ECLI:NL:RBMNE:2024:4181

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
2 juli 2024
Publicatiedatum
12 juli 2024
Zaaknummer
UTR 23/5723
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek omzetting prestatiebeurs naar gift door Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van het verzoek om omzetting van de prestatiebeurs naar een gift. Eiser heeft verzocht om omzetting van de prestatiebeurs naar een gift, omdat zijn vader onverwachts is overleden. Dit heeft een grote impact op zijn leven, waardoor hij niet in staat is om binnen de diplomatermijn zijn studie succesvol af te ronden. De minister heeft de aanvraag afgewezen op 31 oktober 2023, omdat er geen sprake is van een structurele bijzondere omstandigheid. Na het indienen van bezwaar heeft de minister een medisch advies aangevraagd, dat op 9 augustus 2023 is opgesteld en bevestigt dat er geen structurele medische omstandigheid is. Op 6 oktober 2023 heeft de minister het bezwaar ongegrond verklaard.

De rechtbank heeft het beroep van eiser op 2 juli 2024 behandeld, waarbij zowel eiser als de gemachtigde van de minister aanwezig waren. Na de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. De rechtbank motiveert dat de wet vereist dat er sprake moet zijn van bijzondere omstandigheden van structurele aard om de prestatiebeurs om te zetten in een gift. Het overlijden van de vader van eiser is weliswaar een ingrijpende gebeurtenis, maar vormt geen structurele bijzondere omstandigheid volgens de wet. De rechtbank concludeert dat de minister terecht het verzoek om omzetting van de prestatiebeurs heeft afgewezen, en dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt bovendien het griffierecht niet terug. Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/5723
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 juli 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

en

de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, verweerder, (de minister)

(gemachtigde: mr. M.M. Remmelts).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van het verzoek van eiser om omzetting van de prestatiebeurs naar een gift.
Eiser heeft verzocht om omzetting van de prestatiebeurs naar een gift, omdat zijn vader onverwachts is overleden. Dit beïnvloedt zijn leven op dusdanige wijze dat hij niet meer in staat is of in de toekomst zal zijn om binnen de diplomatermijn zijn studie succesvol af te ronden. De minister heeft de aanvraag met het besluit van 31 oktober 2023 afgewezen, omdat er geen sprake is van een structurele bijzondere omstandigheid. Naar aanleiding van het bezwaar van eiser heeft de minister een medisch advies aangevraagd. Dit advies is op 9 augustus 2023 opgesteld en houdt in dat er geen sprake is van een structurele medische omstandigheid. Onder verwijzing naar dit advies heeft de minister op 6 oktober 2023 het bezwaar van eiser ongegrond verklaard en is dus bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
Tegen dit besluit op bezwaar heeft eiser beroep ingesteld. De minister heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep van eiser op 2 juli 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en de gemachtigde van de minister.
Na afloop van zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Beoordeling door de rechtbank

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
2. Het uitgangspunt is dat als binnen tien jaar een diploma wordt behaald, de prestatiebeurs wordt omgezet in een gift. Als dit niet lukt vanwege een bijzondere omstandigheid van structurele aard, dan wordt de prestatiebeurs ook omgezet in een gift. De beoordeling door de minister is hetzelfde voor mbo-opleidingen niveau 3 of 4 en hbo-opleidingen. Bijzondere omstandigheden kunnen enkel worden aangetoond met verklaringen van een arts of het bestuur van de onderwijsinstelling. [1] Er is niet snel sprake van een bijzondere omstandigheid van structurele aard. Dit is slechts voor een uiterst beperkt aantal omstandigheden aan de orde, zoals de omstandigheid dat iemand vlak voor zijn afsluitend examen of aan het einde van de diplomatermijn te maken krijgt met een ziekte, waardoor hij uitgeschakeld is. [2]
3. De minister heeft terecht vastgesteld dat geen sprake is van bijzondere omstandigheden van structurele aard. De rechtbank begrijpt dat het overlijden van de vader van eiser nog steeds van invloed is op het leven van eiser en dat het daarmee voor eiser geen tijdelijke omstandigheid is. Deze omstandigheid is echter geen structurele bijzondere omstandigheid in de zin van de wet op grond waarvan een prestatiebeurs wordt omgezet in een gift. Zoals ook in het medisch advies is aangegeven, is er bij de rouw die eiser ervaart nog altijd wel sprake van een keuzevrijheid voor het volgen of stoppen met de opleiding. Daarnaast is de diagnose ADHD volgens de arts onvoldoende verklaring voor het niet kunnen behalen van een diploma. Uit de verklaring van de onderwijsinstelling blijkt verder alleen dat eiser is gestopt vanwege privéomstandigheden. Daaruit volgt dus ook niet dat er structurele bijzondere omstandigheden zijn zoals in de wet is bedoeld.
4. Dat betekent dat de minister terecht eisers verzoek om omzetting van de prestatiebeurs in een gift heeft afgewezen. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug.
5. Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 2 juli 2024 door mr. A.A.M. Elzakkers, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Wilpstra-Foppen, griffier.
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie artikel 4.14 van de Wet studiefinanciering 2000 (Wsf).
2.Zie de memorie van toelichting op de Wsf (Kamerstukken II, 1999-2000, 26 873, nr. 3).