van het gevorderde, met veroordeling van Boska in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
2.10.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

3.De beoordeling

3.1.
De voorzieningenrechter zal de vorderingen van Boska afwijzen. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter zal de waarschijnlijke uitkomst in een bodemprocedure zijn dat er geen sprake is van een auteursrechtelijk beschermd werk ten aanzien van de Boska Producten. Ook is niet aannemelijk dat sprake is van een slaafse nabootsing. Hierna wordt uitgelegd hoe de voorzieningenrechter tot deze beslissing komt.
Het toetsingskader in kort geding
3.2.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat bij de beoordeling of een voorlopige voorziening getroffen moet worden als uitgangspunt geldt dat hij zich moet richten naar de waarschijnlijke uitkomst van een eventuele bodemprocedure. Dat betekent dat de vorderingen van Boska alleen kunnen worden toegewezen als met voldoende mate van zekerheid valt te verwachten dat in een bodemprocedure een dergelijke veroordeling zal worden uitgesproken. Bovendien moet Boska voldoende spoedeisend belang hebben bij het treffen van de gevorderde voorziening.
Spoedeisend belang
3.3.
Boska stelt dat zij een spoedeisend belang heeft bij de gevraagde voorzieningen omdat de Klaverland Producten nog steeds in de winkels van PLUS liggen en [gedaagde] heeft aangegeven nog een grote hoeveelheid Klaverland Producten op voorraad te hebben ten behoeve van uitlevering aan PLUS. [gedaagde] heeft het door Boska gestelde spoedeisende belang niet betwist. De voorzieningenrechter wijst er voor de goede orde op dat uit een bij de dagvaarding overgelegde e-mail van PLUS van 21 juni 2024 blijkt dat PLUS haar winkels heeft verzocht de Klaverland Producten tot nader bericht niet meer aan te bieden en te verkopen, en tijdens de mondelinge behandeling is bevestigd dat de Klaverland Producten niet meer in de winkels van PLUS verkrijgbaar zijn. Dit staat de aanwezigheid van een spoedeisend belang van Boska bij de vorderingen echter niet in de weg. Op grond van het bovenstaande acht de voorzieningenrechter spoedeisend belang bij de vorderingen aanwezig.
Acht de voorzieningenrechter het voorshands voldoende aannemelijk dat sprake is van een auteursrechtelijk beschermd werk ten aanzien van de Boska Producten? Nee
Auteursrechtelijke bescherming: juridisch kader
3.4.
Boska beroept zich op bescherming van het auteursrecht. Op grond van art. 1 Aw is het auteursrecht het uitsluitend recht van de maker van een werk van letterkunde, wetenschap of kunst, of van diens rechtverkrijgenden, om dit openbaar te maken en te verveelvoudigen. [gedaagde] betwist dat het om auteursrechtelijk beschermde werken gaat.
3.5.
De voorzieningenrechter stelt bij de beoordeling het volgende voorop. Auteursrechtelijke bescherming rust op werken van letterkunde, wetenschap of kunst in de zin van artikel 10 lid 1 Auteurswet 1912, waaronder, onder 11, werken van toegepaste kunst en tekeningen en modellen van nijverheid. Dat werkbegrip moet worden uitgelegd in overeenstemming met dat van de artikelen 2 tot en met 4 van richtlijn 2001/29/EG. [1]
Het Europese Hof van Justitie stelt twee voorwaarden aan een werk, namelijk het moet
i) nauwkeurig en objectief identificeerbaar en ii) oorspronkelijk zijn, in die zin dat het gaat om een eigen intellectuele schepping van de maker [2] , de zogenoemde werktoets. Deze maatstaf geldt ook voor gebruiksvoorwerpen, zoals hier aan de orde.
Auteursrechtelijke bescherming: voldoende nauwkeurig en objectief identificeerbaar
3.6.
Bij de eerste voorwaarde gaat het om rechtszekerheid. De rechter en concurrenten moeten duidelijk en nauwkeurig kunnen vaststellen waarvoor auteursrechtelijke bescherming wordt ingeroepen. De voorzieningenrechter is van oordeel dat voldoende duidelijk is dat Boska voor de Boska Producten auteursrechtelijke bescherming inroept en dit is ook niet in geschil.
Auteursrechtelijke bescherming: oorspronkelijkheid in relatie tot vrije en creatieve keuzen
3.7.
Wat wel in het geschil is, is de tweede voorwaarde. Wat de oorspronkelijkheid betreft, is het zowel noodzakelijk als voldoende dat het voorwerp een intellectuele schepping van de maker is die de persoonlijkheid van deze laatste weerspiegelt en tot uiting komt door zijn vrije creatieve keuzen bij de totstandkoming ervan. De rechter moet nagaan of de maker van het product door de keuze van de verschijningsvorm ervan zijn creatieve vermogen op originele wijze tot uitdrukking heeft gebracht door vrije en creatieve keuzen te maken en het product zodanig heeft vormgegeven dat het zijn persoonlijkheid weerspiegelt. [3] Daarbij moet de rechter rekening houden met alle relevante elementen van de zaak zoals deze bestonden op het tijdstip waarop het voorwerp werd ontworpen, ongeacht de factoren die na de creatie van het product en los ervan zijn ontstaan. Het feit dat het werk voldoet aan technische en functionele eisen laat de ruimte dat de ontwerpmarges of keuzemogelijkheden zodanig zijn dat voldoende ruimte bestaat voor creatieve keuzes van de maker die een werk in auteursrechtelijke zin kunnen opleveren. Ook een verzameling of bepaalde selectie van op zichzelf niet beschermde elementen kan een (oorspronkelijk) werk zijn, als het maar zo is dat de verzameling/selectie het persoonlijk stempel van de maker draagt. [4] Daarbuiten valt in elk geval al dat wat een vorm heeft die zo banaal of triviaal is, dat daarin geen creatieve arbeid van welke aard ook valt aan te wijzen. [5]
3.8.
Hiernaast geldt dat voor de beantwoording van de vraag of sprake is van een inbreuk op een auteursrecht op een gebruiksvoorwerp, beoordeeld moet worden in welke mate de totaalindrukken van het beweerdelijk inbreukmakende werk en het beweerdelijk bewerkte of nagebootste werk overeenstemmen. De auteursrechtelijk beschermde trekken of elementen van laatstbedoeld werk zijn daarbij bepalend, met dien verstande dat ook een verzameling of bepaalde selectie van op zichzelf niet beschermde elementen, een (oorspronkelijk) werk kan zijn in de zin van de Auteurswet, als het maar zo is dat die selectie het persoonlijk stempel van de maker draagt. Bij de vergelijking van de totaalindrukken moeten dus ook onbeschermde elementen in aanmerking worden genomen, voor zover de combinatie van al deze elementen in het beweerdelijk nagebootste werk aan de werktoets beantwoordt.
Beoordeling oorspronkelijkheid van de Boska Producten
3.9.
Boska wijst de volgende elementen van de Boska Producten aan die wat haar betreft maken dat sprake is van auteursrechtelijk beschermde werken:
Boska kaasschaaf
het product is volledig van RVS;
het handvat is hol;
de ‘ronde’ vormgeving van het handvat;
het handvat is niet volledig rond, maar is aan de boven- en onderkant afgevlakt;
het handvat loopt verder taps toe richting de onderkant van het handvat, alsmede richting het blad;
de overgang tussen het handvat en het blad loopt schuin af (‘gedeukt’);
het handvat is op het breedste deel ongeveer 2 cm breed;
het handvat is vanaf het blad gemeten 12 cm lang;
het blad heeft een ronde compacte vorm;
het blad loopt direct onder het snijvlak schuin naar het handvat toe;
het blad heeft een dubbele kromming;
het blad heeft de vorm van een trapezium met afgeronde hoeken en is op het langste punt 8 cm en op het breedste punt 7,5 cm;
het snijvlak van het blad bevat kartels, bestaande uit 20 langwerpige inkepingen;
totale lengte van het product is 20 cm;
merknaam BOSKA recht boven het handvat op het blad, onder het snijvlak;
wijze van aanbrengen van het merk op het blad.
Boska kaasrasp
het product is volledig van RVS;
het handvat is hol;
de ‘ronde’ vormgeving van het handvat;
het handvat is niet volledig rond, maar is aan de boven- en onderkant afgevlakt;
het handvat loopt verder taps toe richting de onderkant van het handvat, alsmede richting het blad;
de overgang tussen het handvat en het blad loopt schuin af (‘gedeukt’);
het handvat is op het breedste deel ongeveer 2 cm breed;
het handvat is vanaf het blad gemeten 12 cm lang;
het blad heeft een ronde(re) compacte vorm en
loopt direct onder het snijvlak schuin naar het handvat toe;
de gaatjes waarmee geraspt kan worden zijn rond, met daarboven nog een uitsparing in de vorm van een half rondje;
de gaatjes in een rechthoekige uitsparing in het blad. Het blad bevat drie rijen gaatjes, de bovenste 9 stuks, de middelste 8 en de onderste weer 9. Tussen de gaatjes zit steeds dezelfde afstand;
de punten van het blad aan de bovenkant steken (schuin) uit en de onderkant van het blad heeft afgeronde ‘hoeken’, die taps toelopen in de richting van het handvat;
totale lengte van het product is 17 cm;
merknaam BOSKA recht boven het handvat op het blad, onder het raspvlak;
wijze van aanbrengen van het merk op het blad.
Boska smeermessen
het product is volledig van RVS;
het handvat is hol;
de ‘ronde’ vormgeving van het handvat;
het handvat is niet volledig rond, maar is aan de boven- en onderkant afgevlakt;
het handvat loopt verder taps toe richting de onderkant van het handvat, alsmede richting het blad;
de overgang tussen het handvat en het blad loopt schuin af (‘gedeukt’);
het handvat is op het breedste deel ongeveer 1 cm breed;
het handvat is vanaf het blad gemeten 7,5 cm lang;
de mesjes bestaan uit één stuk en het blad heeft een specifieke, ovale vorm. De bovenkant van het blad heeft aan de rechterzijde (op de foto in alinea 2.2) een ronde vorm en aan de linkerzijde (op de foto) een schuin-aflopende vorm. De rechterzijde (op de foto) loopt enigszins naar binnen toe richting het handvat, terwijl de linkerzijde (op de foto) een bocht bevat richting het handvat;
de ‘krop’ (overgang handvat naar blad) is ‘gedeukt’ en heeft een versmalling. Effect daarvan is dat je bij vooraanzicht een halve cirkel ziet;
merknaam BOSKA aan één zijde van het blad aan de rechterzijde van het blad;
wijze van aanbrengen van het merk op het blad.
3.10.
Volgens Boska hebben de Boska Producten een eigen
look & feel, zijn de bovengenoemde elementen niet technisch bepaald en een uitdrukking van vrije en creatieve keuzes die met betrekking tot de vormgeving tijdens het ontwerpproces zijn gemaakt, en komen zij voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking. De combinatie van de gebruikte, kenmerkende elementen geven de Boska Producten ieder een eigen, oorspronkelijke uitstraling en zij voldoen aan de werktoets, aldus Boska.
3.11.
[gedaagde] weerspreekt dat de elementen het gevolg zijn van vrije en creatieve keuzes, althans dat de door Boska gemaakte keuzes nergens uit blijken, en dat Boska niet onderbouwt op elke manier de combinatie van elementen aan de werktoets voldoet. Volgens [gedaagde] is sprake van elementen die zo banaal of triviaal zijn dat daarachter geen creatieve arbeid van welke aard dan ook valt aan te wijzen en er daarom geen sprake is van auteursrechtelijke bescherming. Ook meent [gedaagde] dat de Boska Producten bestaan uit elementen die een technisch of functioneel effect dienen of het resultaat zijn van door technische of functionele uitgangspunten beperkte keuzes, en dat de Boska Producten daarom niet voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking komen.
3.12.
De voorzieningenrechter overweegt als volgt. In alinea 21 van de dagvaarding stelt Boska zich op het standpunt dat de combinatie van de door haar genoemde elementen (zie hierboven onder 3.9) creatief genoeg is om de Boska Producten de auteursrechtelijke drempel te laten halen. Tijdens de mondelinge behandeling heeft Boska bevestigd dat zij zich niet beroept op de auteursrechtelijke bescherming van één of meerdere specifieke elementen van de Boska producten. Dit betekent dus dat Boska zich beroept op de auteursrechtelijke bescherming van de combinatie van deze (stuk voor stuk onbeschermde) elementen. Het is echter niet duidelijk welke beschermingswaardige creativiteit Boska heeft toegepast om met de combinatie van de op zichzelf onbeschermde elementen, een auteursrechtelijk beschermd werk te creëren. Boska heeft onvoldoende onderbouwd op grond waarvan de combinatie van de onbeschermde elementen in de Boska Producten, de persoonlijke visie van de maker tot uiting brengt. Dit had wel van haar verwacht mogen worden. Zeker gezien de betwisting door [gedaagde] . Op grond van de afbeeldingen die door Boska (productie EP23) en [gedaagde] (productie GP3) zijn overgelegd, blijkt naar het oordeel van de voorzieningenrechter voldoende dat er veel sterk op de Boska Producten lijkende kaasschaven, kaasraspen en smeermessen op de markt worden aangeboden. Uit dit vormgevingserfgoed, dat is weergegeven in alinea 2.4, blijkt niet dat de Boska Producten zich in hun uiterlijke verschijningsvorm wezenlijk onderscheiden van andere gelijksoortige producten op de markt. Kortom, in het licht van dit vormgevingserfgoed voegen de Boska Producten zo weinig toe dat er niet kan worden gesproken van een auteursrechtelijk beschermd werk, althans heeft Boska dit onvoldoende onderbouwd.
3.13.
De voorzieningenrechter overweegt verder dat het hier gaat om gebruiksvoorwerpen. En hoewel die niet per definitie uitgesloten zijn van auteursrechtelijke bescherming [6] , geldt dat de Boska kaasschaaf, kaasrasp en smeermessen producten zijn, die naar hun aard een bepaalde basisvorm hebben. Deze basisvorm wordt bepaald door de gebruiksbestemming en is daardoor mede functioneel bepaald. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om de keuzes die zijn gemaakt met betrekking tot (de ronde vorm, en breedte en lengte van) het handvat, de lengte van het blad en de totale lengte van het product, in het geval van de kaasschaaf en de smeermessen (de vorm van) het blad, en in het geval van de kaasrasp de (hoeveelheid) gaatjes waarmee geraspt kan worden. Deze elementen en de combinatie daarvan zijn ingegeven door bruikbaarheid en/of ergonomische overwegingen en ruim in het vormgevingserfgoed aanwezig. Van enige creatieve keuzes om dergelijke elementen in de Boska Producten op te nemen is geen sprake.
3.14.
Ook ten aanzien van de andere door Boska genoemde elementen, acht de voorzieningenrechter het onvoldoende aannemelijk dat deze in combinatie ervoor zorgen dat de Boska Producten als auteursrechtelijke beschermde werken kunnen worden aangemerkt. Ook deze elementen zijn met name ingegeven door gebruiksgemak of functionaliteit en/of maken deel uit van het vormgevingserfgoed. Een hol handvat bijvoorbeeld, ligt licht (en dus prettig) in de hand en RVS – materiaal waarin de Boska Producten zijn uitgevoerd – is gezien het vormgevingserfgoed zeer gangbaar materiaal voor keukengerei. En dat het snijvlak van de kaasschaaf uit de Copenhagen-serie kartels heeft die bestaan uit 20 langwerpige inkepingen is, zoals [gedaagde] onbetwist heeft aangevoerd, functioneel ingegeven om (harde) kaas te kunnen schaven. Ook de ovale vorm en de deuk en versmalling in de overgang van het handvat naar het blad van de messen is functioneel bepaald om boter makkelijk te kunnen scheppen en smeren en komen in de in het vormgevingserfgoed opgenomen messen voor, bijvoorbeeld het Kvitfjell Smørekniv Stål Bjørklund 1925 mes en de messen die via Amazon.nl worden aangeboden. Met betrekking tot de wijze van het aanbrengen van het merk en de plaatsing van de merknaam Boska overweegt de voorzieningenrechter dat uit het vormgevingserfgoed (bijvoorbeeld het Kvitfjell Smørekniv Stål Bjørklund 1925 mes, de Jongeneel kaasschaaf en de Villeroy en Boch Kensington kaasschaaf) blijkt dat het niet ongebruikelijk is dat het merk in
RVS-keukengerei wordt gelaserd en ook dat de plaats van het merk niet ongebruikelijk is. Verder meent de voorzieningenrechter dat de ‘gedeukte’ overgang tussen het handvat en het blad een praktische keuze is in verband met de bevestiging van het blad aan het handvat. Ten slotte overweegt de voorzieningenrechter ten aanzien van de punten van het blad van de kaasrasp en de afgeronde ‘hoeken’ dat deze in het vormgevingserfgoed voorkomen. Boska heeft zich met betrekking tot de kaasschaaf ook nog beroepen de ‘dubbele kromming’ (wat de kaasschaaf volgens Boska een vriendelijke uitstraling zou geven). De voorzieningenrechter ziet niet wat hiermee wordt bedoeld en daarom kan dit in ieder geval geen creatieve keuze zijn die de persoonlijkheid van de maker weerspiegelt.
3.15.
Bovendien heeft [gedaagde] een foto overgelegd (productie GP11) van een greep uit het Boska assortiment waaruit blijkt dat Boska ten aanzien van veel van haar kaasschaven, kaasraspen en smeermessen kiest voor opvallende elementen, zoals een kleurig handvat of een bewerkt blad. Dit blijkt overigens ook uit de afbeeldingen van verschillende Boska kaasschaven in productie EP30 van Boska zelf. Van zulke opvallende elementen is bij de kaasschaaf, kaasrasp en smeermessen uit de Copenhagen-serie helemaal geen sprake.
3.16.
In het licht van het grote aanbod van in verschijningsvorm vergelijkbare kaasschaven, kaasraspen en smeermessen maken de door Boska genoemde elementen in combinatie met elkaar naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet dat de Boska Producten auteursrechtelijk beschermde werken zijn, nu de aan die combinatie ten grondslag liggende keuzes niet creatief zijn. Dat Boska, zoals zij aanvoert, de afgelopen jaren diverse designprijzen voor haar ontwerpen heeft gewonnen, duidt in deze kwestie (juist) niet op originaliteit van de Boska Producten omdat deze prijzen niet zijn gegeven voor de Copenhagen-serie.
Auteursrechtelijke bescherming: conclusie
3.17.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is het voorshands niet voldoende aannemelijk dat de Boska Producten kwalificeren als zelfstandig auteursrechtelijk beschermde werken in de zin van artt. 1 jo. 10 Aw. De combinatie van de door Boska genoemde elementen geven de Boska Producten onvoldoende oorspronkelijkheid en komen daarom niet voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking, althans Boska heeft te weinig onderbouwd op welke manier de combinatie van de door haar genoemde elementen aan de werktoets voldoet. Vanwege deze conclusie, is een antwoord op de vraag of [gedaagde] inbreuk maakt op auteursrechten van Boska niet meer relevant.
Acht de voorzieningenrechter het voorshands voldoende aannemelijk dat sprake is van slaafse nabootsing? Nee
Toetsingskader slaafse nabootsing
3.18.
Nu hiervoor is geoordeeld dat de Boska Producten geen auteursrechtelijke bescherming toekomen, is verder aan de orde de vraag of de Klaverland Producten een slaafse nabootsing zijn van de Boska Producten. Daarbij geldt als uitgangspunt dat het iedereen in beginsel vrijstaat een stoffelijk product na te bootsen als dat product niet (langer) wordt beschermd door een absoluut recht van intellectuele eigendom. Dit lijdt uitzondering wanneer door die nabootsing verwarring bij het relevante publiek valt te duchten en de nabootsende concurrent tekortschiet in zijn verplichting om bij dat nabootsen alles te doen wat redelijkerwijs mogelijk en nodig is om, zonder afbreuk te doen aan de deugdelijkheid of bruikbaarheid van zijn product, te voorkomen dat door de (soort)gelijkheid van beide producten gevaar voor verwarring bij het relevante publiek ontstaat. [7] In dat geval is nabootsing – het gaat dan om zogenoemde slaafse nabootsing – een vorm van oneerlijke mededinging, waartegen uit hoofde van onrechtmatige daad kan worden opgekomen.
Eigen gezicht op de markt
3.19.
Van verwarring kan pas sprake zijn als het desbetreffende product een ‘eigen gezicht’ (of: onderscheidend vermogen) heeft op de relevante markt, dat wil zeggen: zich in uiterlijke verschijningsvorm onderscheidt van andere, gelijksoortige producten op die markt (ook wel het vormgevingserfgoed of ‘
Umfeld’ genoemd). De mate waarin dat product zich dient te onderscheiden van die gelijksoortige producten om bij het verschijnen van nabootsingen ervan een gevaar voor verwarring te kunnen doen ontstaan, hangt onder meer af van de aard en de hoeveelheid gelijksoortige producten die zich op dat moment op de desbetreffende markt bevinden. [8]
3.20.
Populariteit, bekendheid of een groot marktaandeel kunnen op zichzelf niet ertoe leiden dat een product een eigen gezicht heeft op de markt, in die zin dat het zich wat betreft uiterlijke verschijningsvorm onderscheidt van andere, gelijksoortige producten op die markt. De mate van populariteit of bekendheid en de grootte van het marktaandeel kunnen immers evenzeer het gevolg zijn van bekendheid van de naam of het merk waaronder het product op de markt wordt gebracht. [9]
(Nodeloze) verwarring
3.21.
Aangezien het verbod op slaafse nabootsing ertoe strekt marktdeelnemers te beschermen tegen oneerlijke concurrentie, gaat het bij de beoordeling van de vraag of de consument een nabootsing zal kunnen verwarren met het nagebootste product, om de invloed van de gelijkenis op de aankoopbeslissing van de consument. Daarbij is bepalend de totaalindruk van elk product en de beschouwing daarvan door een weinig oplettend kopend publiek dat de beide producten meestal niet naast elkaar ziet.
3.22.
Bij de beoordeling of in een concreet geval, gelet op de totaalindrukken van vergelijkbare producten, sprake is van een (gevaar voor) nodeloze verwarring bij het desbetreffende publiek, moeten alle relevante omstandigheden van dat geval worden betrokken. De verwarring kan betrekking hebben op de producten zelf (‘directe verwarring’) dan wel de herkomst ervan (‘indirecte verwarring’).
Geen eigen plaats in de markt (geen onderscheid vermogen van de Boska Producten)
3.23.
In de eerste plaats ligt ter beoordeling voor of de Boska Producten een eigen plaats in de markt, dus voldoende onderscheidend vermogen, hebben.
3.24.
De stelplicht en de bewijslast ten aanzien van het hebben van een eigen gezicht of eigen plaats op de relevante markt ligt bij Boska. Boska stelt dat de Boska Producten zich van andere op de markt verhandelde
food toolsonderscheiden. Het gaat volgens Boska onder meer om de volgende punten:
Boska kaasschaaf:
  • bladen van andere kaasschaven zijn langwerpiger/puntiger, plat aan de bovenzijde, of zelfs helemaal vierkant;
  • het snijvlak van andere kaasschaven is zonder kartels;
  • de afmetingen van andere kaasschaven zijn groter/kleiner;
  • het materiaal van (de handvaten van) andere kaasschaven is anders, bijvoorbeeld hout of plastic;
  • ook als een kaasschaaf volledig van RVS is, zijn er duidelijke verschillen, door bijvoorbeeld een ophangring aan het uiteinde, een andere vorm blad of andere vorm handvat.
Boska kaasrasp:
  • meeste kaasraspen hebben een langwerpig blad met veel gaatjes;
  • de afmetingen van andere kaasraspen zijn groter/kleiner;
  • het materiaal van (de handvaten van) andere kaasraspen is anders, bijvoorbeeld hout of plastic;
  • ook als een kaasrasp volledig van RVS is, zijn er duidelijke verschillen, door bijvoorbeeld een ophangring aan het uiteinde, een andere vorm blad of andere vorm handvat.
Boska smeermessen:
  • andere messen zijn gro(o)t(er) van stuk;
  • andere messen zijn niet uit één stuk;
  • het materiaal van (de handvaten van) andere messen is anders, bijvoorbeeld hout of plastic;
  • ook als de messen volledig van RVS zijn, zijn er duidelijke verschillen, door bijvoorbeeld een ophangring aan het uiteinde, een andere vorm blad of andere vorm handvat.
3.25.
Volgens Boska is geen van de in alinea 3.9 genoemde elementen, laat staan de combinatie ervan, onderdeel van de andere kaasschaven, kaasraspen en smeermessen op de markt, zodat de Boska Producten een andere totaalindruk hebben dan soortgelijke producten op de markt.
3.26.
[gedaagde] heeft betwist dat er sprake is van slaafse nabootsing en heeft in dat kader onder meer aangevoerd dat de Boska Producten geen eigen gezicht op de markt hebben, aangezien kaasschaven, kaasraspen en smeermessen veelvoudig aangeboden en vaak gebruikte gebruiksvoorwerpen zijn, waarbij er vele verschillende versies op de Nederlandse markt zijn die qua vormgeving grote gelijkenissen tonen. Hierdoor vallen kleine verschillen tussen de Boska Producten en de overige soortgelijke producten minder snel op, aldus [gedaagde] . Het Boska merk wordt wellicht herkend door consumenten, maar dit geldt volgens [gedaagde] niet voor de vormgeving van de Boska Producten: er is niet één (unieke/herkenbare) Boska kaasschaaf of smeermes, laat staan dat de variant uit de Copenhagen-serie binnen de markt uniek te noemen is.
3.27.
Geoordeeld wordt dat Boska tegenover de voormelde gemotiveerde betwisting door [gedaagde] onvoldoende heeft aangetoond dat de uiterlijke verschijningsvorm van de Boska Producten ten opzichte van de op de relevante markt al aanwezige kaasschaven, kaasraspen en smeermessen een eigen gezicht inneemt. Dit moet beoordeeld worden aan de hand van de marktsituatie ten tijde van de aanvang van de gestelde ‘inbreuk’.
3.28.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat Boska onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de Boska Producten voldoende onderscheidend waren en nog steeds zijn toen de Klaverland Producten op de markt kwamen. De Boska Producten onderscheiden zich in uiterlijke verschijningsvorm onvoldoende van de in alinea 2.4 afgebeelde producten. Uit dit vormgevingserfgoed blijkt namelijk dat er een aantal kaasschaven, kaasraspen en smeermessen van verschillende producenten op de markt zijn die nauwelijks afwijken van de Boska Producten. Het is om die reden dan ook niet aannemelijk dat de Boska Producten een eigen gezicht op de markt hebben. Dit betekent dat al daarom het beroep op slaafse nabootsing faalt en dat de voorzieningenrechter aan de vraag of er sprake is van een (gevaar voor) nodeloze verwarring niet meer toekomt.
3.29.
Boska stelt in het kader van de slaafse nabootsing ook nog dat [gedaagde] niet alleen de Boska Producten, maar ook nog een aantal andere producten van Boska (in China) bewust heeft willen kopiëren en dat deze producten specifiek zijn bedoeld voor haar voormalige afnemer PLUS aan wie zij eerder de Boska Producten leverde. De voorzieningenrechter overweegt dat, ook al zou [gedaagde] bewust producten van Boska hebben nagebootst, dat nog niet meteen een onrechtmatige daad oplevert. Bewuste nabootsing is immers pas onrechtmatig in geval van bijkomende omstandigheden en daarvan is in deze zaak niet gebleken.
3.30.
Ten slotte stelt Boska dat de aanduiding ‘smeermes’ waarmee zij de kleine mesjes aanduidt, niet gebruikelijk is op de markt en dat [gedaagde] door het gebruik van dezelfde aanduiding nog meer aanhaakt. Volgens Boska is de aanduiding ‘botermes’ gebruikelijker voor kleine mesjes en blijkt dit uit een door haar overgelegd overzicht (productie EP21) van dergelijke producten op de markt. De voorzieningenrechter gaat aan deze stelling voorbij, nu uit het overzicht juist blijkt dat de aanduidingen ‘smeermes’ en ‘botermes’ afwisselend voor kleine mesjes worden gebruikt.
Slaafse nabootsing: conclusie
3.31.
Van een eigen gezicht van de Boska producten op de relevante markt is naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen sprake, zodat niet valt in te zien op welke wijze nodeloze verwarring zou kunnen ontstaan bij het relevante publiek. Dat betekent dat ook de grondslag van slaafse nabootsing niet slaagt.
De vorderingen en de proceskosten
3.32.
Dit alles betekent dat de vorderingen van Boska worden afgewezen.
3.33.
Boska zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten. [gedaagde] maakt aanspraak op een proceskostenvergoeding op de voet van
art. 1019h Rv voor dat deel van haar kosten dat betrekking heeft op de handhaving van intellectuele eigendomsrechten. Het geschil ziet op zowel een vermeende inbreuk op intellectuele eigendomsrechten (ten aanzien van de gestelde auteursrechtinbreuk) als op slaafse nabootsing. Op dat laatste is art. 1019h Rv niet van toepassing en dient het gebruikelijke liquidatietarief te worden gehanteerd. Volgens [gedaagde] ziet 80% van de verrichte werkzaamheden op de auteursrechtelijke grondslag en moet 20% worden toegerekend aan de grondslag van de slaafse nabootsing, terwijl Boska heeft voorgesteld om voor de begroting van de proceskosten uit te gaan van een percentuele verdeling tot het
IE-deel en het overige deel van respectievelijk 90% en 10%.
3.34.
In de toelichting bij de landelijk vastgestelde Indicatietarieven in IE-zaken (versie april 2017) (hierna: de Indicatietarieven) staat dat in geval van een gemengde grondslag een gedetailleerde opgave moet worden overgelegd met een indicatie welk deel van de gevorderde kosten moet worden toegerekend aan het IE-deel. Als partijen het niet eens zijn over de omvang van de respectieve aandelen in het geschil, zal volgens de toelichting bij gebreke van een deugdelijke opgave een schatting worden gemaakt. Gelet op de processtukken en wat op de mondelinge behandeling aan de orde is gekomen, zal de voorzieningenrechter ervan uitgaan dat 80% van de kosten zijn gemaakt voor het IE-deel en 20% voor het overige deel (slaafse nabootsing).
3.35.
[gedaagde] heeft de door haar gemaakte kosten tot aan de mondelinge behandeling gespecificeerd en berekend op € 22.251,10 exclusief BTW en griffierecht. Zoals door [gedaagde] is verzocht, en door Boska niet is weersproken, wordt de zaak beschouwd als een ‘normaal kort geding’ en zal de voorzieningenrechter bij de bepaling van de redelijke en evenredige proceskosten aansluiting zoeken bij de Indicatietarieven, waarin voor ‘normale’ kort gedingen een maximumbedrag is genoemd van €15.000,00. Wat betreft de door [gedaagde] berekende proceskosten is Boska van mening dat deze kosten veel te hoog zijn en dat aansluiting moet worden gezocht bij de hoogte van haar eigen proceskosten, en dat het voor deze procedure niet nodig was dat [gedaagde] door twee advocaten wordt vertegenwoordigd. Gelet op de aard en de omvang van de zaak, mede in het licht van de door Boska zelf opgevoerde kosten die (ook) meer bedragen dan het maximumbedrag van €15.000,00, acht de voorzieningenrechter de kosten waarvan [gedaagde] vergoeding vordert redelijk en evenredig. Het gebruikelijke liquidatietarief bij een kort geding is €1.107,00. Met de 80/20-verhouding worden de advocaatkosten bepaald op €12.221,40 (= 80% van €15.000,00 + 20% van €1.107,00).
3.36.
De proceskosten (inclusief nakosten) aan de zijde van [gedaagde] worden dan ook begroot op:
- griffierecht € 688,00
- nakosten € 178,00 (plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
- salaris advocaat €
12.221,40
Totaal € 13.087,40
3.37.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

4.De beslissing

De voorzieningenrechter
4.1.
wijst de vorderingen af,
4.2.
veroordeelt Boska in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op €13.087,40, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als Boska niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet Boska €92,00 extra betalen, plus de kosten van de betekening,
4.3.
veroordeelt Boska in de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 Burgerlijk Wetboek over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan,
4.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.A. Schuman, voorzieningenrechter, bijgestaan door
mr. L. Leber, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 19 juli 2024. [10]

Voetnoten

1.Richtlijn 2001/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij, PbEU 2001, L 167/10.
2.HvJ EU 11 juni 2020, ECLI:EU:C:2020:461, C-833/18 (Brompton); HvJ EU 12 september 2019, ECLI:EU:2019:721, C-683/17 (Cofemel); HvJ EU 13 november 2018, ECLI:EU:C:2018:899 (
3.HvJ EU 11 juni 2020, ECLI:EU:C:2020:461, C-833/18 (Brompton) en HvJ EU 29 juli 2019, C-469/17 (
4.HR 22 februari 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY1529 (Stokke/H3).
5.HR 30 mei 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC2153 (Endstra-tapes).
6.HR 12 april 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY1532 (
7.HR 20 november 2009, ECLI:NL:HR:2009:BJ6999,
8.HR 19 mei 2017, ECLI:NL:HR:2017:938,
9.HR 19 mei 2017, ECLI:NL:HR:2017:938,
10.type: LL5240