Uitspraak
RECHTBANK Midden-Nederland
1.[gedaagde sub 1] B.V.,
2.
[gedaagde sub 2] B.V.,
3.
[gedaagde sub 3],
1.De procedure
- de conclusie van antwoord,
- de brief waarin een mondelinge behandeling is bepaald,
2.De kern van de zaak en de beslissing
3.Achtergrond van het geschil
3.4. [eiser] stelt zich in deze procedure op het standpunt dat hij heeft gedwaald bij het aangaan van de Cessie. Hij vindt dat [gedaagden] [A] en hem had moeten inlichten over de verstrekte informatie in 2006 door ABN AMRO aan [gedaagden] [eiser] heeft op 14 september 2023 de Cessie buitengerechtelijk vernietigd. Hij vordert in deze zaak een verklaring voor recht dat de cessieovereenkomst geldig is vernietigd en een hoofdelijke veroordeling van [gedaagde sub 1] , [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] tot terugbetaling van € 166.485,- en de advocaatkosten van de procedure tegen ABN AMRO van € 39.830,18. Ook vordert hij de proceskosten.
4.De beoordeling
"alle hem bekende stukken in de rentederivatenkwestie met ABN AMRO aan mr. [A] heeft overhandigd."
- bij het minnelijke aanbod - te kennen had gegeven de vordering onderbouwd te zullen betwisten in een procedure. Daarom had [eiser] kunnen weten dat de vordering geen kans van slagen had en heeft hij zelf die kans op een minder gunstige uitkomst aanvaard.