ECLI:NL:RBMNE:2024:4080

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 juni 2024
Publicatiedatum
6 juli 2024
Zaaknummer
24/3610
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening wegens ontbreken spoedeisend belang in bestuursrechtelijke zaak

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Lelystad. Het college had op 27 maart 2024 verzoeker gelast om de bewoning van zijn woning in strijd met het Omgevingsplan te beëindigen, met een dreiging van een dwangsom van € 10.000,- per overtreding. Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek zonder zitting beoordeeld, omdat het kennelijk ongegrond was. De rechtbank heeft verzoeker gevraagd om aan te geven wat het spoedeisende belang is bij het treffen van een voorlopige voorziening. Verzoeker stelde dat de termijn van zes weken na de beslissing op het bezwaarschrift te kort is om passende huisvesting te vinden voor de bewoners. De voorzieningenrechter oordeelt echter dat er op dit moment geen sprake is van onverwijlde spoed, aangezien er tot zes weken na de beslissing op het bezwaarschrift geen dwangsommen verbeurd kunnen worden.

Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan op 19 juni 2024 door mr. S.C.A. van Kuijeren, in aanwezigheid van mr. G.M.T.M. Sips, griffier, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/3610

uitspraak van de voorzieningenrechter van 19 juni 2024 in de zaak tussen

[verzoeker] , uit [woonplaats] , verzoeker

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Lelystad, verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen het besluit van het college tot oplegging van een last onder dwangsom.
1.1.
Met het besluit van 27 maart 2024 heeft het college verzoeker gelast om de bewoning van de woning aan de [adres] in [plaats] in strijd met het Omgevingsplan te beëindigen en beëindigd te houden. Als niet aan de last wordt voldaan verbeurt verzoeker een dwangsom van € 10.000,- per overtreding, met een maximum van € 50.000,-. Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

Toetsingskader
2. Omdat het verzoek kennelijk ongegrond is doet de voorzieningenrechter uitspraak zonder zitting. Artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk. De voorzieningenrechter legt hierna uit waarom het verzoek kennelijk ongegrond is.
3. Het college heeft op 24 mei 2024 de begunstigingstermijn, die aan de last onder dwangsom is verbonden, opgeschort tot zes weken na de datum van de beslissing op het bezwaarschrift.
4. Op grond van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het treffen van een voorlopige voorziening mogelijk als onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. Gelet hierop heeft de rechtbank verzoeker bij brief van 31 mei 2024 gevraagd om aan te geven wat op dit moment nog het spoedeisende belang is bij het treffen van een voorziening hangende de bezwaarprocedure. In zijn reactie die door de rechtbank is ontvangen op 5 juni 2024 geeft verzoeker aan dat hij een termijn van zes weken na de beslissing op het bezwaarschrift te kort vindt, omdat het onmogelijk is binnen deze termijn passende huisvesting te vinden voor de (mede)bewoners.
5. De voorzieningenrechter oordeelt dat er op dit moment géén sprake is van onverwijlde spoed op grond waarvan de voorzieningenrechter een voorlopige voorziening zou moeten treffen. Tot zes weken na de beslissing op het bezwaarschrift kunnen er geen dwangsommen verbeuren. Er is daarom op dit moment geen sprake van een spoedsituatie.
6. Omdat een spoedeisend belang ontbreekt, wijst de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening af. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.C.A. van Kuijeren, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. G.M.T.M. Sips, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 19 juni 2024.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.