ECLI:NL:RBMNE:2024:4083

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
8 juli 2024
Publicatiedatum
8 juli 2024
Zaaknummer
569571
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling afgewezen door gebrek aan samenwerking tussen GI en hulpverlening

In deze beschikking van de kinderrechter van de Rechtbank Midden-Nederland, gedateerd 28 juni 2024, wordt de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2007, afgewezen. De kinderrechter had eerder op 29 maart 2024 de ondertoezichtstelling voor drie maanden verlengd, maar de situatie is niet verbeterd. De gecertificeerde instelling (GI) heeft aangegeven dat er nog steeds zorgen zijn over de ontwikkeling van de minderjarige, die slechts twee dagdelen per week naar school gaat en een grote leerachterstand heeft. De ouders zijn het niet eens met het verzoek tot verlenging en stellen dat hun kind grote stappen heeft gemaakt en openstaat voor hulpverlening.

Tijdens de mondelinge behandeling op 28 juni 2024 waren de ouders aanwezig, maar de betrokken hulpverleners zijn niet verschenen. De kinderrechter heeft de minderjarige gehoord en samengevat wat zij heeft verteld. De kinderrechter concludeert dat de samenwerking tussen de GI en de hulpverleners niet verbeterd is, wat de effectiviteit van de ondertoezichtstelling ondermijnt. Ondanks de positieve veranderingen in de situatie van de minderjarige, zoals het opbouwen van een vertrouwensband met haar begeleider, blijft de kinderrechter bezorgd over de ontwikkeling van de minderjarige en de gebrekkige samenwerking van de hulpverlening.

De kinderrechter besluit de ondertoezichtstelling te verlengen tot 1 oktober 2024, maar wijst het verzoek van de GI voor een langere verlenging af. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat deze moet worden nageleefd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De ouders hebben ingestemd met het delen van informatie met het lokale wijkteam, dat de regie op de hulpverlening zal overnemen. De beschikking is openbaar uitgesproken en op schrift gesteld op 8 juli 2024.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Utrecht
Zaaknummer: C/16/569571 / JE RK 24-165
Datum uitspraak: 28 juni 2024
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van
de gecertificeerde instelling
SAMEN VEILIG MIDDEN NEDERLAND, gevestigd te Utrecht, hierna te noemen de GI,
over
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2007 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [woonplaats] ,
[de vader],
hierna te noemen de vader,
wonende in [woonplaats] .
De kinderrechter merkt als informanten aan:
  • mevrouw [A] en mevrouw [B] , namens de opvoedpoli;
  • mevrouw [C] , namens het [school] ;
  • de heer [D] , leerplichtambtenaar van de gemeente Vijfheerenlanden.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter heeft bij beschikking van 29 maart 2024 de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd voor de duur van drie maanden, dus tot 1 juli 2024 en de beslissing op het verzoek tot verlenging voor het overige aangehouden. De rechtbank verwijst voor de procedure tot en met 29 maart 2024 naar de beschikking van die datum. De rechtbank heeft daarna de volgende stukken meegenomen in haar beoordeling:
- de beschikking van 29 maart 2024;
- het bericht van de GI met bijlagen van 12 juni 2024.
1.2.
Op 28 juni 2024 heeft de kinderrechter de mondelinge behandeling van de zaak met gesloten deuren voortgezet. Daarbij waren aanwezig:
- de vader;
- de moeder;
  • mevrouw [E] , namens de GI;
  • mevrouw [A] en mevrouw [B] , namens de opvoedpoli.
Hoewel mevrouw [C] van het [school] en de heer [D] , leerplichtambtenaar van de gemeente Vijfheerenlanden correct zijn opgeroepen, zijn zij niet verschenen.
1.3.
De kinderrechter heeft [minderjarige] naar haar mening gevraagd. [minderjarige] heeft hierover een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter samengevat wat [minderjarige] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
[minderjarige] woont bij haar ouders.
2.3
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen tot 1 april 2025, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
2.4
Bij beschikking van 29 maart 2024 heeft de kinderrechter een deel van het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling aangehouden, om van de betrokken hulpverleners vernemen hoe de hulpverlening verloopt, zodat de kinderrechter kan beoordelen of het dwingende kader van de ondertoezichtstelling nog nodig is.
2.5.
Op de zitting heeft de GI toegelicht dat de zorgen over de ontwikkeling van [minderjarige] nog altijd aanwezig zijn en dat de verstandhouding met de hulpverleners nog niet verbeterd is. De GI verkrijgt geen informatie van de betrokken hulpverleners, waardoor het niet mogelijk is om met hen samen te werken en zicht te krijgen op [minderjarige] .

3.Het standpunt van de ouders

3.1.
De ouders zijn het niet eens met het verzoek. Volgens de moeder heeft [minderjarige] grote stappen gemaakt de afgelopen periode. Ze gaat zelfstandig naar school en heeft haar plekje daar gevonden. Daarnaast is haar dag- en nachtritme teruggekeerd. De ouders hebben aangegeven in het vrijwillig kader open te staan voor (voortzetting van de) hulpverlening.

4.De beoordeling

De beslissing
4.1.
De kinderrechter zal de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengen voor de duur van drie maanden, dus tot 1 oktober 2024 en het verzoek voor het overige afwijzen (artikel 1:260 lid 1 BW). Hierna zal de kinderrechter uitleggen waarom zij deze beslissing neemt.
De verlenging van de ondertoezichtstelling
4.2.
[minderjarige] wordt nog steeds in haar ontwikkeling bedreigd. Zij gaat nog steeds maar twee dagdelen per week naar school en heeft een zeer grote leerachterstand. Zij is bijna 18 jaar oud en bevindt zich nog in de fase dat zij wordt voorbereid op instroom op niveau 1 van het MBO. De kinderrechter heeft echter van de GI, de ouders en [minderjarige] begrepen dat de situatie van [minderjarige] op een positieve manier aan het veranderen is. De doelen van de ondertoezichtstelling zijn echter nog niet behaald en de verbetering is nog zeer pril en kwetsbaar.
4.3.
Zoals in de eerdere beschikking is benoemd, heeft het gezin te maken gehad met verschillende jeugdbeschermers. Dit is voor [minderjarige] lastig geweest, omdat zij moeite heeft om een vertrouwensband op te bouwen. De kinderrechter vindt het positief dat [minderjarige] een vertrouwensband heeft opgebouwd met mevrouw [C] , haar begeleider vanuit school en dat [minderjarige] op dit moment twee dagdelen per week naar school gaat. In september start het nieuwe schooljaar en zal [minderjarige] starten aan een vervolgopleiding op niveau 1, waarbij zij drie dagen per week naar school zal moeten gaan en gaat beginnen aan een stage. De kinderrechter maakt zich zorgen over deze grote stap in de schoolgang en wil dat de hulpverlening betrokken blijft om ervoor te zorgen dat [minderjarige] niet terugvalt.
4.4.
De kinderrechter heeft van de GI begrepen dat zij blijft vastlopen in de samenwerking met de hulpverleners en dat dit ondanks de vorige beschikking niet is verbeterd. De ouders hebben op de zitting toegelicht open te staan voor alle vormen van vrijwillige hulpverlening. Op de zitting heeft de Opvoedpoli aangegeven dat de ouders goed in de samenwerking zitten en dat het contact tussen hen op een goede manier verloopt. Zowel [minderjarige] als haar ouders komen volgens de Opvoedpoli op afspraken en boeken vooruitgang. Hierdoor heeft de kinderrechter er vertrouwen in dat de ouders geen weerstand hebben voor de hulpverlening en open blijven staan voor de hulp die nodig is.
4.5.
De kinderrechter blijft het wel kwalijk vinden dat de hulpverlening en school de GI niet of nauwelijks informeren, ondanks dat zij daartoe wettelijk verplicht zijn. De GI kan hierdoor haar taak, die de kinderrechter heeft opgelegd niet of nauwelijks uitvoeren. Zelfs aan een oproep van de rechtbank om de kinderrechter dan maar rechtstreeks te informeren hebben de school en de leerlichtambtenaar niet voldaan. Alleen de Opvoedpoli heeft de kinderrechter ter zitting nader geïnformeerd. Door het gebrek aan samenwerking van de school, leerplicht en de hulpverlening met de GI heeft een ondertoezichtstelling in feite nauwelijks nog meerwaarde, ondanks dat de ontwikkelingsbedreiging nog aanwezig is. Omdat de kinderrechter er mede door de informatie die de Opvoedpoli ter zitting heeft gegeven, inmiddels voldoende vertrouwen in heeft dat de ouders openstaan voor hulp in vrijwillig kader zal de kinderrechter de regie op de hulpverlening voortaan overlaten aan het lokale wijkteam. De GI heeft de kinderrechter voorgesteld om de ondertoezichtstelling in dat geval met ten minste drie maanden te verlengen, om de regie op een goede manier aan het wijkteam over te kunnen dragen. De ouders hebben er desgevraagd mee ingestemd dat de GI het dossier en alle benodigde informatie met het wijkteam mag delen. De kinderrechter zal het voorstel van de GI volgen. De kinderrechter zal daarom de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengen tot 1 oktober 2024 en het verzoek voor het overige afwijzen (artikel 1:260, eerste lid, BW).
4.6.
De kinderrechter zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is verzocht. Dat betekent dat de beslissing moet worden gevolgd, ook als één van de belanghebbenden hoger beroep instelt tegen deze beslissing. De beslissing van de kinderrechter geldt in dat geval totdat het gerechtshof een andere beslissing neemt.
Hierna volgt de beslissing. De rechtbank gebruikt hier de begrippen uit de wet.

5.De beslissing

De kinderrechter:
5.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] tot 1 oktober 2024 en wijst het verzoek voor het overige af;
5.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 28 juni 2024 door
mr. M.A.A.T. Engbers, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. Z.C.M. van Giessen-Booij als griffier, en op schrift gesteld op 8 juli 2024.
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING SECRETARIS!
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING RECHTER!
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR STEMPELS!
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden.