ECLI:NL:RBMNE:2024:4296

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 juli 2024
Publicatiedatum
17 juli 2024
Zaaknummer
548356
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheiding met nevenvoorzieningen, zorgregeling en alimentatiekwesties in het belang van het kind

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 19 juli 2024 uitspraak gedaan in een echtscheidingsprocedure tussen een vrouw en een man, waarbij ook nevenvoorzieningen zijn verzocht. De partijen zijn in 2017 getrouwd en hebben samen een minderjarige dochter, geboren in 2018. De man is veroordeeld voor het bezit en vervaardigen van kinder- en dierenporno en zit momenteel in de gevangenis. De rechtbank heeft eerder een ondertoezichtstelling van de dochter uitgesproken en de Raad voor de Kinderbescherming betrokken bij de zorgregeling. De vrouw verzoekt de rechtbank om de echtscheiding uit te spreken, het hoofdverblijf van de dochter bij haar te bepalen en een zorgregeling vast te stellen. De man stemt in met het hoofdverblijf bij de vrouw, maar verzoekt om partneralimentatie. De rechtbank oordeelt dat de gedragingen van de man zodanig grievend zijn dat de vrouw niet kan worden gevraagd om partneralimentatie te betalen. De rechtbank spreekt de echtscheiding uit, bepaalt het hoofdverblijf van de dochter bij de vrouw en stelt een zorgregeling vast waarbij de man onder professionele begeleiding contact heeft met zijn dochter. De overige verzoeken van partijen worden afgewezen. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, met uitzondering van de echtscheiding zelf.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familierecht
Locatie Utrecht
Zaaknummer: C/16/548356 / FA RK 22-2566 (echtscheiding met nevenvoorzieningen)
Echtscheiding met nevenvoorzieningen
Beschikking van 19 juli 2024
in de zaak van:
[de vrouw],de vrouw,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat mr. M.L. Sterrenberg-Ellerbroek,
tegen
[de man],de man,
verblijvende in de [verblijfplaats] ,
advocaat mr. I.P.J. van den Heuvel-Beerens.
In deze zaak is belanghebbende:
de gecertificeerde instelling
Samen Veilig Midden-Nederland, de GI,
gevestigd in [vestigingsplaats] .

1.De procedure

1.1.
De rechtbank heeft op 30 mei 2023 een eerdere beschikking gegeven. Daarbij heeft de rechtbank de Raad voor de Kinderbescherming (de Raad) gevraagd te onderzoeken welke zorgregeling met de man het meest in het belang van [minderjarige 1 (voornaam)] is en de beslissing over de verzoeken uitgesteld, in afwachting van de uitkomst van het Raadsonderzoek.
1.2.
De rechtbank heeft daarna de volgende stukken ontvangen:
  • het Raadsrapport van 21 september 2023;
  • het bericht van de vrouw (met bijlage) van 21 november 2023;
  • het bericht van de Raad van 22 december 2023;
  • een ‘akte actuele informatie’ van de man met (aangepaste) verzoeken over de verdeling en de zorgregeling, van begin januari 2024;
  • het verweerschrift van de vrouw op de tegenverzoeken van de man over de verdeling met een tegenverzoek (met bijlagen), binnengekomen op 7 februari 2024;
  • het verweerschrift van de vrouw op de tegenverzoeken van de man over de zorgregeling en de partneralimentatie (met bijlagen), binnengekomen op 13 maart 2024;
  • het aanvullend Raadsrapport van 11 april 2024.
1.2.
De verzoeken over de verdeling van de huwelijksgemeenschap hebben een nieuw zaaknummer gekregen (C/16/569996 FA RK 24-311) en zullen op een aparte zitting worden behandeld.
1.3.
De andere verzoeken zijn besproken tijdens de mondelinge behandeling (zitting) van 31 mei 2024. Daarbij waren aanwezig:
  • de vrouw met haar advocaat;
  • de man met zijn advocaat;
  • [A] en [B] van de GI;
  • [C] van de Raad.
1.5.
De beschikking is uiteindelijk op 19 juli 2024 bepaald.

2.Waar de procedure over gaat

2.1.
Partijen zijn op [trouwdatum] 2017 met elkaar getrouwd in [plaats 1] .
2.2.
Partijen zijn de ouders van [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 1] 2018 in [geboorteplaats] .
2.3.
De moeder en de vader hebben samen gezag over [minderjarige 1 (voornaam)] .
2.3.
In de beschikking van 31 mei 2024 is [minderjarige 1 (voornaam)] voor de duur van een jaar onder toezicht gesteld van de GI.
2.3.
De man heeft uit een eerdere relatie een dochter, [minderjarige 2] , geboren op
[geboortedatum 2] 2014 in [geboorteplaats] .
2.4.
De man heeft de Nederlandse nationaliteit. De vrouw heeft de Indonesische nationaliteit.
2.5.
Op 3 november 2022 heeft de rechtbank voorlopige voorzieningen getroffen en
bepaald dat alleen de vrouw de echtelijke woning aan de [adres] in [plaats 2] mag gebruiken. Ook heeft de rechtbank – kort gezegd – de volgende voorlopige zorgregeling vastgesteld:
tot er over de voorlopige hechtenis van de man is beslist
- de man en [minderjarige 1 (voornaam)] hebben (video)belcontact;
vanaf de afwijzing van het schorsingsverzoek voorlopige hechtenis
- iedere woensdag tijdens reguliere bezoekuren en tijdens de ouder-kinddagen hebben de man en [minderjarige 1 (voornaam)] contact met elkaar;
vanaf de schorsing of opheffing van de voorlopige hechtenis
- iedere woensdag en zondag van 10:00 tot 15:00 uur hebben de man en [minderjarige 1 (voornaam)] contact (onder voorwaarden zoals op neutraal terrein en onder begeleiding, etc.).
2.6.
Op 10 mei 2023 is de man veroordeeld voor het (gewoonte)bezit en vervaardigen van grote hoeveelheden kinder- en dierenporno. Hij is verminderd toerekeningsvatbaar geoordeeld en heeft een gevangenisstraf gekregen van 36 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk en een proeftijd van 5 jaar met bijzondere voorwaarden.
2.7.
De vrouw verzoekt de rechtbank de echtscheiding tussen partijen uit te spreken.
2.8.
De man legt zich neer bij het oordeel van de rechtbank over de echtscheiding.
2.9.
Daarnaast verzoekt de vrouw – voor zover in deze beschikking nog aan de orde – de rechtbank om:
  • een zorgregeling te bepalen, in die zin dat de man en [minderjarige 1 (voornaam)] één uur per maand contact hebben in de [verblijfplaats] in een passende ruimte en in aanwezigheid en onder begeleiding van een onafhankelijke derde;
  • het hoofdverblijf van [minderjarige 1 (voornaam)] bij haar te bepalen.
2.10.
De man is het eens met het verzoek van de vrouw over het hoofdverblijf van [minderjarige 1 (voornaam)] . Verder verzoekt hij de rechtbank – voor zover in deze beschikking nog aan de orde – om:
- een zorgregeling vast te stellen die inhoudt dat:
zolang de man in de gevangenis zit
- de man en [minderjarige 1 (voornaam)] iedere woensdag en zondag (video)belcontact hebben;
- de man en [minderjarige 1 (voornaam)] contact hebben op woensdag tijdens de reguliere bezoekuren in de [verblijfplaats] ;
- de man en [minderjarige 1 (voornaam)] contact hebben op de ouder-kinddagen in de [verblijfplaats] , waarbij de vrouw of iemand uit haar netwerk [minderjarige 1 (voornaam)] brengt en haalt;
vanaf het verloftraject van de man
- de hiervoor genoemde regeling blijft gelden en in aanvulling daarop hebben de man en [minderjarige 1 (voornaam)] één dag per week ten minste drie uur contact bij de man thuis, waarbij [minderjarige 1 (voornaam)] ’s avonds eet bij de man;
vanaf de vrijlating van de man
- de man en [minderjarige 1 (voornaam)] hebben contact met elkaar:
- één keer in de twee weken van vrijdag uit school tot zondagavond na het eten;
- één doordeweekse dag uit school tot na het avondeten;
- tijdens de helft van de schoolvakanties en de feestdagen (de man in de even jaren de eerste helft van de schoolvakanties en de eerste dag van de tweedaagse feestdagen en de vrouw in de oneven jaren en de feestdagen verdelen partijen jaarlijks in overleg);
- vast te stellen dat de vrouw € 360,- (netto) per maand aan de man moet betalen aan partneralimentatie.
2.11.
Op de zitting heeft de vrouw haar verzoeken over de alimentatie ingetrokken. Verder hebben beide partijen de verzoeken over de woning ingetrokken.

3.De beoordeling

De bevoegdheid van de rechtbank en het recht dat van toepassing is
3.1.
De rechtbank is bevoegd te beslissen op de verzoeken van partijen en het Nederlands recht is op die verzoeken van toepassing.
De beslissing
3.2.
De rechtbank zal de echtscheiding tussen partijen uitspreken en het hoofdverblijf van [minderjarige 1 (voornaam)] bij de vrouw bepalen. Verder zal vaststellen dat de man en [minderjarige 1 (voornaam)] één keer per vier weken één uur contact hebben onder professionele begeleiding.
De andere verzoeken over de zorgregeling en de partneralimentatie worden afgewezen. De rechtbank zal hierna uitleggen waarom zij deze beslissingen neemt.
De beschikking over [minderjarige 2 (voornaam)]
3.3.
De vrouw heeft een beschikking van 15 april 2024 ingediend die gaat over [minderjarige 2 (voornaam)] , de andere dochter van de man. Anders dan de man wil, neemt de rechtbank de beschikking mee in de beoordeling. De beschikking gaat over het gezag en het contact met de halfzus van [minderjarige 1 (voornaam)] . De beschikking geeft daardoor een completer beeld van de situatie. Daarom vindt de rechtbank de beschikking relevant voor de beslissingen in deze procedure.
De echtscheiding
3.4.
De rechtbank zal de echtscheiding tussen partijen uitspreken omdat aan de wettelijke vereisten is voldaan. [1] De vrouw vindt namelijk dat het huwelijk van partijen duurzaam is ontwricht. Dat betekent dat partijen niet samen verder kunnen als echtgenoten.
Het hoofdverblijf van [minderjarige 1 (voornaam)]
3.5.
Partijen zijn het erover eens dat het hoofdverblijf van [minderjarige 1 (voornaam)] bij de vrouw zal zijn. De rechtbank zal dit daarom zo bepalen.
De zorgregeling
3.6.
De rechtbank stelt vast dat de man en [minderjarige 1 (voornaam)] één keer per vier weken één uur contact hebben onder professionele begeleiding, waarbij de GI de regie heeft. De rechtbank legt hierna uit waarom.
3.7.
Voorop staat dat de man de vader is van [minderjarige 1 (voornaam)] . Daarom is het in het belang van [minderjarige 1 (voornaam)] dat zij de man zelf kan leren kennen en zich een eigen beeld van hem kan vormen. Maar partijen en [minderjarige 1 (voornaam)] hebben veel meegemaakt. Partijen zijn uit elkaar gegaan, waardoor de vrouw en [minderjarige 1 (voornaam)] vaak zijn verhuisd en [minderjarige 1 (voornaam)] meerdere keren van school is gewisseld.
De man is veroordeeld voor het (gewoonte)bezit en het in grote hoeveelheden vervaardigen van kinder- en dierenporno. Daarom zit hij nu bijna twee jaar in de gevangenis. Het NIFP heeft de man in de strafzaak onderzocht en gediagnosticeerd met een autismespectrumstoornis en een pedofiele stoornis. De man is het niet eens met de diagnoses. Hij heeft daarom een tuchtklacht ingediend. De man is niet in hoger beroep gegaan, onder meer vanwege het risico op een hogere straf. Daarmee staat de veroordeling dus vast. In het strafvonnis staat dat de man zich aangetrokken voelt tot meisjes met aan Aziatische afkomst van zeven tot elf jaar oud. Eén van de bijzondere voorwaarden die aan het voorwaardelijke strafdeel zijn verbonden, houdt daarom in dat de man ‘
op geen enkele wijze contact mag hebben met minderjarigen; als deze contacten onvermijdelijk zijn, zorgt de veroordeelde [de man] dat de moeders van zijn kinderen hierbij altijd aanwezig zijn en/of een gespecialiseerde hulpverlenende instantie zoals Veilig Thuis , de Jeugdbescherming en/of een door hen – in overleg met reclassering – aangewezen zorgverlener’.
Hieruit volgt dat de man alleen onder begeleiding contact met [minderjarige 1 (voornaam)] kan en mag hebben. Inmiddels is de GI betrokken vanuit de ondertoezichtstelling.
Omdat de man op dit moment nog in de gevangenis zit, zal het contact tussen de man en [minderjarige 1 (voornaam)] op een onnatuurlijke plek moeten plaatsvinden, wat op zichzelf ook nog belastend kan zijn voor [minderjarige 1 (voornaam)] . Om deze redenen heeft de rechtbank grote zorgen over het contact tussen de man en [minderjarige 1 (voornaam)] en vindt de rechtbank dat het contact niet door de moeder, maar alleen onder professionele begeleiding kan plaatsvinden.
3.8.
Partijen hebben de afgelopen tijd zelf geprobeerd om begeleiding te vinden voor de contactmomenten in de gevangenis. Dat bleek niet makkelijk te zijn. Daardoor is het laatste contact tussen de man en [minderjarige 1 (voornaam)] eind 2022 geweest. De belmomenten zijn wel doorgegaan, maar verliepen niet altijd goed. De man vindt dat de vrouw de gesprekken te vaak onderbrak of te snel afbrak. Andersom vindt de vrouw dat de man niet goed kan aansluiten bij [minderjarige 1 (voornaam)] . De man stelde [minderjarige 1 (voornaam)] bijvoorbeeld vragen die zij niet kon beantwoorden, zoals wanneer zij elkaar weer zouden zien. De rechtbank begrijpt dat de man heeft gereageerd en gehandeld vanuit emotie, maar dit soort vragen zijn voor [minderjarige 1 (voornaam)] belastend. Hierdoor zijn er ook zorgen over de opvoedvaardigheden van de man. Ook daarom is het nodig dat het contact tussen de man en [minderjarige 1 (voornaam)] wordt begeleid.
3.9.
De Raad heeft in het aanvullend rapport één begeleid contactmoment per maand tussen de man en [minderjarige 1 (voornaam)] geadviseerd.
In de beschikking over de ondertoezichtstelling van 31 mei 2024 staan doelen over het contact tussen de man en [minderjarige 1 (voornaam)] . Zo moet de jeugdbeschermer onderzoeken of de vrouw en [minderjarige 1 (voornaam)] genoeg draagkracht hebben voor het contact tussen de man en [minderjarige 1 (voornaam)] . Als de vrouw en [minderjarige 1 (voornaam)] genoeg draagkracht hebben, moet het contact onder begeleiding van een deskundige plaatsvinden. De vrouw en [minderjarige 1 (voornaam)] moeten daarbij gesteund en begeleid worden.
De vrouw wil dat deze doelen worden gevolgd. De rechtbank begrijpt dat het voor de vrouw, die zelf een Aziatische achtergrond heeft, heel erg moeilijk is om achter het contact tussen de man en [minderjarige 1 (voornaam)] te staan. [minderjarige 1 (voornaam)] is half-Aziatisch, en valt dus in de categorie kinderen waartoe de man zich aangetrokken voelt.
De rechtbank vindt het daarom verstandig dat de vrouw inmiddels hulp krijgt van een psycholoog. Het is knap van haar dat zij onder de gegeven omstandigheden toch kan instemmen met één begeleid contactmoment per maand. Hieruit leidt de rechtbank af dat de vrouw daar op dit moment genoeg draagkracht voor heeft. De man kan ook instemmen met één begeleid contactmoment per maand. Maar hij wil dat de rechtbank dit vaststelt, omdat hij bang is dat de vrouw anders niet zal meewerken aan de contactmomenten tussen hem en [minderjarige 1 (voornaam)] .
3.10.
Omdat er een ondertoezichtstelling is, ligt de regie over het contact tussen de man en [minderjarige 1 (voornaam)] bij de jeugdbeschermer. Volgens de hiervoor genoemde bijzondere voorwaarde zou dit ook in overleg met de reclassering moeten gebeuren.
Gelet op wat hiervoor is besproken, zal de rechtbank nu wel vaststellen dat de man en [minderjarige 1 (voornaam)] in ieder geval één contactmoment van één uur per vier weken zullen hebben. Uit praktische overwegingen hanteert de rechtbank een periode van vier weken in plaats van een maand. Dan kan er een vaste dag worden afgesproken waarop de begeleiding plaatsvindt.
De GI heeft op de zitting gezegd dat zij mogelijkheden hebben om het contact in de gevangenis te begeleiden. De verwachting is dat de man vanaf januari 2025 uit de gevangenis komt. De rechtbank gaat ervan uit dat de begeleiding voor de contactmomenten buiten de gevangenis makkelijker te regelen is dan in de gevangenis.
De rechtbank vindt dat de begeleide contactmomenten zo snel mogelijk moeten starten.
De GI heeft de regie om het contact tussen de man en [minderjarige 1 (voornaam)] verder vorm te geven.
3.11.
Op de zitting is gesproken over het nieuwe adres van de vrouw en [minderjarige 1 (voornaam)] . De vrouw wil haar nieuwe adres uit angst voor de man niet met hem delen. Aan de ene kant begrijpt de rechtbank dat. Aan de andere kant mag de man vanaf augustus 2024 een traject starten waarbij hij buiten de gevangenis mag werken, maar in de gevangenis moet slapen. Hij krijgt dan een enkelband.
Die enkelband is nu zo ingesteld dat hij bij een aantal adressen niet mag komen. Voor het gevoel van veiligheid kan het juist goed zijn als het adres van de vrouw en [minderjarige 1 (voornaam)] ook wordt ingesteld als een adres waar de man niet mag komen.
De alimentatie
3.12.
De rechtbank vindt dat de gedragingen van de man waarvoor hij is veroordeeld ook tegenover de vrouw zodanig grievend zijn, dat in redelijkheid niet van de vrouw kan worden gevraagd om aan de man partneralimentatie te betalen.
3.13.
Zoals hiervoor uitgelegd, is de man is veroordeeld voor het (gewoonte)bezit en vervaardigen van grote hoeveelheden kinder- en dierenporno. Hij is niet in hoger beroep gegaan, dus zijn veroordeling staat vast. In het strafvonnis staat dat hij onder meer kinderpornografische foto’s van zijn andere dochter heeft gemaakt. Ook staat in het vonnis dat de man een pedofiele stoornis heeft en zich seksueel aangetrokken voelt tot meisjes met een Aziatische afkomst van zeven tot elf jaar oud.
De vervolging en veroordeling van de man heeft grote gevolgen gehad voor de vrouw en [minderjarige 1 (voornaam)] . Partijen zijn gescheiden. De vrouw en [minderjarige 1 (voornaam)] raakten hun woning kwijt en moesten meerdere keren verhuizen, waardoor [minderjarige 1 (voornaam)] meerdere keren van school is gewisseld.
Dit heeft de vrouw allemaal alleen moeten opvangen, omdat de man in de gevangenis zit.
De vrouw zelf heeft hier niets aan kunnen doen; het is haar overkomen. De man heeft hiermee niet alleen het vertrouwen van de vrouw geschonden, maar ook is de veiligheid van [minderjarige 1 (voornaam)] in gevaar gekomen. De vrouw heeft hierdoor hulp nodig van een psycholoog. Hoewel de strafbare feiten van de man niet rechtstreeks tegen de vrouw zijn gepleegd, raakt het gedrag van de man haar wel. Het raakt haar identiteit, omdat zij zelf Aziatisch is. Ook raakt het hun dochter, omdat zij half-Aziatisch is. De vrouw vraagt zich af of de man haar heeft uitgezocht om met haar half-Aziatische kinderen te krijgen. Als moeder van [minderjarige 1 (voornaam)] , zal zij [minderjarige 1 (voornaam)] willen beschermen en wellicht nooit meer vertrouwen krijgen in de man als de vader van [minderjarige 1 (voornaam)] . Daar zal zij mee moeten leren leven en daarmee is haar leven voor altijd overhoop gegooid.
De rechtbank vindt dan ook dat de misdragingen van de man ook tegenover de vrouw zodanig grievend zijn, dat in redelijkheid niet van de vrouw kan worden gevraagd om aan de man partneralimentatie te betalen. Daardoor verliest de man zijn aanspraak op partner-alimentatie. De rechtbank komt hierdoor niet meer toe aan de beoordeling van de behoefte van de man en de draagkracht van de vrouw.
‘Uitvoerbaar bij voorraad’
3.14.
De rechtbank zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren. Dat betekent dat de beslissing moet worden gevolgd, ook als één van partijen hoger beroep instelt tegen deze beslissing. De beslissing van de rechtbank geldt in dat geval totdat het gerechtshof een andere beslissing neemt. De uitvoerbaarheid bij voorraad geldt niet voor de echtscheiding. De echtscheiding kan namelijk op grond van de wet niet uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard.
De proceskosten
3.15.
De rechtbank zal beslissen dat ieder de eigen proceskosten betaalt, omdat zij geen reden ziet om één van partijen in de proceskosten te veroordelen.
Hierna volgt de beslissing. De rechtbank gebruikt daar de begrippen uit de wet.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
spreekt de echtscheiding uit tussen partijen, getrouwd op [trouwdatum] 2017 in [plaats 1] ;
4.2.
bepaalt dat [minderjarige 1 (voornaam)] haar hoofdverblijfplaats heeft bij de vrouw;
4.3.
stelt vast dat de man en [minderjarige 1 (voornaam)] één keer per vier weken één uur contact hebben onder professionele begeleiding, waarbij de GI de regie heeft;
4.4.
verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad, behalve voor zover het de echtscheiding betreft;
4.5.
bepaalt dat partijen hun eigen proceskosten betalen;
4.6.
wijst de verzoeken van partijen voor het overige af.
Dit is de beslissing van de rechtbank, genomen door mr. R.R. Everaars-Katerberg, (kinder)rechter, in samenwerking met mr. J.V. Verduijn, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 19 juli 2024.
Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.

Voetnoten

1.Artikel 1:151 van het Burgerlijk Wetboek.