Uitspraak
RECHTBANK Midden-Nederland
1.De procedure
- de conclusie van antwoord met 14 producties;
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 1 juli 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een eiser en een gedaagde. De eiser, eigenaar van een boerderij, vorderde ontruiming van een deel van zijn pand dat door de gedaagde, een besloten vennootschap, werd gebruikt als locatie voor een woongroep voor vrouwen die begeleiding krijgen bij het herstel van hun verslaving. De eiser stelde dat de huurovereenkomst was geëindigd en dat de gedaagde het pand moest ontruimen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de eiser geen spoedeisend belang heeft aangetoond voor de gevorderde ontruiming. De rechtbank weegt hierbij de belangen van beide partijen. De eiser had zelf bijna vier maanden gewacht met het indienen van de dagvaarding, terwijl de gedaagde een belangrijke rol speelt in de begeleiding van kwetsbare vrouwen. De rechtbank concludeert dat de eiser kan wachten op de uitkomst van een bodemprocedure en wijst de vorderingen van de eiser af. Daarnaast is de eiser veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde, die in totaal € 1.581,- bedragen.