8.3Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf/maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van het feit
Verdachte heeft op 13 maart 2023 zijn moeder in haar eigen huis geschopt, geslagen en gestoken/gesneden met een mes. Daarnaast heeft verdachte die dag ernstige bedreigingen tegenover zijn broer en zijn gezin geuit. Dit zijn zeer ernstige feiten, die diepe indruk hebben gemaakt op de familie van verdachte. Verdachte heeft zijn moeder, juist op de plek waar zij zich veilig zou moeten kunnen voelen, ernstig letsel toegebracht. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van een op 13 mei 2024 gedateerd uittreksel van het strafblad van verdachte. Daaruit blijkt dat in de afgelopen vijf jaar meerdere straffen aan verdachte zijn opgelegd voor onder meer vermogensdelicten en geweldsfeiten.
De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van Pro Justitia Rapportage van 26 maart 2024, opgemaakt door M.D. van Ekeren, psychiater en T. ’t Hoen, GZ-psycholoog, beiden verbonden aan het NIFP, locatie [locatie] . Daarin staat, voor zover van belang, het volgende. Hoewel verdachte niet heeft meegewerkt aan het onderzoek, hebben de onderzoekers een goed beeld van hem gekregen. Verdachte heeft een psychische stoornis.
De vorm en inhoud van zijn denken, wijzen op een ernstige psychiatrische aandoeningen zoals schizofrenie, een schizoaffectieve stoornis of een bipolaire stoornis. Het kan ook passen bij het gebruik van en/of schade door gebruik van psychoactieve stoffen. Voorafgaand, tijdens en na het plegen van de feiten was er bij verdachte een psychiatrische ontregeling. In december 2022, overwoog de GGZ een zorgmachtiging aan te vragen. Verdachte is daarna zorg gaan mijden. Vier dagen voor de feiten schrijft verdachte een groot aantal verwarde dreigende mails aan zijn bewindvoerder. Uit de verklaring van moeder blijkt dat verdachte ook ten tijde van het plegen van het psychiatrisch ontregeld was. Na het plegen van het duurde deze ontregeling voort: verdachte is verbaal agressief en dreigend tegenover zijn advocaat, in het [verblijfplaats] was er sprake van druk en chaotisch gedrag en van psychotische vergiftigingsideëen en achterdocht. Volgens de onderzoekers kunnen de feiten hem daarom niet volledig worden toegerekend. Er sprake van een hoog recidiverisico en om dat risico te verminderen is behandeling nodig.
Gezien de te verwachten langere behandelduur en de complexiteit van de behandeling ligt de advisering van behandeling in het kader van een zorgmachtiging niet in de rede. Gezien het grillig beloop van het beeld in de afgelopen jaren, het ontbreken van inzicht en motivatie voor behandeling en het zorgmijdend karakter van het behandelbeloop sinds 2008 achten onderzoekers een behandeling in het kader van een tbs met voorwaarden evenmin haalbaar. Aldus ziet het onderzoekend team geen andere mogelijkheid dan te adviseren om verdachte de behandeling op te leggen in het kader van een tbs met dwangverpleging. Een hoog beveiligingsniveau wordt daarbij niet noodzakelijk geacht. Gedacht kan worden aan een Forensisch Psychiatrische Kliniek, zoals Inforsa of soortgelijke instelling.
Tot slot heeft de rechtbank kennisgenomen van het reclasseringsadvies van 11 april 2024. Daaruit blijkt, voor zover van belang, dat het algemeen recidiverisico hoog wordt ingeschat. Het risico op letselschade en onttrekking aan de voorwaarden wordt eveneens als hoog ingeschat. Verdachte is niet gemotiveerd voor een behandeling, omdat hij van mening is dat hij geen problemen heeft. Hij toont geen zelfinzicht en er is nauwelijks sprake van probleem- c.q. ziektebesef. Het risico op onttrekking wordt ook hoog ingeschat. De reclassering blijft bij het eerder uitgebrachte advies van 20 juli 2023, waarin negatief is geadviseerd over een tbs met voorwaarden. Er worden geen mogelijkheden gezien om met voorwaarden de mogelijke risico’s op herhaald delictgedrag te beperken of het gedrag van verdachte te veranderen.
Ter terechtzitting heeft mw. M.D.J.C. Jansen, toezichthouder bij de reclassering, het advies van de reclassering nader toegelicht. Er is onderzoek gedaan naar de haalbaarheid van tbs met voorwaarden. Noodzakelijk daarvoor is wel dat verdachte bereid is om daar vrijwillig aan mee te werken. De motivatie ontbreekt echter bij verdachte. Verdachte vindt namelijk zelf dat er niets met hem aan de hand is. Door het gebrek aan ziekte-inzicht en probleembesef stopt verdachte ook steeds weer met de behandeling en de inname van medicatie wanneer hij zich weer goed voelt.
De rechtbank neemt de conclusies van de deskundigen over en stelt vast dat ten tijde van het bewezenverklaarde feit bij de verdachte sprake was van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens. De rechtbank acht verdachte, gelet op de hiervoor genoemde bevindingen van de deskundigen, verminderd toerekeningsvatbaar.
Op te leggen straf
Bij de bepaling van de aan verdachte op te leggen straf en de duur daarvan heeft de rechtbank rekening gehouden met het volgende.
De rechtbank heeft gekeken naar straffen die in vergelijkbare zaken, waarbij sprake was van een poging tot zware mishandeling en bedreiging, zijn opgelegd. Daarnaast heeft de rechtbank rekening gehouden met de omstandigheid dat het feit in verminderde mate aan verdachte kan worden toegerekend. Ook de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan heeft de rechtbank laten meewegen.
Gelet op dit alles acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft gezeten, passend en geboden.
Dit is lager dan de eis van de officier van justitie. Dat komt omdat de rechtbank verdachte vrijspreekt van de poging doodslag.
Op te leggen maatregel
Voor het opleggen van de tbs-maatregel moet aan de volgende wettelijke vereisten zijn voldaan:
1) er moet sprake zijn van een misdrijf waarop minimaal 4 jaar gevangenisstraf staat, of dat is genoemd in artikel 37a lid 1 onder 2 Sr;
2) bij verdachte was ten tijde van het delict sprake van een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens;
3) de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen vereist het opleggen van de maatregel.
1)
het bewezenverklaarde misdrijf
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan (een poging) zware mishandeling. Artikel 302 Wetboek van Strafrecht bepaalt dat hij die zich schuldig maakt aan zware mishandeling wordt gestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste acht jaren. De rechtbank stelt vast dat aan dit vereiste is voldaan.
2)
psychische stoornis
Deskundigen hebben bij verdachte problemen waargenomen op het gebied van de vorm en inhoud van het denken en problemen in de stemmingsregulatie. Volgens de deskundigen is de wijze van denken van verdachte een symptoom van een ernstige psychiatrische aandoening, maar dit kan ook passen bij het gebruik van en/of schade door gebruik van psychoactieve stoffen. Hoewel de deskundigen niet kunnen vaststellen wat de precieze oorzaak is van de bij verdachte waargenomen problemen, zijn er volgens hen verschillende onderliggende oorzaken van dit beeld denkbaar, die los van elkaar, maar ook naast elkaar zouden kunnen bestaan.
Omdat de problematiek in vorm en inhoud van het denken in samenhang met stemmingsproblematiek naar voren komt, wordt door de deskundigen met name gedacht aan de differentiaaldiagnose schizoaffectieve stoornis of bipolaire stoornis. Er kan echter niet worden vastgesteld welke stoornis als oorzaak kan worden aangemerkt omdat verdachte geweigerd heeft om mee te werken aan het onderzoek. Volgens de deskundigen is duidelijk dat er voorafgaand, tijdens en na het plegen van de ten laste gelegde feiten bij verdachte sprake was van een psychiatrische ontregeling, die de gedragskeuzes en gedragingen van verdachte ten tijde van het ten laste gelegd heeft beïnvloed.
De rechtbank is gezien het vorenstaande van oordeel dat bij verdachte ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde feit sprake was van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens.
3)
gevaarscriterium
De rechtbank stelt op basis van de rapportages vast dat wanneer het huidig psychiatrisch toestandsbeeld van verdachte onbehandeld blijft, een hoog risico op recidive van geweld bestaat. Daarbij wordt in het rapport opgemerkt dat bij het verhoogde recidiverisico, zoals dat uit de risicotaxatie-instrumenten samengenomen met de klinische indrukken naar voren komt, escalatiegevaar bij feiten als de onderhavige niet kan worden uitgesloten. Om het recidivegevaar af te wenden heeft verdachte behandeling nodig.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op het hoge risico op recidive van geweld verdachte eerst behandeld zal moeten worden voordat hij kan terugkeren in de maatschappij. Verdachte vormt zonder behandeling een te groot en onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen.
De rechtbank overweegt dat verdachte gezien het vorenstaande ter beschikking gesteld moet worden en dat alleen tbs met dwangverpleging een passend kader is. De rechtbank heeft niet de overtuiging gekregen dat verdachte voor langere tijd in staat zal zijn om de te stellen voorwaarden na te leven. Zo ontkent verdachte dat er iets met hem aan de hand is en dat hij behandeling nodig heeft. Dit gebrek aan ziekte-inzicht zal waarschijnlijk ook de reden zijn waarom verdachte in het verleden telkens vroegtijdig is gestopt met het volgen van behandelingen en het slikken van medicatie.
De rechtbank legt dan ook de maatregel tbs met dwangverpleging aan verdachte op.
Met het oog op het bepaalde in artikel 38e Sr, stelt de rechtbank vast dat het bewezenverklaarde feit een misdrijf betreft dat gericht is tegen of gevaar heeft veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zodat de totale duur van de terbeschikkingstelling niet is beperkt tot de duur van vier jaren.