ECLI:NL:RBMNE:2024:413

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
29 januari 2024
Publicatiedatum
30 januari 2024
Zaaknummer
16/135091-23 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor brandstichting met gemeen gevaar voor goederen

Op 29 januari 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 31 mei 2023 in Utrecht brand heeft gesticht in zijn kamer. De rechtbank oordeelde dat er gemeen gevaar voor goederen was, maar dat de verdachte niet volledig ontoerekeningsvatbaar kon worden verklaard. De rechtbank heeft de verdachte schuldig verklaard zonder oplegging van straf of maatregel, rekening houdend met zijn psychische stoornis, schizofrenie, en de reeds verleende zorgmachtiging. De inhoudelijke behandeling vond plaats op 15 januari 2024, na eerdere zittingen op 28 augustus 2023 en 6 november 2023. De officier van justitie had gevorderd om de verdachte ontoerekeningsvatbaar te verklaren, maar de rechtbank oordeelde dat de verdachte weliswaar een strafbare dader was, maar dat de omstandigheden van de zaak en de zorg die hij ontvangt, een straf of maatregel niet rechtvaardigen. De rechtbank heeft het primair tenlastegelegde bewezen verklaard, maar het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en de verdachte daarvan vrijgesproken. De rechtbank heeft het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/135091-23 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 29 januari 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1988 te [geboorteplaats] ,
verblijvende te [adres] , [verblijfplaats] ( [locatie] ),
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting op 28 augustus 2023, 6 november 2023 en 29 januari 2024. De inhoudelijke behandeling heeft plaatsgevonden op 15 januari 2024. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. S. Houtman en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. A.M.P.M. Adank, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Primair
op 31 mei 2023 in Utrecht opzettelijk kledingstukken, een tas en een matras in brand heeft gestoken, waardoor er gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel te duchten was.
Subsidiair
op 31 mei 2023 te Utrecht opzettelijk een matras en/of een kamer van [instelling] heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het tenlastegelegde.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan brandstichting, waardoor gemeen gevaar voor goederen te duchten was. De bewijsmiddelen zijn ten behoeve van de leesbaarheid opgenomen in bijlage II van dit vonnis. [1] Hieronder zal de rechtbank waar nodig nader uitleggen waarom zij dat vindt en ingaan op de verweren van de verdediging, voor zover die niet al worden weerlegd door de bewijsmiddelen.
De raadsman heeft aangevoerd dat het wel aannemelijk is dat verdachte de brand heeft aangestoken, maar dat het niet wettig en overtuigend kan worden bewezen. Daartoe heeft de raadsman ook aangevoerd dat het mogelijk is dat verdachte de deur van zijn kamer niet op slot heeft gedraaid en dat de brand daarom door een ander is aangestoken. De rechtbank oordeelt daarover als volgt.
Nadat er brand is ontstaan in de kamer van verdachte ziet een medewerker verdachte zijn kamer verlaten. Tegen een andere medewerker verklaart verdachte vervolgens – nadat deze medewerker naar aanleiding van het brandalarm in de richting van de kamer van verdachte is gegaan – dat hij op zijn kamer heeft gerookt. Die medewerker heeft de kamer vervolgens met zijn loper geopend. Daaruit maakt de rechtbank op dat de deur op slot zat. Onder deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat buiten redelijke twijfel staat dat het verdachte is geweest die de brand heeft gesticht in zijn kamer.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 31 mei 2023 te Utrecht opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met een matras, kledingstukken en een tas, ten gevolge waarvan brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten inboedel en meubilair van de kamer van verdachte te duchten was.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad. Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is. Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

7.1
Het standpunt van de officier van justitie en van de verdediging
De officier van justitie heeft gevorderd, en de verdediging heeft verzocht, om verdachte ontoerekeningsvatbaar te verklaren en te ontslaan van alle rechtsvervolging.
7.2
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft acht geslagen op de beschikking van rechtbank Oost-Brabant van 13 december 2023 betreffende de verlening van een zorgmachtiging jegens verdachte. Daaruit kan worden opgemaakt dat verdachte lijdt aan een psychische stoornis, te weten schizofrenie.
Ten tijde van de feiten bevond verdachte zich op de crisisafdeling van het [naam] van [instelling] in Utrecht. Na zijn voorgeleiding is verdachte geplaatst op de crisisafdeling van het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (hierna: PPC) in de P.I. in [vestigingsplaats] . Beschreven wordt dat er bij verdachte in het PPC sprake is van overmatige achterdocht, angst, hallucinatoir gedrag, desorganisatie en zelfverwaarlozing.
Gelet op het voorgaande gaat de rechtbank ervan uit dat de hiervoor genoemde stoornis aanwezig was ten tijde van het bewezenverklaarde en dat deze stoornis ook van invloed is geweest op de gedragskeuzes en gedragingen van verdachte. Nu verdachte heeft geweigerd zijn medewerking te verlenen aan het psychiatrisch onderzoek in het kader van deze strafzaak, beschikt de rechtbank over onvoldoende informatie om te vast te kunnen stellen dat verdachte in het geheel ontoerekeningsvatbaar moet worden verklaard.
Anders dan de officier van justitie en de verdediging, ziet de rechtbank daarin reden om het tenlastegelegde in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. Er is daarom geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.SCHULDIGVERKLARING ZONDER OPLEGGING VAN STRAF OF MAATREGEL

Nu de rechtbank tot het oordeel komt dat verdachte een strafbare dader is, ziet de rechtbank zich voor de vraag gesteld of en welke straf en/of maatregel aan verdachte moet worden opgelegd. Daarbij houdt de rechtbank rekening met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
8.3.1 De ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan brandstichting in zijn kamer bij het [naam] te Utrecht, waar verdachte verbleef op de crisisafdeling. Brandstichting is een ernstig feit, omdat het tot oncontroleerbare en snel uit de hand lopende situaties kan leiden. Brandstichting in een GGZ-instelling leidt bovendien tot gevoelens van angst en onveiligheid bij bewoners en zorgpersoneel. Dat de schade beperkt is gebleven, is niet aan verdachte te danken, maar aan het tijdig geactiveerde brandalarm van de instelling en het direct handelend optreden van het personeel.
8.3.2 De persoonlijke omstandigheden
De rechtbank houdt rekening met de persoonlijke omstandigheden zoals uiteengezet onder ‘strafbaarheid van verdachte’, waaruit blijkt dat voor verdachte op 13 december 2023 een zorgmachtiging is verleend wegens een psychische stoornis, te weten schizofrenie. Binnen de verleende zorgmachtiging bestaat de verplichte zorg uit, onder meer, behandeling van de stoornis en het beperken van de bewegingsvrijheid. Uit de beschikking van de rechtbank is ook op te maken dat bij het bepalen van deze verplichte zorg, rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van verdachte aan het maatschappelijke leven te bevorderen. Daarmee is de rechtbank van oordeel dat verdachte inmiddels gepaste zorg in een gedwongen kader ontvangt, die het gevaar op herhaling van strafbare feiten in voldoende mate ondervangt en dat een (vrijheidsbenemende) straf en/of maatregel (al dan niet met voorwaarden) geen meerwaarde heeft. Daarbij speelt een rol dat verdachte in de afgelopen jaren niet is veroordeeld voor strafbare feiten.
8.3.3 Conclusie
De ernst van het feit rechtvaardigt in beginsel de oplegging van een vrijheidsbenemende straf. De rechtbank is echter – gelet op al het voorgaande – van oordeel dat het bewezenverklaarde in belangrijke mate is ingegeven door de psychische stoornis van verdachte en dat verdachte voor deze stoornis inmiddels de gepaste (gedwongen) zorg ontvangt, dat de rechtbank verdachte schuldig zal verklaren zonder oplegging van straf of maatregel.

9.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het primair tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Schuldigverklaring zonder oplegging van straf of maatregel
- bepaalt dat ten aanzien van het bewezenverklaarde geen straf of maatregel wordt opgelegd;
Voorlopige hechtenis
- heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A. Brouwer, voorzitter, mr. A.M.M. Lemmen en mr. J.P. Verboom, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J. van Buel, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 29 januari 2024.
Bijlage I: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 31 mei 2023 te Utrecht
opzettelijk
brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met een matras en/of
een of meer kledingstukken en/of een tas, althans met een brandbare stof, ten
gevolge waarvan een matras en/of een of meer kledingstukken en/of een tas geheel
of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk
geval brand is ontstaan,
terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor goederen, te weten inboedel en/of meubilair van de kamer
van verdachte en/of inboedel en/of meubilair van een of meer andere kamers van
medebewoners, en/of
- levensgevaar en/of gevaar voor lichamelijk letsel voor een ander te weten
medebewoners en/of medewerkers van [instelling]
te duchten was;
( art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 157 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 31 mei 2023 te Utrecht
opzettelijk en wederrechtelijk een matras en/of een kamer in elk geval enig goed,
dat/die geheel of ten dele aan [instelling] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n)
heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt
( art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
Bijlage II: de bewijsmiddelen
Een proces-verbaal van verhoor getuige ( [getuige] ), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 31 mei 2023 zag ik dat in de kamer van [verdachte] brand was gesticht en dat er flinke rookontwikkeling was. Ik zag dat de deuren open gingen van de kamers. Ik zag dat [verdachte] uit zijn kamer kwam gelopen. [2]
Een proces-verbaal van aangifte ( [aangever] namens [instelling] ), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 30 mei 2023 begon ik aan mijn dienst bij [instelling] te Utrecht. [3] Ik hoorde dat het brandalarm van de afdeling afging. Ik zag een manspersoon. Later bleek dit te zijn [verdachte] . [de rechtbank begrijpt verdachte [verdachte] ] Ik zei het volgende tegen hem: "Heb je gerookt in je kamer?" Ik zag en hoorde [verdachte] vrij emotieloos zeggen: "Ja." Vervolgens deed ik met mijn loper de deur van [verdachte] ’s kamer open. Ik zag dat er in het midden van [verdachte] 's kamer iets aan het branden was. Ik vermoed dat [verdachte] zijn kamer in de brand had gestoken. Dit aangezien hij de enige is die een sleutel van zijn kamer heeft. [4]
Een proces-verbaal van forensisch onderzoek woning, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik liep naar het bed en zag dat er drie afzonderlijke brandhaarden in het schuimrubberen matras zaten. [5] Het scenario wat hierbij het meest past is dat verdachte meerdere keren het matras heeft aangestoken middels een ontstekingsbron. De verdachte heeft diverse goederen, waaronder kleding en een tas aangestoken wat langer en feller heeft gebrand dan het matras. Uit de beschreven situatie en het aangetroffen brandbeeld bleek dat bij deze brand gemeen gevaar voor goederen was te duchten. Er is immers schade in de kamer ontstaan. [6]

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte, in de wettelijke vorm en door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn, tenzij anders vermeld, als bijlagen opgenomen bij de in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal van 1 juni 2023 (pagina 1 tot en met 57) genummerd PL0900-2023159922, opgemaakt door de politie-eenheid Midden Nederland.
2.p. 11.
3.p. 46.
4.p. 47.
5.p. 2.
6.p. 3.