ECLI:NL:RBMNE:2024:4208

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
27 juni 2024
Publicatiedatum
12 juli 2024
Zaaknummer
UTR 24/1851
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op bezwaren tegen kinderopvangtoeslag en tegemoetkoming opzet/grove schuld

In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen de Belastingdienst/Toeslagen, omdat verweerder volgens haar niet tijdig heeft beslist op haar bezwaren van 15 maart 2023. Deze bezwaren betroffen de definitieve beschikking compensatie kinderopvangtoeslag (UHT-DCHA) en de definitieve beschikking tegemoetkoming opzet/grove schuld (UHT-O OGS B). De rechtbank heeft op 27 juni 2024 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij het beroep gegrond is verklaard. De rechtbank heeft vastgesteld dat de beslistermijn door verweerder is overschreden. Eiseres heeft haar beroep ingesteld na een ingebrekestelling op 14 maart 2024, en de rechtbank heeft bepaald dat verweerder alsnog binnen twee weken na de uitspraak besluiten moet nemen op de bezwaren van eiseres. De rechtbank heeft ook een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat verweerder de beslistermijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,- per bezwaar. Daarnaast is verweerder veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 218,75 en het betaalde griffierecht van € 51,-. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/1851

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 juni 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. P. Salim),
en

Belastingdienst/Toeslagen, verweerder(gemachtigde: mr. [gemachtigde] ).

Inleiding

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiseres heeft ingesteld, omdat verweerder volgens haar niet op tijd heeft beslist op haar bezwaren van 15 maart 2023 tegen de definitieve beschikking compensatie kinderopvangtoeslag (UHT-DCHA) en de definitieve beschikking tegemoetkoming opzet/grove schuld (UHT-O OGS B).
Op 3 april 2024 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. [1]
2. Tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan beroep worden ingesteld. [2] Het beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen. [3]
3. Tussen partijen is niet in geschil dat de beslistermijn is overschreden. Eiseres heeft meer dan twee weken na de ingebrekestelling, te weten bij brief van 14 maart 2024, beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van besluiten op haar bezwaren.
4. Het beroep is gegrond.
Verweerder moet alsnog een besluit nemen
5. Omdat verweerder nog geen besluiten heeft genomen, bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen. Het bestuursorgaan moet dit in principe doen binnen twee weken na het verzenden van de uitspraak. [4] In bijzondere gevallen kan de bestuursrechter een andere termijn bepalen. [5]
6. Op 23 augustus 2023 [6] heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) uitspraak gedaan over de termijn waarop verweerder alsnog een besluit bekend moet maken in dit soort zaken. In deze uitspraak heeft de Afdeling nadere beslistermijnen vastgesteld die voortaan in beginsel bij beroepen gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit (op bezwaar) in het kader van de Wet hersteloperatie toeslagen aan verweerder zullen worden gegeven. De rechtbank neemt deze termijnen over en hanteert daarom vanaf 23 augustus 2023 de termijnen die door de Afdeling zijn vastgesteld. In zaken waarin verweerder een besluit op bezwaar moet nemen geldt een nadere beslistermijn van twaalf weken na de datum van het verweerschrift om een besluit op bezwaar bekend te maken. Van deze twaalf weken moeten ten minste zes weken zijn gelegen na de dag van verzending van de uitspraak op het beroep gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit. Als de twaalf weken ten tijde van de uitspraak op het beroep al zijn verstreken of als verweerder geen verweerschrift heeft ingediend, geldt een termijn van zes weken na de dag van verzending van de uitspraak om een besluit op bezwaar bekend te maken.
7. De rechtbank ziet geen aanleiding om in dit geval van dit uitgangspunt af te wijken. Dit betekent het volgende.
8. Het verweerschrift dateert van 3 april 2024 en de uiterlijke datum waarop verweerder besluiten op bezwaar bekend moet maken is dus 26 juni 2024.
9. De rechtbank bepaalt dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen per beslissing op bezwaar voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde beslistermijn overschrijdt. Daarbij geldt een maximum van € 15.000,- per bezwaarprocedure.
Proceskosten en griffierecht
10. Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiseres een vergoeding voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. Verweerder moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht en onder verwijzing naar de uitspraak van deze rechtbank van 4 september 2023 [7] als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 1 punt op (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 875,-), bij een wegingsfactor 0,25. Toegekend wordt € 218,75.
11. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
-vernietigt het, met besluiten gelijk te stellen, niet tijdig nemen van besluiten;
- draagt verweerder op uiterlijk 26 juni 2024 besluiten op bezwaren bekend te maken van eiseres tegen de besluiten met kenmerken UHT-DCHA en UHT-O OGS B;
- bepaalt dat verweerder aan eiseres een dwangsom van € 100,- moet betalen per beslissing op bezwaar voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,- per bezwaar;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 218,75;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 51,- aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Eversteijn, rechter, in aanwezigheid van E.J.H.C. Hui, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 27 juni 2024.
De griffier is verhinderd deze
uitspraak te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Artikel 6:2, aanhef en onder b, in samenhang met artikel 7:1, eerste lid, aanhef en onder f, van de Awb.
3.Artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.
4.Artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb.
5.Artikel 8:55d, derde lid, van de Awb.