ECLI:NL:RBMNE:2024:4167

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
15 juli 2024
Publicatiedatum
11 juli 2024
Zaaknummer
C/16/575504 / JE RK 24-837
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging zorgregeling in het kader van ouderonthechting en zorgverdeling

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 15 juli 2024 uitspraak gedaan over de wijziging van de zorgregeling voor drie minderjarigen, [minderjarige 1], [minderjarige 2] en [minderjarige 3]. De gecertificeerde instelling Samen Veilig Midden-Nederland (GI) heeft verzocht om de zorgregeling te wijzigen, omdat er sprake is van dreigende ouderonthechting. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de zorg voor de kinderen voor het grootste deel moet worden toegewezen aan de ouder die in staat is emotionele toestemming te geven voor contact met de andere ouder. De ouders zijn betrokken in een heftige scheidingsstrijd, wat leidt tot veel spanning en emotie bij de kinderen. De kinderrechter heeft de ouders niet ontvankelijk verklaard in hun zelfstandige verzoeken, maar heeft wel de zorg- en opvoedingstaken gewijzigd. De kinderen zullen om het weekend bij de moeder verblijven, terwijl [minderjarige 1] de rest van de tijd bij de vader verblijft. De kinderen verblijven tijdens vakanties en feestdagen de helft van de tijd bij beide ouders. De kinderrechter heeft benadrukt dat het belangrijk is dat de kinderen contact houden met beide ouders, vooral in het licht van de signalen van ouderonthechting die zichtbaar zijn bij [minderjarige 1].

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Utrecht
Zaaknummer: C/16/575504 / JE RK 24-837
Datum uitspraak: 15 juli 2024
Beschikking van de kinderrechter over een wijziging van de verdeling van zorg- en opvoedingstaken
in de zaak van:
de gecertificeerde instelling
SAMEN VEILIG MIDDEN-NEDERLAND,
gevestigd te Utrecht,
hierna te noemen: de GI,
over
[minderjarige 1], geboren op [geboortedatum 1] 2010 in [geboorteplaats 1] ,
hierna te noemen: [minderjarige 1] ,
[minderjarige 2], geboren op [geboortedatum 2] 2015 in [geboorteplaats 2] ,
hierna te noemen: [minderjarige 2] ,
[minderjarige 3], geboren op [geboortedatum 3] 2017 in [geboorteplaats 3] ,
hierna te noemen: [minderjarige 3] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. H.E. van Zijll,
[vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat: mr. S. Oedayrajsingh Varma.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
  • het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 24 mei 2024;
  • het verweerschrift van de vader (met bijlagen) met daarin zelfstandige verzoeken;
  • het verweerschrift van de moeder (met bijlagen) met daarin zelfstandige verzoeken.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op
5 juli 2024. Daarbij waren aanwezig:
- de vader met zijn advocaat;
- de moeder met haar advocaat;
  • [A] namens de GI;
  • [B] namens de gecertificeerde instelling William Schrikker Jeugdbescherming & Jeugdreclassering in verband met de betrokkenheid van het EVU.
1.3.
De kinderrechter heeft [minderjarige 1] naar haar mening gevraagd. [minderjarige 1] heeft hierover een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter samengevat wat [minderjarige 1] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 10 oktober 2023 [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] onder toezicht gesteld tot 10 april 2024. Bij beschikking van 5 april 2024 heeft de kinderrechter beslist op het aangehouden gedeelte van het verzoek tot ondertoezichtstelling. In die beschikking is de ondertoezichtstelling verlengd tot 10 oktober 2024.
2.2.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] .
2.3.
Bij vonnis van 10 augustus 2023 heeft de voorzieningenrechter – kort gezegd – de volgende voorlopige zorgregeling vastgesteld:
de kinderen verblijven in de woning aan de [adres] in [plaats 1] , waarbij de man in de ene week en de vrouw in de andere week voor hen zorgt, met als wisselmoment zondagavond 19.00 uur.
2.4.
De voormalige echtelijke woning aan de [adres] in [plaats 1] is inmiddels verkocht en geleverd aan een derde. In verband met de verhuizing van de moeder naar [plaats 2] was de voorlopige zorgregeling vanaf januari 2024 aangepast, waarbij de kinderen doordeweeks bij de vader (en zijn ouders) in [plaats 1] verbleven en in het weekend bij de moeder in [plaats 2] . Vanaf de meivakantie 2024 is de week-op-week-af-regeling uit het vonnis van 10 augustus 2023 weer hervat, althans voor wat betreft [minderjarige 2] en [minderjarige 3] . [minderjarige 1] verblijft al enige tijd volledig bij de vader (en zijn ouders) in [plaats 1] .

3.De verzoeken

3.1.
De GI verzoekt de door de voorzieningenrechter op 10 augustus 2023 vastgestelde zorgregeling te wijzigen, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad. Zij verzoekt om de zorgregeling als volgt te wijzigen:
1. a. [minderjarige 1] heeft haar hoofdverblijf bij de vader, onder de voorwaarde dat zij
haar moeder volgens het hierna onder 1.b. te noemen weekendschema bezoekt en zij de hulpverlening samen met haar moeder zal aangaan ter herstel van hun onderlinge band.
b. [minderjarige 1] ziet haar moeder om het weekend van vrijdagmiddag tot
zondagavond.
2. [minderjarige 2] en [minderjarige 3] hebben hun hoofdverblijf bij de moeder, waarbij ze hun vader om het weekend zien van vrijdagmiddag tot en met zondagavond.
3. De kinderen verblijven tijdens de vakanties en feestdagen de helft van de tijd bij de vader en de helft van de tijd bij de moeder.
4. Diegene bij wie de kinderen op dat moment verblijven, brengt de kinderen naar de andere ouder.
5. Op vrijdagmiddag worden de kinderen direct uit school gebracht en voor de rest dient met de haal- en brengtijden rekening te worden gehouden met de schooltijden van de kinderen.
6. Op zondag hebben de kinderen al gegeten bij de brengende ouder.
7. Eventueel kan de vakantie starten op zaterdagochtend om 10.00 uur.
8. Spullen worden schoon meegegeven.
9. De overdracht van de kinderen is kort en vriendelijk.
3.2.
De vader is het niet eens met het verzoek van de GI. Volgens hem moet het verzoek van de GI worden afgewezen. Hij verzoekt de kinderrechter om:
- te bepalen dat de kinderen hun hoofdverblijf bij de vader hebben;
- te bepalen dat de kinderen om het weekend van vrijdag 18.00 uur tot zondag 18.00 uur bij de moeder verblijven.
3.3.
De moeder refereert zich aan het oordeel van de kinderrechter ten aanzien van de verzoeken van de GI onder 2, 3, 4 en 5. De overige verzoeken van de GI en de verzoeken van de vader moeten volgens haar worden afgewezen. Zij verzoekt de kinderrechter op haar beurt om:
- te bepalen dat ook [minderjarige 1] haar hoofdverblijf bij de moeder heeft;
- te bepalen dat [minderjarige 1] - samen met [minderjarige 2] en [minderjarige 3] - om het weekend van vrijdagmiddag tot zondagavond bij de vader verblijven;
- te bepalen dat de zomervakantie 2024 wordt verdeeld conform het overzicht in productie 5 bij het verweerschrift van de moeder.

4.De beoordeling

Ontvankelijkheid
4.1.
Op grond van artikel 1:265g lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) kan de kinderrechter op verzoek van de GI voor de duur van de ondertoezichtstelling een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken vaststellen of wijzigen voor zover dit in het belang van de kinderen noodzakelijk is. De in het eerste lid genoemde beslissing kan op verzoek van – onder meer – de met het gezag belaste ouder of de GI worden gewijzigd op de grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd, of dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. [1]
4.2.
In dit geval wordt om wijziging van een voorlopige zorgregeling verzocht die is vastgesteld in een (kort geding)procedure tussen de ouders. De grondslag voor het verzoek van de GI ligt daarom in het eerste lid van artikel 1:265g BW. De ouders doen in deze procedure ook zelfstandige verzoeken. De juridische grondslag van deze zelfstandige verzoeken is artikel 1:253a BW. Dergelijke verzoeken moeten bij de rechtbank worden ingediend, en niet (als zelfstandig verzoek) bij de kinderrechter in een procedure op grond van artikel 1:265g lid 1 BW. De kinderrechter zal beide ouders daarom niet ontvankelijk verklaren in hun verzoeken. De kinderrechter zal de verweerschriften - met zelfstandige verzoeken - van de ouders in deze procedure daarom enkel beschouwen als verweer op het verzoek van de GI.
De beslissing
4.3.
De kinderrechter zal de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken als volgt wijzigen:
- [minderjarige 1] zal om het weekend van vrijdagmiddag uit school tot zondag 18.30 uur bij de moeder verblijven, waarbij de vader [minderjarige 1] naar de moeder brengt en de moeder haar op zondag weer naar de vader brengt. De rest van de tijd verblijft [minderjarige 1] bij de vader;
- [minderjarige 2] en [minderjarige 3] zullen om het weekend van vrijdagmiddag uit school tot zondag 18.30 uur bij de vader verblijven, waarbij de moeder [minderjarige 2] en [minderjarige 3] naar de vader brengt en de vader hen op zondag weer naar de moeder brengt. De rest van de tijd verblijven [minderjarige 2] en [minderjarige 3] bij de moeder;
- de weekenden worden zo ingedeeld dat de kinderen tegelijk bij de vader of bij de moeder zijn;
- de kinderen hebben op zondagavond al gegeten bij de ouder waar ze dat weekend verblijven;
- de kinderen verblijven tijdens de vakanties en feestdagen de helft van de tijd bij de vader en de helft van de tijd bij de moeder.
De kinderrechter zal het verzoek voor het overige afwijzen. De kinderrechter zal hierna uitleggen hoe zij tot deze beslissing komt.
Verdeling van de zorg- en opvoedingstaken
4.4.
Nadat de voormalige echtelijke woning in [plaats 1] is verkocht en geleverd, heeft de moeder een nieuwe woning in [plaats 2] gekocht. Daar woont zij inmiddels. De vader heeft ook een nieuwe woning gekocht, in [plaats 3] . Hij gaat deze zomer verhuizen. Gelet op de afstand tussen [plaats 2] en [plaats 3] is een week-op-week-af-regeling niet meer uitvoerbaar. Een wijziging van de voorlopige zorgregeling uit het vonnis van 10 augustus 2023 is naar het oordeel van de kinderrechter daarom in het belang van de kinderen noodzakelijk.
4.5.
De kinderrechter is van oordeel dat de onder 4.3 genoemde verdeling van de zorg- en opvoedingstaken op dit moment het meest in het belang van de kinderen is. De kinderen groeien op in een onzekere en - vooral in emotioneel opzicht - onveilige situatie. Er is sprake van een heftige scheidingsstrijd tussen de ouders. Dat brengt voor de kinderen veel spanning en emotie met zich mee. Ook de vraag met wie de kinderen meeverhuizen en de daarmee gepaard gaande schoolwisseling en wisseling van sportclubs brengt onzekerheid en spanning met zich mee. Daarbij ziet het EVU dat er een proces gaande is dat wijst op ouderonthechting. Vooral bij [minderjarige 1] is dit duidelijk zichtbaar; zij heeft al enige tijd geen contact meer met de moeder. Verder is zij op de hoogte van zaken die zij niet hoort te weten, spreekt zij de moeder daarop aan en praat zij overwegend negatief over de moeder. Dit duidt op coalitievorming met de vader, waarbij de moeder wordt buitengesloten. Deze coalitievorming door een ouder gebeurt - in dit geval door de vader - vaak onbewust, maar kan wel zeer schadelijk zijn voor de ontwikkeling van een kind. Een kind kan vanuit een loyaliteitsconflict namelijk het gevoel krijgen dat het moet kiezen tussen de ouders, omdat het klem zit tussen de (strijd van de) ouders. Door afwijzing van één van de ouders probeert een kind een manier te vinden om met dit loyaliteitsconflict om te gaan. Dat lijkt ook bij [minderjarige 1] aan de hand. Ondanks dat er op dit moment geen contact is tussen [minderjarige 1] en de moeder staat [minderjarige 1] niet onwelwillend tegenover een weekendregeling met de moeder. Dat vindt de kinderrechter goed om te horen, omdat dit een opening is naar contactherstel met de moeder en dat is belangrijk voor [minderjarige 1] . Zij is immers een kind van zowel de vader als de moeder en door de moeder af te wijzen, wijst zij indirect ook een deel van zichzelf af. Dit kan grote negatieve gevolgen hebben, zowel voor nu als voor de toekomst. Het is daarom in het belang van [minderjarige 1] dat zij weer contact heeft – en houdt – met de moeder. Hier zal wel hulp bij nodig zijn. Gelet op de wens en leeftijd van [minderjarige 1] en de afstand tussen [plaats 2] en [plaats 3] acht de kinderrechter één weekend per twee weken realistisch en haalbaar.
4.6.
Ook bij [minderjarige 2] en [minderjarige 3] is het proces van ouderonthechting al gaande, maar nog niet zo zichtbaar als bij [minderjarige 1] . Zij benoemen weliswaar dat zij niet meer naar de moeder willen, maar laten in het contact met de moeder wel positieve interactie zien. Dit is door de GI gezien tijdens diverse huisbezoeken en evaluaties. Het verweer van de vader dat ook [minderjarige 2] en [minderjarige 3] stellig zijn in hun wens om bij hem komen te wonen, legt de kinderrechter daarom naast zich neer. Hierbij spelen de signalen van de kinderen in het proces van ouderonthechting een rol. Zoals de GI tijdens de zitting heeft toegelicht, wordt het risico op ouderonthechting groter als ze niet grotendeels bij de onthechte ouder - in dit geval de moeder - verblijven. Dit geldt zeker voor [minderjarige 2] en [minderjarige 3] , omdat dit proces bij hen nog in de beginfase zit. Net als de GI vindt de kinderrechter het daarom belangrijk dat [minderjarige 2] en [minderjarige 3] grotendeels bij de moeder verblijven, en om het weekend naar de vader gaan. De moeder is de ouder die de meeste emotionele ruimte biedt voor de andere ouder. De GI hoopt dat daarmee het verdere proces van ouderonthechting bij [minderjarige 2] en [minderjarige 3] voorkomen kan worden en dat [minderjarige 1] daarin wordt meegenomen.
4.7.
De kinderrechter begrijpt dat het splitsen van de kinderen geen optimale situatie is, maar het is in dit geval wel nodig. Omdat het voor de kinderen belangrijk is om toch zoveel mogelijk samen te zijn, volgt de kinderrechter de GI in haar verzoek om de kinderen in het weekend bij dezelfde ouder te laten verblijven. Het zal voor de kinderen wennen zijn om op deze manier contact te hebben met hun zus en broertjes. Daarnaast zullen de kinderen tijd nodig hebben om te wennen aan hun nieuwe thuissituatie. Dat is niet niks op hun leeftijd. De strijd tussen de ouders is met deze beslissing nog niet opgelost. Dit is iets waar de ouders zelf mee aan de slag moeten. Naast het voortzetten van de gesprekken in het traject ‘Ouderschapsonderzoek in gedwongen kader’ bij mevrouw [C] , vindt de GI [instelling] het passendst. Daarnaast is het belangrijk dat er ondersteuning in beide gezinnen komt, zodat meer zicht komt op de beide opvoedsituaties.
4.8.
Gelet op de strijd tussen de ouders heeft de kinderrechter een eindtijd aan de weekendregeling verbonden. De kinderrechter heeft daarbij de voorgestelde tijd uit het verzoek van de GI aangehouden. De verdeling van de zorg- en opvoedingstaken is daarmee concreter dan het verzoek van de GI en dat is belangrijk, omdat daar anders mogelijk ruis en strijd over kan ontstaan tussen de ouders. Om die reden volgt de kinderrechter de GI ook in het verzoek dat de kinderen op zondagavond al hebben gegeten bij de ouder waar ze in het weekend verblijven. De verzoeken over de overdracht en het meegeven van schone spullen zal de kinderrechter afwijzen, omdat dergelijke verzoeken te ver verwijderd van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken staan en er ook geen andere grondslag in de wet is waarop de GI dergelijk verzoeken kan indienen. Dit zijn bij uitstek zaken die zich, indien nodig, lenen voor een schriftelijke aanwijzing. Dit neemt niet weg dat de kinderrechter wel van de ouders verwacht dat de overdracht kort en vriendelijk is en dat de spullen van de kinderen schoon worden meegegeven aan de andere ouder.
4.9.
Tot slot zal de kinderrechter bepalen dat de vakanties en feestdagen bij helfte worden verdeeld. De kinderrechter vindt het in het belang van de kinderen dat zij tijdens vakanties en feestdagen evenveel tijd met hun beide ouders kunnen doorbrengen. Het is aan de ouders om hier, eventueel in overleg met de GI, concretere afspraken over te maken.
Hoofdverblijf
4.10.
Naast het verzoek tot wijziging van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken doet de GI ook een verzoek tot het vaststellen/wijzigen van de hoofdverblijfplaats van de kinderen. Uit de wet volgt dat alleen ouders een dergelijk verzoek kunnen indienen. [2] De kinderrechter stelt daarom vast dat er geen juridische grondslag is voor het verzoek van de GI tot vaststelling/wijziging van de hoofdverblijfplaats. Dit verzoek zal daarom worden afgewezen.
4.11.
Uit de onder 4.3 genoemde verdeling van de zorg- en opvoedingstaken volgt echter wel waar de kinderen het grootste gedeelte van hun tijd verblijven. Dit brengt automatisch met zich mee dat de kinderen daar dan ook hun hoofdverblijf hebben. Voor [minderjarige 1] betekent dit bij de vader en voor [minderjarige 2] en [minderjarige 3] bij de moeder.

5.De beslissing

De kinderrechter:
5.1.
wijzigt de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken en bepaalt deze als volgt:
- [minderjarige 1] zal om het weekend van vrijdagmiddag uit school tot zondag 18.30 uur bij de moeder verblijven, waarbij de vader [minderjarige 1] naar de moeder brengt en de moeder haar op zondag weer naar de vader brengt. De rest van de tijd verblijft [minderjarige 1] bij de vader;
- [minderjarige 2] en [minderjarige 3] zullen om het weekend van vrijdagmiddag uit school tot zondag 18.30 uur bij de vader verblijven, waarbij de moeder [minderjarige 2] en [minderjarige 3] naar de vader brengt en de vader hen op zondag weer naar de moeder brengt. De rest van de tijd verblijven [minderjarige 2] en [minderjarige 3] bij de moeder;
- de weekenden worden zo ingedeeld dat de kinderen tegelijk bij de vader of bij de moeder zijn;
- de kinderen hebben op zondagavond al gegeten bij de ouder waar ze dat weekend verblijven;
- de kinderen verblijven tijdens de vakanties en feestdagen de helft van de tijd bij de vader en de helft van de tijd bij de moeder.
5.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
5.3.
verklaart de vader en de moeder niet ontvankelijk in hun verzoeken;
5.4.
wijst de verzoeken van de GI voor het overige af.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.A.A.T. Engbers, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 15 juli 2024, in aanwezigheid van M. Hoogeveen-van de Vrede als griffier.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden.

Voetnoten

1.Artikel 1:265g lid 2 BW
2.Artikel 1:253a lid 2 BW