Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
- de dagvaarding van de vrouw van 1 juli 2024 met bijlagen;
- de brief van de vrouw van 2 juli 2024 met bijlage;
- de brief van de man van 3 juli 2024 met bijlagen;
- de mondelinge behandeling van 4 juli 2024, waarbij beide partijen met hun advocaten zijn verschenen. Aan de heer [A] (stagiair van mr. Barou) is bijzondere toegang tot de zittingszaal verleend.
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
“En aangezien vervolgens wat de gedaagde ingebracht heeft dat er een overeenkomst is over dat de eiseres afstand heeft gedaan van dat onroerend goed, heeft hij niet kunnen bewijzen en er is daarvoor geen bewijs in Marokko, (…)”.De vertaling is in krom Nederlands maar duidelijk is wel dat de vrouw in de akte betwist dat zij afstand heeft gedaan van haar aandeel in de woning. Dit is in strijd met de tekst van de eerder door haar afgegeven machtiging aan haar halfzus van 7 maart 2024, waarin die afstand wel vermeld staat. De voorzieningenrechter concludeert hieruit dat de vrouw zich nog steeds verzet tegen de overdracht om niet en dus niet wil voldoen aan het vonnis. Dit wordt versterkt door het feit dat de vrouw op 2 februari 2024 in het kadaster voor onroerend goed in Marokko haar Marokkaanse rechtszaak heeft laten registreren inzake de verdeling van de woning in Marokko. Uit de brief van de Marokkaanse advocaat van de man blijkt voldoende dat die registratie een blokkade vormt voor de overdracht.