ECLI:NL:RBMNE:2024:4282

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
18 juli 2024
Publicatiedatum
16 juli 2024
Zaaknummer
C/16/577102 / KG ZA 24-316
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming voor verhuizing en kindertherapie in kort geding

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter op 18 juli 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de moeder en de vader van een minderjarige. De moeder vorderde vervangende toestemming om met de minderjarige te verhuizen naar een andere woonplaats, waar zij een nieuwe baan heeft aanvaard. Daarnaast vroeg zij toestemming om de minderjarige in te schrijven op een nieuwe school en om de zorgregeling voorlopig te wijzigen. De vader voerde verweer en vorderde voorwaardelijk dat de minderjarige aan hem zou worden toevertrouwd en stelde een alternatieve zorgregeling voor.

De voorzieningenrechter heeft de vordering van de moeder om vervangende toestemming voor de verhuizing afgewezen. De rechter oordeelde dat de noodzaak voor de verhuizing niet voldoende was aangetoond en dat de wijziging van de zorgregeling grote gevolgen zou hebben voor de minderjarige. De vorderingen van de moeder om de minderjarige in te schrijven op een andere school en de zorgregeling te wijzigen werden eveneens afgewezen. Echter, de vordering van de moeder om toestemming te krijgen voor kindertherapie met diagnostiek werd toegewezen, omdat beide ouders het erover eens waren dat de minderjarige hulp nodig heeft. De voorzieningenrechter verklaarde deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zodat de minderjarige zo snel mogelijk kan beginnen met de therapie.

De uitspraak benadrukt het belang van gezamenlijke besluitvorming tussen ouders bij kwesties die het welzijn van de minderjarige aangaan, en de noodzaak om zorgvuldig om te gaan met verzoeken om vervangende toestemming in kort geding procedures.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familierecht
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/577102 / KG ZA 24-316
Vonnis in kort geding van 18 juli 2024
in de zaak van
[de moeder],
wonende in [woonplaats] ,
eiseres in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. E.M. Rengelink,
tegen
[de vader],
wonende in [woonplaats] ,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. S.S. Zijderveld.
Partijen zullen hierna de moeder en de vader genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van de moeder van 26 juni 2024 met bijlagen;
  • de conclusie van antwoord, tevens eis in reconventie, van de man van 2 juli 2024 met bijlagen;
  • de mondelinge behandeling van 4 juli 2024, waarbij beide partijen met hun advocaten zijn verschenen.
1.2.
Vervolgens is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn de ouders van:
[minderjarige], geboren op [2017] in [geboorteplaats] .
2.2.
Partijen zijn samen belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.3.
Deze rechtbank heeft bij beschikking van 6 juli 2023 de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] vastgesteld bij de moeder. Bij diezelfde beschikking is een zorgregeling vastgesteld tussen de vader en [minderjarige] die inhoudt dat [minderjarige] de ene week van vrijdagmiddag uit school tot dinsdagochtend naar school bij de vader is en de andere week van maandagmiddag uit school tot woensdagochtend naar school.

3.Het geschil

3.1.
De moeder vordert:
I. aan haar vervangende toestemming te verlenen om met [minderjarige] te verhuizen naar [woonplaats] , althans naar een plaats dichterbij maar in de omgeving van de nieuwe standplaats [plaats] , alwaar de moeder een betrekking als [functie] heeft aanvaard;
II. aan de moeder vervangende toestemming te verlenen om [minderjarige] in te schrijven op de [school] in [plaats] , althans een school zoveel mogelijk in de buurt van de nieuwe woonplaats van de moeder, als bedoeld onder nummer I;
III. de huidige zorgregeling in afwachten van de bodemprocedure wegens gewijzigde omstandigheden voorlopig te wijzen zo, dat: [minderjarige] eens in de twee weken een weekend bij de man zal zijn van vrijdag uit school tot en met zondagavond 17:30 uur, althans te wijzigen in een voorlopige regeling zoals door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen;
IV. aan de moeder vervangende toestemming te verlenen om [minderjarige] in te schrijven voor kindertherapie bij een kindertherapeut met diagnostiek en hem deze behandeling ook te laten ondergaan.
3.2.
De vader voert verweer. Hij vordert voorwaardelijk:
I. [minderjarige] voor de duur van het geding toe te vertrouwen aan de vader;
II. de volgende voorlopige zorgregeling vast te stellen:
- [minderjarige] verblijft één keer per 14 dagen een weekend van vrijdag uit school tot en met zondagavond 17.30 uur bij zijn moeder;
- alsmede de helft van de vakanties, feestdagen en overige vrije dagen;
- alsmede elke woensdag na school tot 19.00 uur, waarbij de moeder [minderjarige] haalt van school en hem weer thuisbrengt bij de vader;
- daarnaast biedt de vader aan de moeder de mogelijkheid [minderjarige] de woensdagen ’s middags op te halen van school en de donderdagen in de ochtend weer terug te brengen naar school.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Conclusie

4.1.
De voorzieningenrechter zal de vordering van de moeder om aan haar vervangende toestemming te verlenen om te verhuizen naar [woonplaats] of omgeving, afwijzen. Dit betekent dat ook de vorderingen van de moeder om [minderjarige] in te schrijven op een andere school en voorlopig de zorgregeling te wijzigen worden afgewezen. De voorzieningenrechter wijst wel de vordering van de moeder toe onder IV. De vorderingen van de vader zijn voorwaardelijk voor het geval dat de moeder mocht verhuizen met [minderjarige] , dus zullen ook worden afgewezen. De beslissingen worden hierna toegelicht.
De vorderingen van de moeder
Spoedeisend belang
4.2.
In een kortgedingprocedure is het nodig dat sprake is van een spoedeisend belang. Dat betekent dat de eisende partij op korte termijn een beslissing van de voorzieningenrechter nodig heeft en een beslissing in een bodemprocedure niet kan afwachten. Degene die een tegenvordering instelt, moet ook een spoedeisend belang hebben.
4.3.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat het spoedeisend belang van de moeder voldoende vast is komen te staan. De moeder heeft namelijk een nieuwe baan als [functie] in [plaats] aangeboden gekregen en wil deze zomer naar [woonplaats] verhuizen met [minderjarige] , zodat [minderjarige] vanaf 1 september 2024 op een nieuwe school kan beginnen. De vader is het hier niet mee eens. De moeder heeft daarom een voldoende spoedeisend belang bij een beslissing op haar vorderingen.
Vervangende toestemming verhuizing
4.4.
De voorzieningenrechter zal de vordering van de moeder om vervangende toestemming voor de verhuizing afwijzen en dit hierna toelichten.
4.5.
Het staat de moeder vrij te gaan, te staan en te verblijven waar zij wil. Dit geldt echter niet voor [minderjarige] . Omdat er sprake is van gezamenlijk gezag over [minderjarige] moeten de moeder en de vader gezamenlijk beslissingen nemen over [minderjarige] , zoals over zijn woonplaats. De ouders moeten daarover samen overleggen omdat een verhuizing nu eenmaal (grote) gevolgen kan hebben, bijvoorbeeld voor het contact met de andere ouder en de school van [minderjarige] . Als de ouders het niet eens worden over een verhuizing, moet degene die wil verhuizen dit voorleggen aan de rechtbank en vervangende toestemming voor de verhuizing vragen. De rechtbank neemt dan in een bodemprocedure een zodanige beslissing als haar in het belang van het kind wenselijk voorkomt (artikel 1:253a lid 1 BW). Doorgaans worden verhuiszaken bij deze rechtbank behandeld door een meervoudige kamer (met drie rechters) in een bodemprocedure. In een bodemprocedure kan namelijk goed gekeken worden naar alle omstandigheden van het geval en kunnen de belangen goed worden afgewogen. Ook is in een bodemprocedure een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig bij de zitting om de rechtbank van advies te kunnen voorzien.
4.6.
In dit geval is de moeder geen bodemprocedure gestart, maar is zij een kort gedingprocedure begonnen. In heel uitzonderlijke gevallen kan een verzoek om vervangende toestemming om te verhuizen met een kind worden toegewezen in een kort gedingprocedure. Dit is met name het geval als op voorhand heel duidelijk is wat de uitkomst van de bodemprocedure zal zijn. Dan moet voldoende aannemelijk zijn dat de vorderingen van de moeder in de bodemprocedure zullen worden toegewezen. De voorzieningenrechter is van oordeel dat hiervan in deze procedure geen sprake is. Het is namelijk zeer onzeker of de moeder in een bodemprocedure vervangende toestemming van de rechtbank zal krijgen om met [minderjarige] te verhuizen naar [woonplaats] . Dit komt met name doordat de zorgregeling bij een verhuizing compleet zal veranderen. Op dit moment hebben de ouders co-ouderschap en na een verhuizing zal de vader [minderjarige] alleen nog in het weekend kunnen zien. Ook is de voorzieningenrechter van oordeel dat de noodzaak van de moeder om te verhuizen niet vaststaat. De moeder wil graag een betrekking als [functie] en die heeft zij ook gekregen in [plaats] , maar aannemelijk is dat de moeder ook in de regio Utrecht een baan met een dergelijk salaris zou kunnen krijgen. Mogelijk zal zij dan niet als [functie] kunnen werken, maar iets anders in dezelfde richting kan ook.
4.7.
De voorzieningenrechter begrijpt dat het vervelend is voor de moeder dat zij nu in een financiële ‘noodtoestand’ zit, maar die is ontstaan doordat zij niet elke soort baan aanneemt. De moeder zoekt immers alleen naar een heel specifieke baan, terwijl zij ook ruimer zou kunnen zoeken. Verder heeft de moeder gesteld dat er een noodzaak is om te verhuizen omdat haar huidige woning traumatisch is voor haar vanwege gebeurtenissen die zij daar in het verleden heeft meegemaakt. De moeder kan echter ook opzoek gaan naar een andere woning in de omgeving van [plaats] . Zij heeft namelijk tijdens de zitting verklaard dat zij een zeer aantrekkelijke woning heeft die zij gemakkelijk kan ruilen.
4.8.
Concluderend is de voorzieningenrechter van oordeel dat de noodzaak van de moeder om te verhuizen vooralsnog niet vaststaat. Dit in samenhang met het feit dat de zorgregeling tussen de vader en [minderjarige] compleet zal veranderen, maakt dat het voor de voorzieningenrechter niet duidelijk is hoe de belangenafweging in de bodemprocedure zal uitpakken. In deze kort geding procedure is geen ruimte om hierop vooruit te lopen. Hierdoor ontstaat enkel onrust en het risico op onnodige verhuisbewegingen. Dat acht de voorzieningenrechter niet in het belang van partijen en zeker niet van [minderjarige] .
Inschrijving school en wijziging zorgregeling
4.9.
Nu de moeder geen vervangende toestemming krijgt om met [minderjarige] te verhuizen, zal de voorzieningenrechter ook de vordering afwijzen om [minderjarige] in te schrijven op een andere school. Hetzelfde geldt voor de vordering om voorlopig de zorgregeling te wijzigen.
Vervangende toestemming kindertherapie
4.10.
De voorzieningenrechter zal de vordering van de moeder ten aanzien van de kindertherapie wel toewijzen. Dit betekent dat de moeder toestemming krijgt om [minderjarige]
in te schrijven voor kindertherapie bij een kindertherapeut met diagnostiek en hem deze behandeling ook te laten ondergaan.
4.11.
Tijdens de zitting is duidelijk geworden dat de ouders het er beiden over eens zijn dat [minderjarige] hulpverlening moet krijgen, maar zij zijn het niet eens of dit ook met diagnostiek moet zijn. De moeder wil graag dat er diagnostiek plaatsvindt en de vader vindt dit niet nodig. De vader stelt dat als er iets is met [minderjarige] , dat dit komt door de situatie tussen partijen en dat dit dan niet aan [minderjarige] ligt. Dit zou heel goed kunnen. Ook is niet uit te sluiten dat kindfactoren een rol spelen omdat [minderjarige] ook al voor de scheiding hulp nodig had. Doordat de ouders het hier niet over eens kunnen worden heeft [minderjarige] al langer dan een halfjaar geen hulpverlening. De voorzieningenrechter vindt dit niet in het belang van [minderjarige] . De voorzieningenrechter zal toestemming geven voor kindertherapie met diagnostiek, gelet op het advies van de praktijkondersteuner van de huisarts. Uit de diagnostiek kan ook komen dat geen sprake is van kindgebonden problematiek. Dit geeft dan voor de ouders ook duidelijkheid. Het is in ieder geval belangrijk dat deze patstelling wordt doorbroken en dat [minderjarige] zo snel mogelijk hulpverlening krijgt.
Uitvoerbaarheid bij voorraad
4.12.
De voorzieningenrechter zal de beslissing ten aanzien van de kindertherapie uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals door de moeder is gevorderd. Dat wil zeggen dat de beslissing moet worden uitgevoerd, ook al wordt er hoger beroep ingesteld. De voorzieningenrechter vindt het namelijk belangrijk dat [minderjarige] zo snel mogelijk kan beginnen met de kindertherapie.
De vorderingen van de vader
4.13.
Voor het geval de moeder toestemming zou krijgen van de voorzieningenrechter om met [minderjarige] naar [woonplaats] te verhuizen, heeft de vader gevorderd om [minderjarige] aan hem toe te vertrouwen en de zorgregeling voorlopig te wijzigen. Nu de vorderingen van de moeder worden afgewezen, wijst de voorzieningenrechter de vorderingen van de vader ook af.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
verleent aan de moeder vervangende toestemming om [minderjarige] in te schrijven voor kindertherapie bij een kindertherapeut met diagnostiek en hem deze behandeling ook te laten ondergaan;
5.2.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.3.
wijst de vorderingen van partijen voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.A.T. Engbers, voorzieningenrechter, in samenwerking met mr. H.E. Broersma, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 18 juli 2024. [1]

Voetnoten

1.type: BH(MN