ECLI:NL:RBMNE:2024:4079
Rechtbank Midden-Nederland
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening inzake griffierecht in bestuursrechtelijke procedure
In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 13 mei 2024, wordt een verzoek om een voorlopige voorziening behandeld. Verzoeker, die niet bij naam is genoemd, heeft bezwaar gemaakt tegen besluiten van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, vertegenwoordigd door de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. De besluiten betroffen de definitieve vaststelling van de subsidie op grond van de Eerste tijdelijke noodmaatregel overbrugging voor behoud van werkgelegenheid (NOW-1). De minister heeft verzoeker meegedeeld dat het definitieve bedrag waarop hij recht heeft niet kan worden berekend, omdat hij geen aanvraag heeft ingediend. Hierdoor moet verzoeker de verstrekte voorschotten van € 1.878,- en € 1.938,- terugbetalen.
De voorzieningenrechter oordeelt dat het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat verzoeker het verschuldigde griffierecht van € 187,- niet tijdig heeft betaald. De griffier had verzoeker in een aangetekende brief van 5 april 2024 de gelegenheid gegeven om het griffierecht binnen twee weken te betalen, maar verzoeker heeft hier niet aan voldaan en heeft geen verontschuldiging voor het verzuim gegeven. Hierdoor kan de voorzieningenrechter het verzoek niet inhoudelijk beoordelen en is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen. De voorzieningenrechter heeft de beslissing genomen zonder zitting, conform artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).