Uitspraak
RECHTBANK Midden-Nederland
1.[gedaagde sub 1] ,
2.
[gedaagde sub 2],
3.
[gedaagde sub 3],
1.De procedure
- de conclusie van antwoord tevens eis in reconventie namens [gedaagde sub 3]
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft eiseres op 22 december 2019 een geldleningsovereenkomst gesloten met gedaagde sub 2, die handelde onder de naam gedaagde sub 1. Eiseres heeft een bedrag van € 72.924,00 aan gedaagde sub 2 verstrekt en vordert terugbetaling. Omdat gedaagde sub 3 met gedaagde sub 2 vennoot is geweest in de VOF gedaagde sub 1, vordert eiseres het uitgeleende bedrag ook terug van haar. Gedaagde sub 2 en gedaagde sub 1 zijn niet verschenen, waardoor de rechtbank verstek verleent. De rechtbank wijst de vordering tegen gedaagde sub 3 af, omdat deze al uit de vennootschap was getreden voordat de lening werd verstrekt. Eiseres heeft onvoldoende bewijs geleverd dat de vereffening van de VOF nog niet was voltooid op het moment van de lening.
De rechtbank oordeelt dat gedaagde sub 3 niet aansprakelijk is voor de lening, omdat de lening in december 2019 is aangegaan, vijf jaar nadat gedaagde sub 3 was uitgetreden en het vermogen van de VOF was vereffend. Eiseres heeft ook niet aangetoond dat gedaagde sub 3 ongerechtvaardigd is verrijkt door de lening. De rechtbank wijst de vorderingen van eiseres tegen gedaagde sub 3 af en veroordeelt eiseres in de proceskosten van gedaagde sub 3. De vorderingen tegen gedaagde sub 2 en gedaagde sub 1 worden toegewezen, waarbij zij hoofdelijk worden veroordeeld tot betaling van het uitgeleende bedrag en de proceskosten aan eiseres.