ECLI:NL:RBMNE:2024:4183

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
9 juli 2024
Publicatiedatum
12 juli 2024
Zaaknummer
UTR 24/3742
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening inzake openbaarmaking van informatie door de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Op 9 juli 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak UTR 24/3742, waarin verzoekster een verzoek om voorlopige voorziening heeft ingediend tegen de openbaarmaking van informatie door de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Verzoekster heeft echter geen griffierecht betaald, wat heeft geleid tot de kennelijke niet-ontvankelijkheid van het verzoek. De voorzieningenrechter heeft in zijn oordeel aangegeven dat het verzoek om voorlopige voorziening niet inhoudelijk kan worden beoordeeld, omdat het griffierecht van € 371,- niet tijdig is betaald. De griffier had verzoekster in de gelegenheid gesteld om het griffierecht te voldoen, maar verzoekster heeft hier geen gebruik van gemaakt en geen verontschuldiging voor het verzuim gegeven. Hierdoor is het verzoek niet-ontvankelijk verklaard en is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/3742

uitspraak van de voorzieningenrechter van 9 juli 2024 in de zaak tussen

[verzoekster] , uit [vestigingsplaats] , verzoekster

en

de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, de minister

(gemachtigde: mr. W.F.C. Vogel).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster tegen de openbaarmaking van informatie. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
1.1.
Omdat het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is doet de voorzieningenrechter uitspraak zonder zitting. Artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk. De voorzieningenrechter legt hierna uit waarom het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is.
1.2.
Met het bestreden besluit van 14 mei 2024 heeft de minister een aanwijzing gegeven aan verzoekster. Ook heeft de minister aangegeven dat een zakelijke weergave van de aanwijzing en het onderlinge rapport openbaar wordt gemaakt. Verzoekster heeft hiertegen bezwaar gemaakt en daarbij verzocht om niets openbaar te maken.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

Toetsingskader
2. Iemand die een verzoek om voorlopige voorziening indient, moet griffierecht betalen. [1] In een zaak als deze is het griffierecht € 371,-. De griffier van de rechtbank stelt een termijn waarbinnen het griffierecht moet worden betaald. Dat betekent in dit verband dat het hele bedrag binnen die termijn is bijgeschreven op de rekening van de rechtbank of dat het binnen die termijn is betaald op de griffie van de rechtbank. Als het griffierecht niet of niet tijdig wordt betaald, verklaart de voorzieningenrechter het verzoek niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet of niet tijdig betalen van het griffierecht verontschuldigbaar is.
Heeft verzoekster het griffierecht tijdig betaald?
2.1.
De griffier heeft bij aangetekend verzonden brief van 25 mei 2024 verzoekster in de gelegenheid gesteld het griffierecht te betalen binnen twee weken na dagtekening van die brief. Verzoekster heeft het griffierecht niet betaald.
Is het niet tijdig betalen verontschuldigbaar?
2.2.
Verzoekster heeft geen reden gegeven voor dit verzuim. Er is dus geen verontschuldiging voor dit verzuim gebleken.

Conclusie en gevolgen

3. Het verzoek is daarom kennelijk niet-ontvankelijk. Dat betekent dat de voorzieningenrechter het verzoek niet inhoudelijk beoordeelt. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. A. Wilpstra-Foppen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
9 juli 2024.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Dit is geregeld in artikel 8:82 van de Awb in samenhang met artikel 8:41 van de Awb.