In deze zaak, die op 3 juli 2024 door de Rechtbank Midden-Nederland is behandeld, gaat het om een burenconflict tussen twee partijen die naast elkaar wonen. De eisers, bestaande uit drie personen, hebben een vordering ingesteld tegen de gedaagden, eveneens een tweetal, met betrekking tot een hekwerk dat door de gedaagden op hun perceel is geplaatst. De eisers stellen dat dit hekwerk onrechtmatige hinder oplevert en dat de gedaagden misbruik maken van hun bevoegdheid. De rechtbank oordeelt echter dat het hekwerk niet verwijderd hoeft te worden, omdat de hinder die de eisers ondervinden niet onrechtmatig is. De rechtbank wijst erop dat buren enige hinder van elkaar moeten dulden en dat de gedaagden een redelijk belang hebben bij het afsluiten van hun perceel, vooral gezien de aanwezigheid van kleine kinderen en huisdieren.
Daarnaast hebben de gedaagden een tegeneis ingesteld, waarbij zij eisen dat de eisers een camera aan de voorzijde van hun woning verwijderen, omdat deze camera zicht biedt op het perceel van de gedaagden en daarmee inbreuk maakt op hun privacy. De rechtbank oordeelt dat de eisers inderdaad inbreuk maken op de privacy van de gedaagden en wijst de vordering tot verwijdering van de camera toe. De rechtbank legt ook een dwangsom op voor het geval de eisers niet aan deze veroordeling voldoen.
De proceskosten worden toegewezen aan de gedaagden, aangezien de eisers in het ongelijk zijn gesteld. De rechtbank benadrukt dat de eisers zowel in conventie als in reconventie de kosten moeten vergoeden, en dat de gedaagden recht hebben op een vergoeding voor hun advocaatkosten. Het vonnis is openbaar uitgesproken door mr. M.R. van der Vos.