ECLI:NL:RBMNE:2024:4267

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
12 juli 2024
Publicatiedatum
16 juli 2024
Zaaknummer
C/16/576488 / KG ZA 24-286
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot medewerking aan DNA-onderzoek in kort geding met dwangsommen en lijfsdwang

In deze zaak, die voor de Rechtbank Midden-Nederland is behandeld, heeft de vrouw, eiseres, een kort geding aangespannen tegen de man, gedaagde, die niet is verschenen. De vrouw vordert dat de man wordt veroordeeld tot medewerking aan een DNA-onderzoek, zoals eerder bevolen door de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De vrouw stelt dat de man weigert zijn medewerking te verlenen, wat de uitvoering van het onderzoek door de deskundige belemmert. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er sprake is van een spoedeisend belang, aangezien het voor de ontwikkeling van de minderjarige van belang is om te weten of de man de biologische vader is.

De voorzieningenrechter verleent verstek aan de man, omdat hij niet is verschenen en de wettelijke vereisten voor dagvaarding zijn nageleefd. De vordering tot nakoming van de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant wordt toegewezen, evenals de vordering tot het opleggen van dwangsommen. De man wordt veroordeeld tot het betalen van een dwangsom van € 500,- per dag bij niet-nakoming, met een maximum van € 10.000,-. Daarnaast wordt de man onderworpen aan lijfsdwang indien hij blijft weigeren zijn medewerking te verlenen, met een uitvoeringsduur van maximaal 12 uur, oplopend tot 72 uur.

De voorzieningenrechter heeft de man ook veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 938,59, met een nasalaris en wettelijke rente indien deze kosten niet tijdig worden voldaan. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de vrouw snel de medewerking van de man kan afdwingen voor het DNA-onderzoek.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familierecht
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/576488 / KG ZA 24-286
Vonnis in kort geding van 12 juli 2024
in de zaak van
[vrouw],
wonende te [woonplaats 1] ,
eiseres,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. V.J.C. Pieters te Goes,
tegen
[man],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde,
hierna te noemen: de man,
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit de dagvaarding van 17 juni 2024 met negen producties en de mondelinge behandeling van 28 juni 2024.
1.2.
Bij de mondelinge behandeling was de vrouw aanwezig. Zij werd bijgestaan door haar voornoemde advocaat. Voor de vrouw was er ook een tolk aanwezig: mevrouw Samrawit Aniania. De man is niet gekomen.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben een relatie gehad.
2.2.
Tegen het einde van de relatie tussen partijen is [minderjarige] geboren, op [geboortedatum] 2022 in [geboorteplaats] .
2.3.
Bij beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 5 februari 2024 heeft de rechtbank een DNA-onderzoek gelast ter beantwoording van de vraag of de man de biologische vader is van [minderjarige] . Daarbij is partijen opgedragen om hun medewerking te verlenen aan het deskundigenonderzoek van [deskundige] B.V.
3. Het geschil
3.1.
De vrouw stelt dat de man weigert zijn medewerking te verlenen aan het DNA-onderzoek. Bij brief van 16 april 2024 heeft [deskundige] de rechtbank Zeeland-West-Brabant bericht dat [deskundige] van de vrouw en [minderjarige] het DNA-materiaal heeft ontvangen, maar dat [deskundige] van de man, ondanks herhaaldelijk uitnodigen, niets heeft vernomen. Als gevolg hiervan kan [deskundige] het door de rechtbank aangevraagde verwantschapsonderzoek niet uitvoeren en de rechtbank niet van onderzoeksresultaten voorzien. In de brief geeft [deskundige] verder aan dat zij, zodra zij het DNA-materiaal van beide partijen in bezit hebben, verwacht dat zij de rechtbank na ongeveer drie weken op de hoogte kan brengen van de onderzoeksresultaten.
3.2.
De vrouw vordert dat de voorzieningenrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
  • de man veroordeelt tot nakoming van de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 5 februari 2024, voor zover het betreft de daarin opgedragen verplichting aan de man om zijn medewerking te verlenen aan het deskundigenonderzoek (DNA-onderzoek), binnen een week na dit vonnis, althans binnen een week na betekening van dit vonnis een afspraak te maken met [deskundige] (tel nr [telefoonnummer] of [emailadres] .nl) en vervolgens zijn medewerking te blijven verlenen, zodat [deskundige] in staat is het onderzoek binnen zes weken na dit vonnis, althans binnen zes weken na betekening van dit vonnis, af te ronden;
  • bepaalt dat de man een dwangsom verbeurt van € 500,- voor iedere dag dat hij in gebreke blijft aan de voornoemde veroordeling te voldoen met een maximum van € 10.000,-;
  • de vrouw machtigt om, indien de man zijn medewerking aan afgifte van DNA-materiaal blijft weigeren en ook weigerachtig blijft om binnen twee dagen na het bevel daartoe van het maximaal te verbeuren bedrag aan dwangsommen, de nakoming van de beschikking met behulp van de sterke arm te bewerkstelligen door de man in gijzeling te doen nemen voor de duur van zeven dagen;
  • de man veroordeelt in de kosten van deze procedure, inclusief nasalaris; met bepaling dat over de proceskosten de wettelijke vertragingsrente verschuldigd zal zijn indien deze kosten niet binnen één week na betekening van dit vonnis zijn voldaan.

4.De beoordeling

Spoedeisend belang

4.1.
In een kortgedingprocedure moet er een spoedeisend belang zijn. Dat betekent dat de eisende partij, in dit geval de vrouw, snel een beslissing van de voorzieningenrechter nodig heeft en een beslissing in een gewone procedure niet kan worden afgewacht.
4.2.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter volgt het spoedeisend belang uit de aard van de vorderingen. Voor een goede (identiteits)ontwikkeling van [minderjarige] is het in zijn belang dat hij zo spoedig mogelijk weet of hij in familierechtelijke betrekking staat tot de man.
Verstek
4.3.
Als een gedaagde, in dit geval de man, niet op de zitting verschijnt en bij het dagvaarden aan de wettelijke vereisten is voldaan, verleent de voorzieningenrechter verstek aan de gedaagde en zal de vordering in beginsel worden toegewezen. Dit is anders als de voorzieningenrechter de vordering klaarblijkelijk onrechtmatig of ongegrond vindt.
4.4.
De voorzieningenrechter stelt vast dat in deze zaak bij het dagvaarden de wettelijke vereisten in acht zijn genomen, zodat zij verstek tegen de man verleent.
Medewerking aan deskundigenonderzoek
4.5.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is de vordering, waarbij de man wordt veroordeeld tot nakoming van de beslissing van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 5 februari 2024, niet ongegrond of onrechtmatig. De voorzieningenrechter zal de vordering tot nakoming van de beslissing dan ook toewijzen.
Dwangsommen
4.6.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is de vordering tot het betalen van een dwangsom, indien de man niet aan de veroordeling tot nakoming voldoet, niet ongegrond of onrechtmatig. De voorzieningenrechter acht de gevorderde dwangsom ook passend, gelet op de gegeven omstandigheden. De man heeft tot op heden, ondanks herhaaldelijke uitnodigingen van [deskundige] , niet meegewerkt aan het DNA-onderzoek en de man is ook niet op de zitting in deze procedure verschenen.
Lijfsdwang
4.7.
De vrouw vordert tenuitvoerlegging van dit vonnis bij lijfsdwang. Dit betekent dat de man gegijzeld kan worden, in dit geval, op het moment dat hij de veroordeling tot medewerking aan het DNA-onderzoek niet nakomt en het maximum aan dwangsommen is verbeurd. De voorzieningenrechter zal deze vordering toewijzen.
4.8.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is de toepassing van lijfsdwang in dit geval niet ongegrond of onrechtmatig. Hoewel lijfsdwang een ingrijpend middel is, vindt de voorzieningenrechter dat in dit geval het belang van [minderjarige] bij een goede (identiteits)ontwikkeling zwaarder weegt. Daarbij heeft de man zelf in de hand of lijfsdwang wordt toegepast. Hij kan er ook voor kiezen om zijn medewerking aan het DNA-onderzoek te verlenen. Bovendien kan de lijfsdwang pas worden toegepast als het maximum aan dwangsommen is verbeurd.
4.9.
Gelet op de ingrijpendheid van het dwangmiddel van lijfsdwang, ziet de voorzieningenrechter wel aanleiding de door de vrouw verzochte uitvoeringsduur te beperken. De voorzieningenrechter zal beslissen dat de lijfsdwang in eerste instantie voor een periode van maximaal 12 uren kan worden toegepast. Eén week na de afloop van de laatste tenuitvoerlegging van deze lijfsdwang kan de vrouw een volgende lijfsdwang ten uitvoer leggen die telkens met 12 uur wordt verlengd ten opzichte van de laatste, zo oplopend tot maximaal 72 uur lijfsdwang. De man kan de tenuitvoerlegging van elke volgende lijfsdwang uitsluitend voorkomen door te zorgen voor de daadwerkelijke medewerking aan het DNA-onderzoek door [deskundige] .
Proceskosten, nasalaris en rente
4.10.
De voorzieningenrechter zal de man in de proceskosten, het nasalaris en tot betaling van rente veroordelen zoals door de vrouw is verzocht. De vrouw wordt geheel in het gelijk gesteld. De kosten aan de kant van de vrouw worden volgens het liquidatietarief tot vandaag begroot op:
  • dagvaarding € 136,59
  • griffierecht € 87,00
  • salaris advocaat
Totaal € 938,59
De na de uitspraak nog vallende kosten worden voor wat betreft het salaris voor de advocaat (het nasalaris) forfaitair berekend op € 178,-, verhoogd met € 92,- in geval van betekening.
Uitvoerbaar bij voorraad
4.11.
De voorzieningenrechter zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren. De voorzieningenrechter vindt het belangrijk dat de man zo spoedig mogelijk zijn medewerking verleent aan het DNA-onderzoek. Het belang van [minderjarige] bij de gerechtelijke vaststelling van het vaderschap weegt zwaarder dan het belang dat wordt gediend met een schorsing van deze beslissing door het instellen van hoger beroep.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
veroordeelt de man tot nakoming van de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 5 februari 2024, voor zover het betreft de daarin opgedragen verplichting aan de man om zijn medewerking te verlenen aan het deskundigenonderzoek (DNA-onderzoek), binnen een week na dit vonnis, door een afspraak te maken met [deskundige] (tel nr [telefoonnummer] of [emailadres] .nl) en vervolgens zijn medewerking te blijven verlenen;
5.2.
bepaalt dat de man een aan de vrouw te betalen dwangsom verbeurt van € 500,- voor iedere dag dat hij in gebreke blijft aan hiervoor onder 5.1. genoemde veroordeling te voldoen met een maximum van € 10.000,-;
5.3.
verklaart dit vonnis, voor zover het de veroordeling tot medewerking van de man aan het in de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 5 februari 2024 bevolen DNA-onderzoek betreft, uitvoerbaar bij lijfsdwang, zoals hiervoor onder 4.9. is overwogen, uitsluitend indien de man zijn medewerking nadat hij daartoe is bevolen blijft weigeren én het maximum aan dwangsommen is verbeurd;
5.4.
veroordeelt de man in de kosten van deze procedure, aan de kant van de vrouw, tot op vandaag, begroot op € 938,59, alsmede in het nasalaris van € 178,-, te vermeerderen met € 92,- in geval van betekening en met de wettelijke rente indien de man deze kosten niet binnen één week na betekening van dit vonnis heeft voldaan;
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover (ook) uitvoerbaar bij voorraad;
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door voorzieningenrechter mr. N. Chedra, in samenwerking met mr. K.A.H. Verhoeven, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 12 juli 2024.