ECLI:NL:RBMNE:2024:4281

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
18 juli 2024
Publicatiedatum
16 juli 2024
Zaaknummer
C/16/577375 / KG ZA 24-335
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot opheffing executoriaal beslag en verbeurde dwangsommen in kort geding

In deze zaak, die zich afspeelt in het familierecht, heeft de vrouw een kort geding aangespannen tegen de man, waarbij zij vorderingen heeft gedaan tot opheffing van executoriaal beslag en het staken van de incasso van dwangsommen. De vrouw en de man zijn voormalige echtgenoten en hebben gezamenlijk een woning in Marokko. De vrouw stelt dat zij heeft voldaan aan een eerder vonnis van de rechtbank, waarin zij werd veroordeeld om haar medewerking te verlenen aan de overdracht van de woning aan de man. De man heeft echter beslag gelegd op het loon van de vrouw, omdat hij meent dat de vrouw niet aan haar verplichtingen heeft voldaan. Tijdens de procedure is gebleken dat er een blokkade in het Marokkaanse kadaster staat geregistreerd, waardoor de overdracht van de woning niet kan plaatsvinden. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de vrouw onvoldoende heeft aangetoond dat zij aan de vereisten van het vonnis heeft voldaan. Hierdoor zijn de dwangsommen verbeurd en is het loonbeslag terecht gelegd. De vorderingen van de vrouw zijn afgewezen, en zij is in de proceskosten verwezen. Het vonnis is uitgesproken op 18 juli 2024.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familierecht
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/577375 / KG ZA 24-335
Vonnis in kort geding van 18 juli 2024
in de zaak van
[eiseres],
wonende in [woonplaats] ,
eiseres,
advocaat mr. L. Barou,
tegen
[gedaagde],
wonende in [woonplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. E.I. Robert.
Partijen zullen hierna de vrouw en de man genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van de vrouw van 1 juli 2024 met bijlagen;
  • de brief van de vrouw van 2 juli 2024 met bijlage;
  • de brief van de man van 3 juli 2024 met bijlagen;
  • de mondelinge behandeling van 4 juli 2024, waarbij beide partijen met hun advocaten zijn verschenen. Aan de heer [A] (stagiair van mr. Barou) is bijzondere toegang tot de zittingszaal verleend.
1.2.
Vervolgens is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn beiden eigenaar van de woning aan de [adres] in [woonplaats] , Marokko.
2.2.
Partijen zijn met elkaar getrouwd geweest. Bij beschikking van 17 februari 2021 is de echtscheiding tussen hen uitgesproken. Die beschikking is op 24 februari 2021 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
2.3.
Partijen hebben op 19 januari 2021 een echtscheidingsconvenant en een vaststellingsovereenkomst ondertekend.
2.4.
Partijen hebben over de uitleg van deze twee documenten geprocedeerd in Nederland, waarbij (met name) in geschil was de verdeling van de gezamenlijke woning van partijen staande en gelegen aan de [adres] te [woonplaats] in Marokko. Daarbij ging het om de vraag of de man voor de toedeling van de woning aan hem wel of geen vergoeding aan de vrouw verschuldigd was. In die procedure heeft er op 12 oktober 2023 een mondelinge behandeling plaatsgevonden bij deze rechtbank.
2.5.
Daarna, op 30 oktober 2023 heeft de vrouw een rechtszaak in Marokko aanhangig gemaakt tot verdeling van diezelfde woning van partijen in Marokko.
2.6.
Bij vonnis van 22 november 2023 heeft deze rechtbank op het geschil over de woning beslist en - onder meer - de vrouw veroordeeld tot nakoming van de vaststellingsovereenkomst van 19 januari 2021. Die veroordeling strekt ertoe dat de vrouw haar medewerking moet verlenen aan het op naam van de man zetten van de woning door samen met de man naar het Marokkaanse consulaat te gaan en de benodigde formaliteiten te regelen, zonder dat de vrouw nog een vordering op de man heeft wegens overbedeling.
2.7.
Op 2 februari 2024 heeft de vrouw in het kadaster voor onroerend goed in Marokko haar rechtszaak laten registreren inzake de verdeling van het onroerend goed.
2.8.
Op 7 februari 2024 heeft er een kort gedingzitting plaatsgevonden in deze rechtbank. Dit ging om de nakoming van het vonnis van 22 november 2023. Vervolgens is de vrouw in het vonnis van 16 februari 2024 van deze rechtbank veroordeeld om binnen drie weken na betekening van dit vonnis haar medewerking te verlenen aan het op naam van de man zetten van de woning in Marokko door samen met de man naar het Marokkaanse consulaat te gaan en de benodigde formaliteiten te regelen, waaronder in elk geval het verlenen van een machtiging aan een derde om bij een notaris in Marokko de woning op naam van de man te zetten, onder verbeurte van een dwangsom van € 250,- per dag, tot een maximum van € 25.000,- is bereikt. Deze beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
2.9.
Op 7 maart 2024 heeft de vrouw haar halfzus gemachtigd om de woning om namens haar de woning in Marokko op naam van de man te zetten.
2.10.
Op 12 juni 2024 is het vonnis van 22 november 2023 in kracht van gewijsde gegaan. Dit blijkt uit de akte van non appèl van 12 juni 2024.
2.11.
Op 19 juni 2024 is door de man executoriaal derdenbeslag op het loon van de vrouw gelegd.

3.Het geschil

3.1.
De vrouw vordert:
I. de man te veroordelen met onmiddellijke ingang de opeising van de dwangsommen te staken en gestaakt te houden en alle gelegde beslagen op te heffen, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,- per dag;
II. de man te veroordelen in de kosten van deze procedure.
3.2.
De man voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De voorzieningenrechter zal de vorderingen van de vrouw afwijzen en dit hierna toelichten.
4.2.
De voorzieningenrechter is, gelet op artikel 438 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, bevoegd de onderhavige vordering te behandelen. De vrouw heeft ook een spoedeisend belang bij deze vordering. Dit blijkt in voldoende mate uit de aard van de vordering en de door de vrouw gestelde financiële problemen die door de executie ontstaan.
De vrouw voert zelfs aan dat zij door de executie van de dwangsommen in een noodtoestand verkeert.
4.3.
Voor de beslissing op de vordering van de vrouw is primair en met name van belang of de vrouw daadwerkelijk een rechterlijk bevel niet of onvoldoende heeft nageleefd waardoor dwangsommen zijn verbeurd. Dit is de kern van het geschil tussen partijen.
De vrouw voert namelijk aan dat de man de dwangsommen onterecht incasseert omdat zij het vonnis van deze rechtbank van 16 februari 2024 (hierna: het vonnis) wel nakomt.
4.4.
De vrouw stelt dat zij aan het vonnis heeft voldaan doordat zij op 7 maart 2023 haar halfzus heeft gemachtigd om namens haar de woning in Marokko op naam van de man te zetten. Volgens de vrouw heeft de man vervolgens niets in werking gesteld om de overdracht te realiseren. De halfzus is bijvoorbeeld niet opgeroepen door de man om bij de notaris in Marokko te verschijnen voor de overdracht van de woning. De man betwist dat hij niet zou hebben geprobeerd om de overdracht te realiseren. Hij heeft verschillende notarissen gebeld om de overdracht te regelen, maar die geven allemaal aan dat er een blokkade staat geregistreerd in het kadaster in Marokko bij de woning van partijen en dat het daarom geen zin heeft om een overdracht te organiseren, omdat deze blokkade het transport onmogelijk maakt. De vrouw stelt daarop dat de man hiervan geen bewijs heeft overgelegd. De man betwist dat hij daarvan geen bewijs heeft overgelegd en wijst op een door hem in het geding gebrachte verklaring van zijn advocaat in Marokko die dit bevestigt. De vrouw vindt deze verklaring partijdig en daarom onbetrouwbaar.
4.5.
De voorzieningenrechter stelt vast dat de vrouw op 3 april 2024 in haar akte van repliek in de procedure in Marokko (productie 5 van de man) het volgende stelt:
“En aangezien vervolgens wat de gedaagde ingebracht heeft dat er een overeenkomst is over dat de eiseres afstand heeft gedaan van dat onroerend goed, heeft hij niet kunnen bewijzen en er is daarvoor geen bewijs in Marokko, (…)”.De vertaling is in krom Nederlands maar duidelijk is wel dat de vrouw in de akte betwist dat zij afstand heeft gedaan van haar aandeel in de woning. Dit is in strijd met de tekst van de eerder door haar afgegeven machtiging aan haar halfzus van 7 maart 2024, waarin die afstand wel vermeld staat. De voorzieningenrechter concludeert hieruit dat de vrouw zich nog steeds verzet tegen de overdracht om niet en dus niet wil voldoen aan het vonnis. Dit wordt versterkt door het feit dat de vrouw op 2 februari 2024 in het kadaster voor onroerend goed in Marokko haar Marokkaanse rechtszaak heeft laten registreren inzake de verdeling van de woning in Marokko. Uit de brief van de Marokkaanse advocaat van de man blijkt voldoende dat die registratie een blokkade vormt voor de overdracht.
4.6.
Onder deze omstandigheden is onvoldoende aannemelijk geworden dat de vrouw aan alle benodigde formaliteiten heeft voldaan om uitvoering te geven aan het vonnis van 16 februari 2024. Dit betekent dat de dwangsommen zijn verbeurd en dat de man terecht loonbeslag heeft gelegd. Er bestaan naar het oordeel van de voorzieningenrechter ook uit andere hoofde geen redenen om het loonbeslag op te heffen. Voor zover de vrouw door het loonbeslag in een noodtoestand komt, heeft zij dit zelf veroorzaakt.
4.7.
De voorzieningenrechter zal de vordering van de vrouw om de man te veroordelen in de proceskosten afwijzen. Nu de vrouw in het ongelijk wordt gesteld is er geen reden om de man te veroordelen in de proceskosten.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
wijst de vorderingen van de vrouw af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.A.T. Engbers, voorzieningenrechter, in samenwerking met mr. H.E. Broersma, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 18 juli 2024.