ECLI:NL:RBMNE:2024:4258

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
16 juli 2024
Publicatiedatum
16 juli 2024
Zaaknummer
16/041843-22 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Witwassen van geldbedrag afkomstig uit hennepteelt

Op 16 juli 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het witwassen van een geldbedrag van € 59.100,-. Dit bedrag was afkomstig uit hennepteelt en werd in de periode van 1 januari 2019 tot en met 30 maart 2021 gewitwasd. De verdachte, geboren in 1987, werd bijgestaan door mr. C. Stroobach, terwijl de officier van justitie mr. I.M.F. Graumans de vordering indiende. Tijdens de zitting op 2 juli 2024 heeft de verdachte verklaard dat het geld afkomstig was van zijn wietplantage. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte het geldbedrag had verborgen in een waterkluisje op het terrein van een medeverdachte. De rechtbank oordeelde dat het witwassen van dit geld een ernstig feit is, dat de verdachte uit eigen misdrijf had verkregen. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan het medeplegen van witwassen en heeft een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden opgelegd, rekening houdend met eerdere veroordelingen en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Tevens is het witgewassen geldbedrag verbeurd verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/041843-22 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 16 juli 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1987] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres:
[adres] te [woonplaats] ,
hierna genoemd: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 2 juli 2024. De verdachte is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door mr. C. Stroobach, advocaat te Amsterdam.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. I.M.F. Graumans, en van wat door verdachte en zijn raadsvrouw naar voren is gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort weergegeven, op neer dat verdachte in de periode van 1 januari 2019 tot en met 30 maart 2021 te Haastrecht, althans in Nederland, samen met een ander een geldbedrag van € 59.100,- heeft witgewassen.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen, met dien verstande dat verdachte het geldbedrag dat hij heeft witgewassen, uit eigen misdrijf had verkregen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het gedeelte van de ten laste gelegde pleegperiode dat valt vóór 31 maart 2020. Op 31 maart 2020 is immers het waterkluisje gekocht waarin het ten laste gelegde geldbedrag door verdachte is opgeborgen. Voor het overige heeft zij zich ten aanzien van de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Bewijsmiddelen [1]
De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 2 juli 2024
De € 59.100,- die ik op het terrein van [medeverdachte] op de [adres] te [plaats] had verborgen, had ik verdiend met mijn wietplantage op de [adres] te [plaats] . Voordat ik het bij [medeverdachte] verborg had ik het geldbedrag bij mij thuis in [woonplaats] verborgen. Er waren meerdere oogsten met meerdere opbrengsten.
De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 16 juni 2022
Het klopt dat ik in de periode tussen 1 januari 2019 en 6 oktober 2020 hennep heb geteeld. [2]
Het proces-verbaal van bevindingen over de doorzoeking van het terrein van [medeverdachte]
Op dinsdag 30 maart 2021 was ik, verbalisant, op de [adres] te [plaats] . Op dit terrein werd een wit vat met een rode deksel aangetroffen. Na openen van dit vat bleken er verschillende gesealde pakken geld in te zitten. Ik zag dat er 5 gesealde pakken geld in zaten. [3]
Het proces-verbaal van bevindingen over het totaal aangetroffen geldbedrag
Het totaal bedrag van het getelde geld is 59.100,00 euro. [4]
De verklaring van [medeverdachte] ter terechtzitting van 24 juni 2022
Ik heb samen met [verdachte] een plek uitgezocht op mijn terrein waar de waterkluis met het geldbedrag verstopt kon worden. Ik heb het vervolgens op de plek neergelegd waar de politie het heeft gevonden. [5]
4.3.2
Bewijsoverweging
Uit bovenstaande bewijsmiddelen concludeert de rechtbank dat het bij medeverdachte [medeverdachte] in een waterkluisje aangetroffen geldbedrag van € 59.100,- afkomstig is uit een eigen misdrijf van verdachte, te weten illegale hennepteelt aan de [adres] in [plaats] . Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de inkomsten uit hennepteelt en dus ook het witwassen geruime tijd voor de aanschaf van het waterkluisje moeten zijn begonnen. De rechtbank zal hierbij als begindatum van de pleegperiode van het witwassen 1 maart 2019 vaststellen, omdat verdachte heeft verklaard dat hij vanaf 1 januari 2019 aan de [straat] hennep heeft geteeld, en de rechtbank het niet aannemelijk vindt dat hij vóór 1 maart 2019 geld met deze hennepteelt heeft verdiend.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
in de periode van 1 maart 2019 tot en met 30 maart 2021 te Haastrecht, gemeente Krimpenerwaard, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, voorwerpen, te weten geldbedragen ter hoogte van ongeveer 59.100 euro, telkens heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op die geldbedragen was of wie voornoemde geldbedragen voorhanden had en een geldbedrag ter hoogte van 59.100 euro heeft verworven, voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen, terwijl hij wist dat dit geldbedrag onmiddellijk afkomstig was uit enig eigen misdrijf.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het strafbare feit op:
medeplegen van witwassen, meermalen gepleegd.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van twee maanden.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair bepleit bij een bewezenverklaring aan verdachte geen straf of maatregel op te leggen. Zij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Verdachte is op 6 juli 2022 veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar, waarvan één jaar voorwaardelijk, onder meer voor de illegale hennepteelt waarmee het ten laste gelegde witgewassen geldbedrag verdiend is. Het is onduidelijk waarom de onderhavige witwasverdenking destijds niet is meegenomen in die strafzaak. Als dat zou zijn gebeurd, had de rechtbank geen hogere straf aan verdachte opgelegd dan de straf die op 6 juli 2022 is opgelegd, aldus de raadsvrouw.
Daar komt bij dat de rechtbank in zijn vonnis op 6 juli 2022 aan verdachte als bijzondere voorwaarde een intensief reclasseringscontact heeft opgelegd. De rechtbank vond dat verdachte na het uitzitten van zijn straf aan zijn toekomst moest kunnen gaan werken. Een nieuwe gevangenisstraf voor het onderhavige feit zou dat doorkruisen.
Subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht om bij een bewezenverklaring een geheel voorwaardelijke taakstraf op te leggen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
8.3.1
Inleidende opmerkingen met betrekking tot de strafoplegging
Bij de oplegging van een straf of maatregel houdt de rechtbank rekening met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting en uit de stukken is gebleken.
8.3.2
De ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is gepleegd
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het witwassen van een aanzienlijk geldbedrag, dat hij uit eigen misdrijf, hennepteelt, had verkregen. Het witwassen van door misdrijf verkregen geld maakt deze misdrijven lonend. De rechtbank rekent verdachte dit aan.
8.3.3
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Uit de justitiële documentatie van verdachte blijkt dat hij op 6 juli 2022 is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 3 jaar, waarvan 1 voorwaardelijk, voor harddrugshandel, hennepteelt, vuurwapenbezit en witwassen. Hierbij zijn aan verdachte, op advies van de reclassering, als bijzondere voorwaarden reclasseringstoezicht en een training cognitieve vaardigheden opgelegd.
Ter zitting heeft verdachte verklaard dat zijn persoonlijke omstandigheden dezelfde zijn als ten tijde van het vonnis op 6 juli 2022. Na zijn detentie is hij weer gaan werken in zijn [onderneming] , dat inmiddels weer zeer goed loopt.
8.3.4
De op te leggen straf
Bij het bepalen van de hoogte van de straf heeft de rechtbank acht geslagen op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (de LOVS-oriëntatiepunten).
Het LOVS-oriëntatiepunt voor witwassen van een bedrag tussen de € 10.000,- en € 70.000,- is een gevangenisstraf van 2 tot 5 maanden, of een daarmee corresponderende taakstraf.
De rechtbank zal echter een lagere als straf opleggen dan de LOVS-oriëntatiepunten indiceren, en overweegt daartoe het volgende.
Verdachte is op 6 juli 2022 veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar, waarvan één jaar voorwaardelijk, voor harddrugshandel, hennepteelt, vuurwapenbezit en witwassen.
Het witwassen dat vandaag bewezen is verklaard, heeft plaatsgevonden vóór dit vonnis van 6 juli 2022. Dit betekent dat de rechtbank vandaag op grond van artikel 63 van het Wetboek van strafrecht zal beoordelen welke straf de rechtbank op 6 juli 2022 zou hebben opgelegd, wanneer het onderhavige witwasfeit ook bij de strafoplegging was betrokken. Hierbij wordt opgemerkt dat het onderhavige feit praktisch gezien niet meegenomen had kunnen worden bij de eerdere strafzaak, nu verdachte pas ter terechtzitting in die zaak heeft verklaard dat het geld uit de hennepteelt afkomstig was.
De rechtbank is, anders dan de raadsvrouw, van oordeel dat in het scenario dat dit niettemin was gebeurd, dit tot een enigszins hogere straf had geleid, nu het totale witgewassen bedrag daarmee aanzienlijk hoger zou zijn geworden.
De rechtbank is echter, gelet op het tijdsverloop en omdat verdachte al een lange gevangenisstraf heeft uitgezeten, thans onder begeleiding van de reclassering staat en weer volop werkzaam is in de [onderneming] , van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet meer op zijn plaats is.
De rechtbank acht, alles overwegende, een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden een passende straf.

9.BESLAG

Verbeurdverklaring
De rechtbank zal, op vordering van de officier van justitie en onder referte van de raadsvrouw, het volgende goed verbeurd verklaren (genummerd en omschreven volgens de beslaglijst van 27 mei 2024):
1) 59100 EUR IBG 29-07-2022 (Omschrijving: PL0900-MD5R020063_661941),
nu dit een voorwerp betreft met betrekking tot welke het bewezen verklaarde feit is begaan.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 63 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11 BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 2 (twee) maanden;
- bepaalt dat de gevangenisstraf
niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij
een proeftijd van 2 (twee) jarenvast;
- als voorwaarde geldt dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
Beslag
- verklaart het volgende voorwerp verbeurd (genummerd en omschreven volgens de beslaglijst van 27 mei 2024):
1) 59100 EUR IBG 29-07-2022 (Omschrijving: PL0900-MD5R020063_661941).
Dit vonnis is gewezen door mr. E.H.M. Druijf, voorzitter, mr. J.P. Verboom en
mr. S.E. Garvelink, rechters, in tegenwoordigheid van A. van der Zwan, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 16 juli 2024.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2019 tot en met 30 maart 2021, te Haastrecht, gemeente Krimpenerwaard, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, één of meer voorwerp(en), te weten een geldbedrag(en) ter hoogte van ongeveer 59.100 euro, althans één of meer (grote) geldbedragen, in ieder geval enig(e)
geldbedrag(en), (telkens) de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft/hebben verborgen en/of verhuld, althans heeft/hebben verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op die/dat voorwerp(en), te weten voornoemd(e) geldbedrag(en), was of wie bovenomschreven voorwerp, te weten voornoemd(e) geldbedrag(en), voorhanden had
en/of
(telkens) één of meer voorwerpen(en), te weten een geldbedrag(en) ter hoogte van ongeveer 59.100 euro, in ieder geval enig(e) geldbedrag(en), heeft/hebben verworven, voorhanden heeft/hebben gehad, heeft/hebben overgedragen en/of omgezet, althans van een voorwerp, te weten voornoemd(e) geldbedrag(en), gebruik heeft/hebben gemaakt, terwijl hij/zij wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat bovenomschreven voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig (eigen) misdrijf;
(art 420bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht, art 420bis lid 1 ahf/ond b Wetboek van Strafrecht, art 420bis.1 Wetboek van Strafrecht, art 420quater lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht, art 420quater lid 1 ahf/ond b Wetboek van Strafrecht)

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 16 juli 2021, genummerd 2021097555-a, opgemaakt door politie, Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 71. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Een geschrift, zijnde een vonnis van de meervoudige strafkamer van de Rechtbank Midden-Nederland inzake parketnummer 16/250571-20 d.d. 6 juli 2022, pagina 9.
3.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 6.
4.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 14.
5.Een geschrift, zijnde een vonnis van de meervoudige strafkamer van de Rechtbank Midden-Nederland inzake parketnummer 16/088478-21 d.d. 8 juli 2022, pagina 5.