ECLI:NL:RBMNE:2024:4130

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
13 juni 2024
Publicatiedatum
10 juli 2024
Zaaknummer
C/16/575467 / FO RK 24-601
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Tussenbeschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot plaatsing van een minderjarige in Spanje afgewezen wegens niet nageleefde goedkeuringsprocedure

In deze tussenbeschikking van de Rechtbank Midden-Nederland, gedateerd 13 juni 2024, is het verzoek van Samen Veilig Midden-Nederland, de gecertificeerde instelling, om de minderjarige [minderjarige] te plaatsen in Spanje afgewezen. De rechtbank oordeelt dat, volgens artikel 82 van de verordening Brussel II-ter, voorafgaand aan een plaatsing in een andere lidstaat een goedkeuringsprocedure moet worden doorlopen via de centrale autoriteiten. Deze procedure is niet gevolgd, wat betekent dat de plaatsing niet kan plaatsvinden. De rechtbank benadrukt dat het belang van de minderjarige vereist dat hij niet ongeoorloofd op Spaans grondgebied verblijft zonder de juiste procedure te doorlopen. De rechtbank wijst erop dat goedkeuring achteraf niet in overeenstemming is met de verordening en dat het Spaanse nationale recht vereist dat de minderjarige een band met Spanje heeft, wat in dit geval niet het geval is.

De kinderrechter heeft de GI de gelegenheid gegeven om de verzoeken te wijzigen of in te trekken, en heeft de beslissing hierover aangehouden tot uiterlijk 13 juli 2024. De rechtbank heeft vastgesteld dat de GI in haar verzoekschriften geen melding heeft gemaakt van de vereiste goedkeuring van de Spaanse Centrale autoriteit, en dat er geen contact is opgenomen met de Nederlandse Centrale autoriteit. De rechtbank concludeert dat het zeer onzeker is of de minderjarige in Spanje geplaatst kan worden, en dat, zelfs als dit mogelijk zou zijn, de procedure niet op korte termijn kan worden gerealiseerd.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Afdeling Familierecht
Locatie Utrecht
Zaaknummer: C/16/575467 / FO RK 24-601
Tussenbeschikking van 13 juni 2024
in de zaak van
de gecertificeerde instelling
Samen Veilig Midden-Nederland, gevestigd te Utrecht,
hierna te noemen: de GI,
betreffende
[minderjarige], geboren op [2009] te [geboorteplaats] (Egypte),
hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
De pleegouders,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
hierna te noemen: de pleegouders.

1.Het procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de verzoekschriften met bijlagen van de GI van
16 mei 2024, ingekomen bij de griffie op 16 mei 2024.

2.De feiten

2.1.
[minderjarige] is de zoon van [A] en [B] .
2.2.
De ouders waren gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] . Bij beschikking van deze rechtbank van 8 februari 2022, hersteld bij beschikking van
3 mei 2022, is het ouderlijk gezag van de ouders beëindigd en is de GI benoemd als voogd over [minderjarige] .
2.3.
[minderjarige] woont in een pleeggezin.

3.De verzoeken

3.1.
De GI verzoekt de rechtbank op grond van artikel 1:336a lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW) toestemming te verlenen tot wijziging in het verblijf van [minderjarige] naar een accommodatie jeugdhulpaanbieder voor de duur van minimaal één jaar. Daarnaast verzoekt de GI de rechtbank op grond van artikel 1:306 BW toestemming te verlenen om [minderjarige] te plaatsen buiten Nederland. De GI wil [minderjarige] plaatsen bij [instelling] , een kleinschalige behandelsetting en drie-milieus-voorziening in Spanje. [minderjarige] kan in het pleeggezin zijn draai niet vinden en heeft suïcidale gedachtes. De pleegouders zijn niet akkoord met een definitieve overplaatsing van [minderjarige] .

4.De beoordeling

4.1.
De rechtbank overweegt dat artikel 82 van de verordening van 25 juni 2019 betreffende de bevoegdheid, de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid, en betreffende internationale kinderontvoering (herschikking), en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 2201/2003 (Brussel II-ter) bepaalt dat indien overwogen wordt een kind te plaatsen in een andere lidstaat, eerst de goedkeuring van de bevoegde autoriteit van die andere lidstaat moet worden gevraagd. Daartoe dient de Centrale autoriteit van de verzoekende lidstaat aan de Centrale autoriteit van de aangezochte lidstaat waar het kind zal worden geplaatst, een verzoek om goedkeuring te zenden. De bedoelde plaatsing door de verzoekende lidstaat kan slechts worden gelast of geregeld nadat de bevoegde autoriteit van de aangezochte lidstaat de plaatsing heeft goedgekeurd (lid 5 van artikel 82 Brussel II-ter).
4.2.
Voor zover de rechtbank bekend is, ontbreekt op dit moment de vereiste goedkeuring van de Spaanse Centrale autoriteit en is er überhaupt nog geen contact opgenomen met de Nederlandse Centrale autoriteit. De GI heeft hier in de verzoekschriften in ieder geval niets over opgemerkt. Bovendien is de rechtbank ambtshalve bekend dat de Spaanse Centrale autoriteit in beginsel geen toestemming geeft als het kind geen band heeft met Spanje.
4.3.
De voorlopige indruk van de rechtbank is dan ook dat, in het geval de verzoeken toegewezen worden, het zeer onzeker is of [minderjarige] in Spanje geplaatst kan worden en dat als dit wel zou kunnen, dit gelet op de te volgen procedure niet op korte termijn bewerkstelligd kan worden. De rechtbank wil daarom de GI in de gelegenheid stellen om de verzoeken te wijzigen dan wel in te trekken, dan wel, bij handhaving van de verzoeken, die verzoeken gelet op het voorgaande nader te onderbouwen. De rechtbank zal de beslissing daartoe één maand aanhouden.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
houdt iedere beslissing op de verzoeken aan;
5.2.
stelt de GI in de gelegenheid de verzoeken te wijzigen dan wel in te trekken, gelet op hetgeen is overwogen onder nummers 4.1. en 4.2.;
5.3.
verzoekt de GI om
uiterlijk 13 juli 2024de rechtbank te berichten;
5.4.
bepaalt dat als de GI de verzoeken niet intrekt, de (al dan niet gewijzigde) verzoeken zullen worden behandeld op een nader te bepalen zitting.
Deze beschikking is gegeven door mr. T. Dopheide, (kinder)rechter, in tegenwoordigheid van mr. J.M. van de Griendt als griffier en in het openbaar uitgesproken op 13 juni 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Arnhem-Leeuwarden