ECLI:NL:RBMNE:2024:4271

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
15 juli 2024
Publicatiedatum
16 juli 2024
Zaaknummer
AWB - 23 _ 4709
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de WIA-uitkering en arbeidsongeschiktheid van eiseres na ziekte en ongeval

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 15 juli 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een apothekersassistente, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) over de toekenning van een WIA-uitkering. Eiseres had zich op 23 februari 2021 ziekgemeld na een ongeval en na een wachttijd van 104 weken een WIA-uitkering aangevraagd. Het Uwv kende haar een uitkering toe met een arbeidsongeschiktheid van 58,94%, maar verklaarde haar bezwaar ongegrond. Eiseres ging in beroep, waarbij zij aanvoerde dat haar beperkingen onvoldoende waren erkend en dat haar medische situatie niet correct was beoordeeld.

De rechtbank beoordeelde of het Uwv de regels uit de wet correct had toegepast en of de rapporten van de verzekeringsartsen aan de vereisten voldeden. De rechtbank concludeerde dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep zorgvuldig had gehandeld en dat er geen tegenstrijdigheden in de rapporten waren. Eiseres had diverse medische klachten, waaronder rugklachten en concentratieproblemen, maar de rechtbank oordeelde dat er geen objectieve medische onderbouwing was voor de stelling dat haar beperkingen ernstiger waren dan door het Uwv was vastgesteld.

De rechtbank oordeelde dat het Uwv terecht de WIA-uitkering had toegekend en dat de arbeidsongeschiktheid van eiseres correct was vastgesteld. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak benadrukt het belang van medische onderbouwing in geschillen over arbeidsongeschiktheid en de rol van de verzekeringsarts in het vaststellen van beperkingen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/4709

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 juli 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres,

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder
(gemachtigde: S.N. Westmaas-Kanhai).

Inleiding

Eiseres was werkzaam als apothekersassistente bij [bedrijf] B.V. voor 39,77 uur per week. Op 23 februari 2021 heeft eiseres zich ziekgemeld nadat zij een week hiervoor over een ladekast is gevallen. Na een wachttijd van 104 weken heeft eiseres op 16 november 2022 een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) aangevraagd.
Bij besluit van 2 januari 2023 (het primaire besluit) heeft het Uwv bepaald dat eiseres met ingang van 21 februari 2023 recht heeft op een WIA-uitkering, omdat zij 58,94% arbeidsongeschikt is.
Bij besluit van 23 augustus 2023 (het bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend. Op 19 juni 2024 heeft eiseres aanvullende reacties ingediend.
Het onderzoek op de zitting heeft plaatsgevonden op 3 juli 2024. Eiseres is in persoon verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Beoordeling door de rechtbank

Toetsingskader
1. Bij de beoordeling van de zaak van eiser moet de rechtbank beoordelen of het Uwv de regels uit de wet goed heeft toegepast. Daarbij is het zo dat het Uwv dit soort besluiten mag baseren op rapporten van zijn verzekeringsartsen. Deze rapporten moeten dan wel aan een aantal voorwaarden voldoen:
- de rapporten moeten op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen;
- ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten, en
- de conclusies moeten voldoende begrijpelijk zijn.
2. Verder is het zo dat degene die het niet eens is met het oordeel van een verzekeringsarts dat moet onderbouwen met medische stukken. Bij de rechtbank werken namelijk geen artsen en de rechtbank kan zelf dus niet zomaar zeggen dat een verzekeringsarts een onjuiste medische conclusie heeft getrokken. Dit betekent dat hoe iemand zich zelf voelt zonder dat daar een medische onderbouwing van is, niet genoeg is om bij de rechtbank gelijk te krijgen.
Zorgvuldigheid van het medisch onderzoek
3. Naar het oordeel van de rechtbank is het onderzoek voldoende zorgvuldig uitgevoerd. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft dossieronderzoek verricht en was aanwezig bij de hoorzitting. Zij heeft alle beschikbare medische informatie meegewogen bij haar oordeel. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in het rapport van 15 augustus 2023 eenduidig, inzichtelijk en zonder tegenstrijdigheden uitgelegd hoe hij tot zijn oordeel is gekomen.
Medische beoordeling
4. Eiseres voert aan dat de medische beoordeling onjuist is, omdat haar beperkingen zijn onderschat. Eiseres heeft rugklachten, covid-19 doorgemaakt en operaties gehad vanwege lekkende hersen- en ruggenmergvloeistof. Zij is drie keer geopereerd aan haar hoofd in vier jaar tijd. Eiseres heeft ook klachten bij het maken van hoofdbewegingen, verminderd geheugen, concentratieproblemen en energieverlies. De endocrinoloog en neuroloog kunnen haar klachten echter niet verklaren. Eiseres voert aan dat het Uwv onvoldoende rekening heeft gehouden met haar afwijkingen ten gevolge van haar ziekte. Zij voelt en ervaart dat het absoluut niet haalbaar is wat het Uwv van haar verwacht. Eiseres ervaart een enorme belemmering in het dagelijkse leven en kan hierdoor de huishouding niet doen. De bedrijfsarts heeft ook eerder re-integratie via het tweede spoor stopgezet omdat het niet goed ging. Eiseres heeft haar standpunt onderbouwd met brieven van de bedrijfsarts, een kopie van haar Valys-pas, een brieven van de neurologen en een brief van haar ex-werkgever. Ter zitting heeft eiseres toegelicht dat zij nog steeds onder behandeling is bij de endocrinoloog en de neuroloog.
5. Naar het oordeel van de rechtbank is er geen reden om te twijfelen aan de juistheid van de medische beoordeling van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Anders dan eiseres stelt, heeft het Uwv voldoende rekening gehouden met de beperkingen van eiseres. Daarvoor is het volgende van belang.
6. In het rapport van 15 augustus 2023 concludeert de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat er tijdens de hoorzitting geen sprake was van stoornissen in de cognitieve functies (aandacht, concentratie, geheugen of denken). Wel zag de verzekeringsarts bezwaar en beroep aanwijzingen voor acceptatie- en verwerkingsproblematiek met aanwijzingen voor (bewegings)angst en vermijdingsgedrag, al dan niet bij negatieve percepties en inadequate cognities. De verzekeringsarts bezwaar en beroep concludeert dat de klachten zijn te duiden als aspecifieke (pijn)klachten zonder dat daarbij sprake is van evidente pathologie met ernstige objectief medisch vast te stellen beperkingen in bijvoorbeeld de beweeglijkheid of kracht. Ook zijn de klachten niet te duiden bij een neurologische aandoening, zoals bijvoorbeeld bij een verhoogde liquordruk. Daarnaast zijn er geen aanwijzingen voor ernstige psychopathologie met evidente stoornissen in bijvoorbeeld de cognitieve functies. Ernstige beperkingen ten aanzien van het persoonlijk en sociaal functioneren zijn daarom niet te onderbouwen.
7. In het rapport van 15 augustus 2023 concludeert de verzekeringsarts bezwaar en beroep verder dat er voldoende rekening is gehouden met het verminderd psychisch welzijn bij de acceptatie- en verwerkingsproblematiek. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft aanvullend de intensieve belasting van het bewegingsapparaat beperkt, met name met betrekking tot de wervelkolom, zowel cervicaal als lumbaal, gelet op de nekbewegingen als uitlokkende factor van de rek(hoofd)pijn en de aspecifieke rugpijn meer lumbaal. Eiseres is aanvullend ook niet in staat geacht werkzaamheden te verrichten waarbij zij voortdurend/hoofdfrequent nek-/hoofdbewegingen moet maken, haar nek/hoofd langdurig in eindstanden dient te houden of waarbij zij veelvuldig bewegingen moet maken waarbij nek- en hoofdbewegingen een bijproduct vormen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep concludeert verder dat er geen verdergaande urenbeperking dan 20 uur per week/halve dagen, naast de taakinhoudelijke arbeidsbeperkingen, nodig is.
8. De rechtbank kan de bevindingen en conclusies van de verzekeringsarts bezwaar en beroep goed volgen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft beperkingen aangenomen ten aanzien van het persoonlijk functioneren, het sociaal functioneren, het verrichten van dynamische handelingen, statische houdingen en heeft een urenbeperking aangenomen van maximaal 4 uur per dag en 20 uur per week. Daarnaast kan eiseres geen avond- en nachtwerk verrichten en is zij aangewezen op regelmatige werktijden. De rechtbank ziet geen aanknopingspunten om te twijfelen aan het rapporten van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Hoewel invoelbaar is dat de belemmering in het dagelijkse functioneren van eiseres ingrijpende gevolgen voor haar heeft, beschikt de rechtbank niet over medische informatie waaruit blijkt dat zij meer medisch objectiveerbare beperkingen heeft dan door de verzekeringsarts bezwaar en beroep zijn aangenomen. Dat eiseres het niet eens is met de vastgestelde beperkingen, kan op zichzelf niet leiden tot het oordeel dat de medische beoordeling onjuist is. Het is juist de specifieke deskundigheid van de verzekeringsarts bezwaar en beroep om op basis van medisch objectiveerbare klachten beperkingen vast te stellen. Aan hoe eiseres zelf haar klachten en belastbaarheid ervaart, is bij de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid niet doorslaggevend. De beroepsgrond slaagt niet.
Arbeidskundige beoordeling
9. Tegen de arbeidskundige beoordeling heeft eiseres geen zelfstandige beroepsgronden naar voren gebracht, anders dan dat zij de functies om medische redenen niet kan verrichten. Nu de medische beroepsgronden niet slagen en de rechtbank de juistheid van de medische beoordeling als uitgangspunt neemt, bestaat er geen aanleiding om te twijfelen aan de geschiktheid van de geduide functies. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep in zijn rapport van 21 augustus 2023 heeft gemotiveerd waarom de functies de belastbaarheid van eiseres niet overschrijden.
Conclusie
10. Gelet op het voorgaande heeft het Uwv terecht aan eiseres een WIA-uitkering toegekend met ingang van 21 februari 2023 met een mate van arbeidsongeschiktheid van 58,94%.
11. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Belhadi, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 15 juli 2024.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.