ECLI:NL:RBMNE:2024:4147

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
11 juli 2024
Publicatiedatum
11 juli 2024
Zaaknummer
16/035140-24
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplegging van straf in diefstalzaak met ISD-maatregel en behandeling

In de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1980 en momenteel gedetineerd, heeft de rechtbank Midden-Nederland op 11 juli 2024 uitspraak gedaan. De verdachte is beschuldigd van diefstal van een fiets op 29 januari 2024 te Utrecht. Tijdens de zittingen op 4 april en 27 juni 2024 was de verdachte aanwezig, bijgestaan door zijn advocaat mr. F. Visser, terwijl het Openbaar Ministerie werd vertegenwoordigd door mr. A.A. de Groot. De reclassering was ook vertegenwoordigd door mw. F. van der Pluijm.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de fiets van het slachtoffer heeft gestolen door middel van braak, met gebruik van een slijptol. De verdachte heeft zijn schuld bekend en de rechtbank heeft de tenlastelegging als bewezen verklaard. De rechtbank heeft echter besloten om geen ISD-maatregel op te leggen, ondanks dat de verdachte aan de criteria voldeed, omdat hij zich laat behandelen en zijn motivatie om van zijn verslaving af te komen vanuit hemzelf komt.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden, met aftrek van het voorarrest, en heeft de voorlopige hechtenis opgeheven. De rechtbank heeft de beslissing gebaseerd op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan, en de persoonlijke situatie van de verdachte, die in het verleden al meerdere keren is veroordeeld voor diefstal. De rechtbank heeft de verdachte een laatste kans gegeven om binnen een voorwaardelijk kader aan zijn gedragsverandering te werken, met de mogelijkheid van behandeling in een verslavingskliniek.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/035140-24 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 11 juli 2024.
In de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1980 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven op het adres [adres] te ( [plaats] ,
op dit moment gedetineerd in de [locatie 1] ,
hierna te noemen: verdachte.

1.Onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek heeft plaatsgevonden op de terechtzittingen van 4 april 2024 en 27 juni 2024. De zaak is op laatst genoemde datum inhoudelijk behandeld.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. F. Visser, advocaat te Utrecht. Namens het Openbaar Ministerie is verschenen mr. A.A. de Groot, officier van justitie. Namens Reclassering Inforsa Utrecht is mw. F. van der Pluijm, toezichthouder, verschenen.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er op neer dat verdachte:
op 29 januari 2024 te Utrecht een fiets van [benadeelde] heeft gestolen, door middel van braak en/of verbreking

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
Volgens de officier van justitie kan wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte op 29 januari 2024 de fiets van [benadeelde] heeft gestolen door middel van braak of verbreking.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte op 29 januari 2024 met een slijptol het slot van de fiets van [benadeelde] heeft doorgeslepen, waarna hij de fiets heeft meegenomen. Verdachte heeft bekend de fiets op de hiervoor genoemde wijze te hebben gestolen. De raadsman heeft geen vrijspraak voor het feit gevraagd. Daarom volstaat de rechtbank onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 27 juni 2024;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van 30 januari 2024, genummerd PL0900-2024030103-18, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland, houdende de aangifte van [benadeelde] , doorgenummerde pagina 9 e.v.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 29 januari 2024 te Utrecht, een fiets, die aan [benadeelde] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte die weg te nemen fiets onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.Strafbaarheid van het feit

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is. Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.

7.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Oplegging van straf

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte, voorwaardelijk, de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) zal worden opgelegd voor de duur van twee jaren, met een proeftijd van twee jaar. Verdachte voldoet aan de zogeheten ‘harde’ en ‘zachte’ criteria voor de ISD-maatregel.
De officier van justitie heeft daarbij verzocht om hieraan de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden te koppelen, welke voorwaarden ook zijn opgelegd door de politierechter op 8 maart 2024 in de zaak met parketnummer 16/023198-24 tegen verdachte.
Tot slot heeft de officier van justitie verzocht om de voorlopige hechtenis van verdachte met ingang van 1 juli 2024 te schorsen, zodat hij per die datum kan worden behandeld in verslavingskliniek [locatie 2] .
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat op basis van de eerder door de politierechter opgelegde bijzondere voorwaarden voor verdachte op 1 juli 2024 een plek in verslavingskliniek [locatie 2] beschikbaar komt. Anders dan vroeger zijn de omstandigheden van verdachte zodanig gewijzigd dat de motivatie voor behandeling nu vanuit verdachte zelf komt. Verdachte heeft veel wrok tegen de ISD-maatregel als zodanig. Dit komt door negatieve ervaringen in het verleden. Dit roept dan ook zoveel weerzin bij verdachte op dat het mogelijk contraproductief kan gaan werken in zijn behandeling.
De raadsman heeft verzocht om aan verdachte (een deels) voorwaardelijk gevangenisstraf op te leggen, met een stok achter de deur in de vorm van de geadviseerde bijzondere voorwaarden.
Ook heeft de raadsman verzocht om de voorlopige hechtenis van verdachte met ingang van 1 juli 2024 te schorsen, zodat verdachte kan beginnen aan zijn behandeling in [locatie 2] .
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf/maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het feit is begaan
Verdachte heeft midden op de dag, met een slijptol, het slot van de fiets van het slachtoffer doorgeslepen en de fiets vervolgens meegenomen. De fiets van het slachtoffer stond op dat moment geparkeerd in de fietsenstalling ter hoogte van [locatie 3] . Dankzij een oplettende getuige was de politie snel ter plaatse en kon verdachte worden aangehouden. Diefstal van een fiets is een naar en ook hinderlijk feit en kost de samenleving een hoop geld en levert veel frustratie op. Verdachte heeft verklaard dat hij de fiets heeft gestolen omdat hij geen vervoer had en een telefoon wilde ophalen. De rechtbank neemt het verdachte niet alleen kwalijk dat hij een fiets steelt, maar vindt het ook zorgelijk dat hij zo lichtvoetig met andermans eigendom om gaat dat hij alleen om een telefoon op te halen al tot het besluit komt om een fiets te stelen.
Persoon van verdachte
Uit een op 15 maart 2024 gedateerd (46 pagina’s tellend) uittreksel van het strafblad van verdachte blijkt dat hij in de afgelopen vijf jaar al veel vaker is veroordeeld voor het plegen van diefstallen.
De reclassering heeft meerdere adviezen over verdachte uitgebracht. In het laatst opgemaakte advies van 14 juni 2024 staat, voor zover van belang, het volgende. Er is bij verdachte sprake van een uitgebreid delictpatroon. Verdachte heeft verschillende straffen opgelegd gekregen. In 2004 is hem twee jaren plaatsing in een inrichting voor de opvang van verslaafden opgelegd (vergelijkbaar met de huidige ISD-maatregel). In 2010 en 2018 is een ISD-maatregel opgelegd. Na de laatste ISD-maatregel verviel hij opnieuw in veelvuldig delict gedrag waardoor hij opnieuw voldoet aan de harde criteria. Bij verdachte is sprake van instabiliteit op vrijwel alle leefgebieden. In maart 2024 is aan verdachte een voorwaardelijke veroordeling opgelegd in de zaak met parketnummer 16/023198-24. Verdachte is op basis van die voorwaarden aangemeld voor een klinische opname. Klinische behandeling wordt als enige mogelijkheid gezien om bij verdachte gedragsverandering te kunnen bewerkstelligen. Het verleden heeft uitgewezen dat een toezicht met ambulante behandeling niet stringent genoeg was. Na eerdere opnames of ISD-maatregelen viel verdachte terug in gebruik vanwege de relatie met zijn, inmiddels ex-vriendin. Dit omdat er bij haar ook sprake is van forse verslavingsproblematiek. Gedurende de detentie van verdachte is de relatie verbroken en verdachte is vastberaden over de beëindiging van de relatie. De ex-vriendin heeft bevestigd dat de relatie is verbroken. In het verleden heeft verdachte onprettige ervaringen opgedaan met de ISD-maatregel. Door deze ervaringen wil verdachte een nieuwe ISD-maatregel voorkomen. Verdachte wil door de klinische opname nog eenmaal de kans krijgen om binnen een voorwaardelijk kader aan gedragsverandering en daarmee recidivevermindering werken. De voorwaarden zoals opgenomen in de uitspraak met parketnummer 16/023198-24 zijn voldoende passend om verdachte de laatste kans te bieden om binnen een voorwaardelijk kader te werken aan gedragsverandering. Als de klinische opname, door toedoen van verdachte vroegtijdig negatief moet worden beëindigd, dan adviseert de reclassering oplegging van de ISD-maatregel.
Ter terechtzitting heeft mw. Van der Pluijm van Reclassering Inforsa Utrecht gemeld dat op basis van de in de zaak met parketnummer 16/023198-24 gestelde voorwaarden voor verdachte per 1 juli 2024
een plek beschikbaar is in [locatie 2] .
Op te leggen straf
Bij het bepalen van de aan verdachte op te leggen straf en de duur daarvan heeft de rechtbank het volgende laten meewegen.
Overwogen is om aan verdachte de ISD-maatregel op te leggen. Aan de zogenaamde ‘harde’ en ‘zachte’ criteria voor het kunnen opleggen van de ISD-maatregel wordt voldaan.
Daar staat het volgende tegenover. Het is de rechtbank ter zitting voldoende duidelijk geworden dat bij verdachte, als gevolg van de eerder aan hem opgelegde ISD-maatregelen, een hevige weerstand bestaat tegen de maatregel als vorm van straf. Verdachte heeft ter zitting te kennen gegeven dat hij liever in detentie zit dan dat hem de ISD-maatregel wordt opgelegd.
De motivatie van verdachte om van zijn verslaving af te komen komt dit keer vanuit hem zelf. Hij heeft aangegeven dat hij dit keer ook echt aan de slag wil om van zijn drugsverslaving af te komen. Anders dan voorheen wil verdachte weg uit Utrecht (om zo niet in contact te blijven staan met ‘verkeerde’ vrienden) en vormt zijn relatie geen factor meer die verdachte aan Utrecht en/of aan zijn verslaving bindt. De rechtbank heeft in deze zaak de voorlopige hechtenis van verdachte per 1 juli 2024 geschorst, zodat hij zijn behandeling bij de verslavingskliniek [locatie 2] kan starten. Behandeling bij deze kliniek voor zijn al jarenlang bestaande harddrugsverslaving vindt plaats in het kader van de bijzondere voorwaarden die bepaald zijn in het vonnis van de Politierechter van 8 maart 2024 (parketnummer 16-023198-24) .
De rechtbank wil verdachte een laatste kans geven. De rechtbank zal daarom niet overgaan tot oplegging van de ISD-maatregel. Ook niet in voorwaardelijke zin. Dit zal niet de zogenoemde stok achter de deur zijn om verdachte te motiveren in het slagen van zijn behandeling.
De rechtbank komt op basis van uitspraken in soortgelijke zaken, waarbij sprake is van diefstal met braak en recidive, tot oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden, met aftrek van het voorarrest. Daarbij heeft de rechtbank er in zoverre rekening mee gehouden dat het kader dat volgt uit de op 8 maart 2024 opgelegde bijzondere voorwaarden voldoende handvatten biedt om verdachte te begeleiden.
De rechtbank zal gezien de aan verdachte op te leggen straf het -geschorste- bevel tot voorlopige hechtenis opheffen.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op artikel 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals dit artikel luidde ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
verklaarthet ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
verklaarthet meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan
vrij;
Strafbaarheid
verklaarthet bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is
vermeld;
verklaartverdachte strafbaar;
Oplegging straf
veroordeeltverdachte tot een
gevangenisstrafvan
2 (twee) maanden;
bepaaltdat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in
verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de
gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Voorlopige hechtenis
heftop het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J. Reitsma, voorzitter, mr. S.M. Schothorst en mr. E. Post, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J. Troostheide, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 11 juli 2024.
Mr. Post is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 29 januari 2024 te Utrecht, althans in Nederland,
een fiets, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde] ,
in elk geval aan een ander toebehoorde(n)
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of
die weg te nemen fiets onder zijn bereik heeft gebracht
door middel van braak en/of verbreking;
( art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht )