In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen de Belastingdienst/Toeslagen, omdat verweerder volgens haar niet tijdig heeft beslist op haar bezwaren van 15 maart 2023. Deze bezwaren betroffen de definitieve beschikking compensatie kinderopvangtoeslag (UHT-DCHA) en de definitieve beschikking tegemoetkoming opzet/grove schuld (UHT-O OGS B). De rechtbank heeft op 27 juni 2024 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij het beroep gegrond is verklaard. De rechtbank heeft vastgesteld dat de beslistermijn door verweerder is overschreden. Eiseres heeft haar beroep ingesteld na een ingebrekestelling op 14 maart 2024, en de rechtbank heeft bepaald dat verweerder alsnog binnen twee weken na de uitspraak besluiten moet nemen op de bezwaren van eiseres. De rechtbank heeft ook een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat verweerder de beslistermijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,- per bezwaar. Daarnaast is verweerder veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 218,75 en het betaalde griffierecht van € 51,-. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.