ECLI:NL:RBMNE:2024:4150

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
3 mei 2024
Publicatiedatum
11 juli 2024
Zaaknummer
C/16/571750 / JE RK 24-411
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging zorgregeling en verzoeken in het kader van de geschillenregeling

In deze beschikking van de kinderrechter van de Rechtbank Midden-Nederland, uitgesproken op 3 mei 2024, wordt een verzoek tot wijziging van de zorgregeling behandeld. De zaak betreft de zorg- en opvoedingstaken van drie minderjarigen, [minderjarige 1], [minderjarige 2] en [minderjarige 3], die onder toezicht zijn gesteld. De gecertificeerde instelling Samen Veilig Midden-Nederland heeft verzocht om de zorgregeling te wijzigen, zodat de kinderen voortaan wekelijks met hun vader kunnen videobellen. De vader heeft daarnaast zelfstandig verzoeken ingediend om de zorgregeling aan te passen en om een informatieregeling met de moeder vast te stellen. De kinderrechter oordeelt dat de verzoeken van de vader niet in het kader van de ondertoezichtstelling kunnen worden behandeld, maar dat deze verzoeken in de reeds lopende procedure moeten worden ingediend. De kinderrechter stelt de beslissing over de wijziging van de zorgregeling uit tot een zitting op 21 juni 2024, zodat de jeugdbeschermer met een concreet voorstel kan komen. De kinderrechter wijst de verzoeken van de vader af, met uitzondering van de verplichting voor de GI om binnen vier weken een passend hulpverleningstraject te starten. De beschikking is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Utrecht
Zaaknummer: C/16/571750 / JE RK 24-411
Datum uitspraak: 3 mei 2024
Beschikking van de kinderrechter over een wijziging van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken en op basis van de geschillenregeling
op het verzoek tot wijziging van de verdeling van zorg en opvoedingstaken van
de gecertificeerde instelling
Samen Veilig Midden-Nederland, gevestigd te Utrecht,
hierna te noemen de GI,
en het zelfstandig tegenverzoek op basis van de geschillenregeling van:
[vader],
hierna te noemen de vader,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat mr. B.A.H.M. Boelens.
over
[minderjarige 1], geboren op [geboortedatum 1] 2015 in [geboorteplaats 1] ,
hierna te noemen [minderjarige 1] ,
[minderjarige 2], geboren op [geboortedatum 2] 2017 in [geboorteplaats 2] ,
hierna te noemen [minderjarige 2] ,
en
[minderjarige 3], geboren op [geboortedatum 3] 2018 in [geboorteplaats 2] ,
hierna te noemen [minderjarige 3] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat mr. M. Cortet,
en
[vader],
hierna te noemen de vader,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat mr. B.A.H.M. Boelens
en
de gecertificeerde instelling
Samen Veilig Midden-Nederland, gevestigd te Utrecht,
hierna te noemen de GI.
De Raad voor de Kinderbescherming was aanwezig in haar adviserende rol.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
  • het verzoekschrift met bijlagen van de GI, ontvangen op 11 maart 2024;
  • het verweerschrift tevens zelfstandig verzoekschrift van de vader, ontvangen op 19 april 2024;
  • de nadere producties van de GI (het aanvullende verslag over het verloop van de ondertoezichtstelling en de evaluatie van [organisatie 1] ) van 22 april 2024;
  • productie 1 tot en met 4 van de moeder van 23 april 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 24 april 2024. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat
- de vader, bijgestaan door waarnemend advocaat mr. C.G.E. Grijmans;
- de GI, vertegenwoordigd door [A] ;
- de Raad voor de Kinderbescherming (hierna te noemen de Raad), vertegenwoordigd door [B] .

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] .
2.2.
[minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] wonen bij hun moeder.
2.3.
Bij beschikking van 20 september 2023 zijn [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] onder toezicht gesteld tot 20 september 2024.
2.4.
De kinderrechter heeft bij beschikking van 16 oktober 2023 (met zaaknummer C/16/551993 / FO RK 23-146) de volgende voorlopige verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (hierna: zorgregeling) vastgesteld waarbij de kinderen contact hebben met de vader:
- eens per twee weken van vrijdag uit de BSO (18:00 uur) tot zondag 18:00 uur, waarbij de vader de kinderen op vrijdag om 18:00 uur ophaalt bij de BSO en op zondag om 18:00 uur terugbrengt bij [organisatie 1] in [plaats] (of een andere organisatie);
- in de andere week op zaterdag om 13:00 uur gedurende 10 minuten via videobellen;
- tijdens de helft van de herfstvakantie 2023, met het wisselmoment op woensdag om 12:00 uur, waarbij de vakantie aansluit op het weekend dat de kinderen bij de vader zijn. De vader haalt de kinderen op bij [organisatie 1] en brengt de kinderen terug bij [organisatie 1] ;
en de verdere beslissing over de zorgregeling aangehouden in afwachting van de resultaten van de ondertoezichtstelling.

3.De verzoeken

3.1.
De GI verzoekt de door de kinderrechter op 16 oktober 2023 vastgestelde zorgregeling te wijzigen in die zin dat de kinderen voortaan elke week met hun vader videobellen. De GI verzoekt deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
De vader verzoekt te bepalen dat:
I. de voorlopige zorgregeling zoals bepaald in de tussenbeschikking van 16 oktober 2023 wordt gewijzigd die zin dat de vader iedere woensdag om 19.00 uur en om de week op zaterdag om 13.00 uur gedurende 30 minuten met de kinderen videobelt,
II. de voorlopige zorgregeling zoals bepaald in de tussenbeschikking van 16 oktober 2023 wordt gewijzigd in die zin dat de ouder bij wie de kinderen verblijven de kinderen naar de andere ouder, dan wel een neutrale plek, brengt;
III. de moeder een keer per twee weken een e-mail stuurt aan de vader waarin zij hem informeert over school, medische zaken en hobby’s, althans te bepalen dat de GI een concrete informatieregeling aan de moeder oplegt;
IV. aan het onder sub I tot en met III verzochte, zowel gezamenlijk als voor ieder verzoek afzonderlijk, een dwangsom wordt gekoppeld van € 200,- per keer dat de moeder de videobelregeling en/of de ophaal- en brengregeling en/of de informatieregeling niet nakomt, althans te bepalen dat de GI toezicht houdt op de naleving hiervan en aan het niet naleven hiervan consequenties verbindt;
V. de GI binnen twee weken na de in deze te wijzen beschikking een geschikt hulpverleningstraject voor het gezin dient te hebben gevonden en/of opgestart;
VI. de GI binnen twee weken na heden een concreet plan van aanpak opstelt met daarin onder andere de nog te bereiken doelen en de termijn waarbinnen deze doelen dienen te worden bereikt.

4.De beoordeling

Een wijziging van de zorgregeling
4.1.
De kinderrechter kan op grond van artikel 1:265g lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) op verzoek van de GI een zorgregeling wijzigen voor zover dit in het belang van de minderjarige noodzakelijk is. De GI heeft op grond van dit wetsartikel verzocht te bepalen dat de kinderen voortaan elke week met de vader videobellen.
4.2.
De vader heeft vervolgens zelfstandige tegenverzoeken gedaan. Een deel van deze verzoeken (I, II, III en IV voor zover het de dwangsom betreft) gaan over de zorgregeling en de informatieregeling. Hij verzoekt de door de kinderrechter vastgestelde voorlopige zorgregeling te wijzigen en een informatieregeling vast te stellen. Ook verzoekt hij daarbij een dwangsom vast te leggen. De kinderrechter overweegt dat een ouder niet bevoegd is in het kader van de bepalingen in de ots-titel een verzoek te doen om een contactregeling of informatieregeling aan te passen. In het kader van een verzoek over de contactregeling van de GI kan een ouder een verweerschrift indienen en op voorhand schriftelijke voorstellen doen over de contactregeling. Tussen deze ouders loopt al een procedure op grond van artikel 1:253a BW, over de contactregeling en de informatieregeling. De verzoeken van de vader horen in die procedure thuis. Tijdens de zitting is met partijen besproken dat de kinderrechter de verzoeken van de vader opvat als een uitnodiging om het geschil tussen ouders met zaaknummer C/16/551993 / FO RK 23-146 weer op zitting te plaatsen. De rechtbank zal daarom bepalen dat deze verzoeken worden aangehouden tot de zitting van
21 juni 2024 om 09.00 uur.
4.3.
De kinderrechter zal nu ook nog geen beslissing nemen over het verzoek van de GI, maar deze beslissing uitstellen tot de zitting van 21 juni 2024. Tijdens de zitting is gebleken dat de jeugdbeschermer nog geen concreet voorstel heeft voor het wijzigen van de videobelregeling. Zo wist de jeugdbeschermer nog niet wanneer de kinderen een extra videobelmoment met de vader moeten hebben, hoe dit in hun leven past en of het feitelijk haalbaar is. Het uitstellen van de beslissing geeft de jeugdbeschermer de mogelijkheid om met een concreet voorstel te komen waarbij rekening is gehouden met wanneer de kinderen naar de BSO gaan, zwemles hebben, avondeten en naar bed gaan.
De geschillenregeling4.4. De verzoeken van de vader onder sub IV met uitzondering van het verzoek ten aanzien van de dwangsom, V en VI zijn geschillen met betrekking tot de uitvoering van de ondertoezichtstelling. Deze geschillen kunnen op grond van artikel 1:262b BW aan de kinderrechter worden voorgelegd.
Toezien op het naleven van de zorgregeling4.5. De vader verzoekt te bepalen dat de GI toezicht houdt op het naleven van de zorgregeling door de moeder en aan het niet naleven van de zorgregeling consequenties verbindt.
4.6.
Bij beschikking van 16 oktober 2023 heeft de rechtbank een voorlopige zorgregeling vastgesteld. De vader wil dat de GI er consequenties aan verbindt als de ouders zich niet houden aan deze zorgregeling. Het is de taak van de GI om de ernstige ontwikkelingsbedreiging van de kinderen af te wenden. De GI mag daarbij wijzigingen aanbrengen in de zorgregeling als dit in het belang van de ondertoezichtstelling noodzakelijk wordt geacht of kan een schriftelijke aanwijzing geven. De GI heeft voldoende aangegeven dat de inschatting is dat een schriftelijke aanwijzing op dit moment niet helpend is. Het is van belang dat de ouders hulpverlening gaan aanvaarden. De kinderrechter zal daarom dit verzoek van de vader afwijzen.
Het vinden van een concreet hulpverleningstraject4.7. Daarnaast verzoekt de vader te bepalen dat de GI binnen twee weken na de in deze te wijzen beschikking een geschikt hulpverleningstraject voor het gezin heeft gevonden.
4.8.
Tijdens de zitting is besproken dat de GI de inzet van een parallel ouderschapstraject nodig acht. De kinderrechter kan deze keuze van de GI goed volgen. Ook de ouders zijn bereid om zich voor een dergelijk traject in te zetten. [organisatie 2] is de organisatie die voor een deel van de stad Utrecht gespecialiseerde jeugdzorg zoals ook parallel ouderschap verzorgt of door een andere gecontracteerde organisatie laat inzetten. [organisatie 2] stelt zich op het standpunt dat parallel ouderschap niet passend is. De jeugdbeschermer heeft tijdens de zitting aangegeven dat de ouders bij jeugdzorgaanbieder [naam] in Utrecht onmiddellijk een parallel ouderschapstraject kunnen volgen. Omdat [naam] niet gecontracteerd is, is er nog geen zicht op de start van parallel ouderschap. Op grond van artikel 2.4. Jeugdwet dient het college van burgemeesters en wethouders de jeugdhulp in te zetten die de GI nodig acht bij de uitvoering van een ondertoezichtstelling. Het college dient er vervolgens zorg voor te dragen dat de gekozen vorm van hulpverlening beschikbaar is, zoals in dit geval parallel ouderschap. Het college kan er voor kiezen om het traject parallel ouderschap via [organisatie 2] of via een instelling die via [organisatie 2] beschikbaar is op te starten of om de gemeente rechtstreeks een contract af te laten sluiten met een andere hulpverleningsorganisatie. Op de GI rust de verplichting zich tot het uiterste in te spannen dat een hulpverleningstraject van parallel ouderschap van start gaat binnen vier weken. Een termijn van 2 weken, acht de kinderrechter niet haalbaar.
Plan van aanpak4.9. Ten slotte verzoekt de vader te bepalen dat de GI binnen twee weken na heden een concreet plan van aanpak opstelt met daarin onder andere de nog te bereiken doelen en de termijn waarbinnen deze doelen dienen te worden bereikt.
4.10.
Bij aanvang van de ondertoezichtstelling dient de GI in samenspraak met de ouders een plan van aanpak op te stellen (artikel 4.1.3. Jeugdwet). Op 11 oktober 2023 is een plan van aanpak opgesteld. De GI dient zo vaak als noodzakelijk, maar minstens één keer per jaar, het plan van aanpak te evalueren (artikel 4.2.4. Besluit Jeugdwet). De kinderrechter is van oordeel dat niet is gebleken dat er veel wijzigingen hebben plaatsgevonden sinds de start van de ondertoezichtstelling. De vader heeft ook niet toegelicht wat volgens hem de reden is dat het plan van aanpak op dit moment moet worden geëvalueerd. Gelet daarop zal de kinderrechter dit verzoek van de vader afwijzen.
Hierna volgt de beslissing. De kinderrechter gebruikt hier de begrippen uit de wet.

5.De beslissing

De kinderrechter:
5.1.
veroordeelt de GI zich tot het uiterste in te spannen om er zorg voor te dragen dat er binnen vier weken na de datum van deze beschikking een passend hulpverleningstraject in de vorm van parallel ouderschap is gestart;
5.2.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.3.
houdt de behandeling op de verzoeken van de vader over de zorgregeling, de informatieregeling en de dwangsom en het verzoek van de GI over de zorgregeling aan;
5.4.
wijst de verzoeken voor het overige af;
5.5.
bepaalt dat de aangehouden verzoeken met de behandeling van de verzoeken onder zaaknummer C/16/551993 / FO RK 23-146 zullen worden behandeld op
21 juni 2024 om 09.00 uur;
5.6.
verzoekt de griffier de ouders, de GI en de Raad voor deze zitting op te roepen.
Deze beschikking is gegeven door mr. E.A.A. van Kalveen, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 3 mei 2024, in aanwezigheid van mr. R. Jelicic als griffier.
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING SECRETARIS!
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING RECHTER!
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR STEMPELS!
.