4.3Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen
Verbalisant [verbalisant 1] heeft in
een proces-verbaal van bevindingenvan 5 oktober 2020 – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Op woensdag 30 september 2020 vond een controle plaats in het bedrijf [bedrijf 1] B.V., gevestigd aan de [adres 2] , [vestigingsplaats 2] . In het gehele pand werd een enorme hoeveelheid goederen aangetroffen die enkel en alleen zijn gericht op de drugsgebruiker dan wel de drugsdealer. De inbeslaggenomen goederen betroffen onder meer versnijdingsmiddelen (mannitol, inositol en cafeïne), verpakkingsmaterialen (zgn. ponypacks), weegschalen, persen en testers voor cocaïne, heroïne en MDMA. In het pand van [bedrijf 1] B.V. is een showroom aanwezig. In deze showroom worden een groot aantal goederen ten toon gespreid die door [bedrijf 1] B.V. worden verkocht. Het gaat daarbij om versnijdingsmiddelen, verpakkingsmaterialen zoals ponypacks en gripzakjes, basepijpen, goederen met verborgen ruimten, grinders, drugstesten etc. Bij de controle waren medewerkers van Nederlands Forensisch Instituut (NFI) aanwezig. Zij gaven aan dat de aangetroffen hoeveelheden van dit soort goederen, al dan niet in combinatie met elkaar, enkel en alleen bestemd zijn voor de drugshandel. De medewerkers van het NFl gaven voorts aan dat de beperkte keuzemogelijkheid van voedingssupplementen opvallend te noemen is. Die beperkte keuzemogelijkheid wijst juist op het gebruik van deze voedingssupplementen als versnijdingsmiddel voor drugs. Zeker in combinatie met de overige aangetroffen goederen.
Verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] hebben in
een proces-verbaal van bevindingenvan 24 januari 2020 – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Wij zijn gaan kijken naar de winkel [winkel] in [plaats 1] , gevestigd op de [adres 3] te [vestigingsplaats 3] . Wij verbalisanten zagen dat dit een soort souvenirs winkel betreft met voornamelijk goederen, welke in relatie staan tot het gebruik van soft en harddrugs. Wij zagen dat er cannabis cake, cannabis koekje, cannabis snoep, grip zakjes, pony packs, vloeipapier, aanstekers, asbakken, bongs, Shisha pijpen, water pijpen te koop waren. In de winkel stond ook een soort vitrinekast met verschillende soorten hennep zaadjes. In de winkel stond een hele stellage van het merk RAW. Al deze goederen kunnen worden gebruikt voor het gebruik van cannabis. Deze goederen herkende ik uit de catalogus van [bedrijf 1] . Een gedeelte van de catalogus werd bij ons onderzoek aangeleverd door politie uit Den Haag. Tevens stond achterin de winkel een vitrine kast met heel veel verschillende goederen gerelateerd aan voornamelijk het gebruik van harddrugs. Wij, verbalisanten zagen snuifpijpjes en snuifkits, Vaporizers, weegschalen, lepeltjes, drugstesten voor cocaïne en andere drugstesten. Tevens zagen wij grote potten van het merk Hyper Blend en Vita blend met Manitol en Insitol. Potten van 1000 gram, 500 gram en 100 gram. Tevens herkende ik deze potten met versnijdingsmiddelen uit de catalogus van [bedrijf 1] .
Verbalisant [verbalisant 4] heeft in
een proces-verbaal van bevindingenvan 2 december 2020 – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Mannitol wordt gebruikt als versnijdingsmiddel voor drugs (hoofdzakelijk drugs van Lijst I van de Opiumwet). lnositol wordt gebruikt als versnijdingsmiddel voor drugs (hoofdzakelijk drugs van Lijst I van de Opiumwet). Cafeïne wordt veel gebruikt als versnijdingsmiddel voor drugs (hoofdzakelijk drugs van Lijst I van de Opiumwet). De persen en stempels zoals in de bijlage getoond worden veel gebruikt bij het samenpersen (en voorzien van een stempel) van zowel Lijst I als II drugs van de Opiumwet. Ook de daarbij getoonde attributen, zoals persvormen (mallen), persplaten, bijbehorende stempel zijn specifiek voor het maken van zogenaamde blokken van verschillende drugssoorten. Zij duiden niet op normaal legaal gebruik. Persen en stempels worden veelvuldig aan getroffen in productielocaties, als wel bij het verpakken van drugs (bijvoorbeeldcocaïne/heroïne/hasj). Getoonde stash producten hebben allemaal de intentie om iets te verbergen/buiten het zicht te houden. Vanuit inbeslagnemingen door politie en douane is bekend dat dit soort producten veelvuldig gebruikt worden om drugs te smokkelen/te verbergen. Getoonde weegschalen hebben allemaal een (zeer) beperkt bereik (van milligrammen tot max. 600 gram) en hebben daardoor een beperkt gebruik. Dit soort weegschalen wordt zeer vaak aangetroffen in productielocaties en bij dealers en worden gebruikt om drugs af te wegen. Van grotere hoeveelheden voor de handel tot kleine gebruikershoeveelheden voor gebruikers. Deze testen zijn zoals ze zelf al aangeven bedoeld om drugs (Opiumwet Lijst I stoffen) te testen. Om vast te stellen welke soort drugs het zijn, welke versnijdingsmiddelen gebruikt zijn, of te testen of het bepaalde soorten NPS zijn. Deze producten kennen geen ander gebruik. De getoonde verpakkingsmaterialen, papier (zgn. snowseals) en plastic zakken (gripzakjes) worden zeer vaak gebruikt om drugs in te verpakken tot gebruikerseenheden en worden in grote hoeveelheden gevonden en inbeslaggenomen op locaties waar drugs verhandeld worden. Deze goederen zijn geen goederen die men verwacht bij een rokersbenodigdheden groothandel en duiden, ook gelet op de samenhang, op een bewuste handel in goederen bedoeld en bestemd voor drugshandel. Gelet op de in beslaggenomen goederen, bezien in de samenhang van het mogelijk gebruik, als geheel, gedeeltelijk en/of individueel gebruik, is het zeer aannemelijk dat opgesomde materialen gebruikt worden bij het testen, versnijden, afwegen en verpakken van onder andere drugs vermeld in de Opiumwet, dat zij daartoe aangeboden en verkocht worden en dat ze voor dit doel in voorraad worden gehouden.
Blijkens
een kennisgeving van inbeslagnameis onder medeverdachte [medeverdachte] B.V. in beslag genomen:
Naam rechtspersoon: [bedrijf 1] B.V.
Adres: [adres 2]
Postcode plaats: [vestigingsplaats 2]
Artikelnummer
Omschrijving [bedrijf 1]
CHEM-022
Vitablend Mannitol Crystalized 1/2 oz /14,2 g
CHEM-030
VitaBlend Mannitol Crystalized 1/2 oz /14,2 g
CHEM-040
VitaBlend Inositol 1/2 oz/14,2 g
CHEM-070
Hyper Blend Mannitol 100 g
CHEM-073
Hyper Blend Inositol 100 g
CHEM-076
Hyper Blend Caffeine 100 g
Uit
een rapportage van het Nederlands Forensisch Instituut met bijlagevan 9 december 2020, opgesteld door dr. M.A. Hoitink, betreffende onderzoek aan materialen aangetroffen bij [bedrijf 1] in [plaats 2] op 30 september 2020, volgt, zakelijk weergegeven:
De poeders in de kunststof potten zijn de stoffen die worden genoemd op de etiketten, namelijk mannitol, inositol en coffeïne. In relatie tot drugs zijn mannitol, inositol en coffeïne versnijdingsmiddelen.
Kenmerk
Omschrijving
Resultaat van het fysisch-chemisch onderzoek
CHEM-030
monster, één lichtgrijze kunststof pot met als opdruk onder meer ‘MANNITOL’ en ‘14.2 grams’ met wit poeder. Dit monster is genomen uit een partij van in totaal 59 potten.
het uiterlijk en de resultaten passen bij mannitol (conform etiket)
CHEM-040
monster, één witte kunststof pot met als opdruk onder meer ‘INOSITOL’ en ‘14.2 grams’ met wit poeder. Dit monster is genomen uit een partij van in totaal 92 potten.
het uiterlijk en de resultaten passen bij inositol (conform etiket)
CHEM-070
monster, één witte kunststof pot met als opdruk onder meer ‘Mannitol - 100 Gramm’ met wit poeder. Dit monster is genomen uit een partij van in totaal 78 potten.
het uiterlijk en de resultaten passen bij mannitol (conform etiket)
CHEM-073
monster, één witte kunststof pot met als opdruk onder meer ‘InositoI - 100 Gramm’ met wit poeder. Dit monster is genomen uit een partij van in totaal 28 potten.
het uiterlijk en de resultaten passen bij inositol (conform etiket)
CHEM-076
monster, één witte kunststof pot met als opdruk onder meer ‘Caffeine – 100 Gramm’ met wit poeder. Dit monster is genomen uit een partij van in totaal 56 potten.
het uiterlijk en de resultaten passen bij coffeïne (conform etiket)
CHEM-022
monster, één lichtgrijze kunststof pot met als opdruk onder meer ‘MANNITOL’ en ‘14.2 grams’ met wit poeder. Dit monster is genomen uit een partij van in totaal 96 potten.
het uiterlijk en de resultaten passen bij mannitol (conform etiket)
[A] , wettelijk vertegenwoordiger van verdachte, heeft
ter terechtzitting van 5 juni 2024 verklaard:
[winkel] verkocht de voedingssupplementen aan consumenten die zij kocht bij [bedrijf 1] B.V. Er werden door [winkel] ook snuifbuisjes verkocht.
Verbalisant [verbalisant 2] heeft in
een proces-verbaal van bevindingenvan 27 november 2019 – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Ik heb contact opgenomen met [B] zij is generalist forensische opsporing verdovende middelen. Zij verklaarde dat zij in meerdere strafrechtelijke onderzoeken de stoffen mannitol, inositol en cafeïne had aangetroffen, waarbij deze stoffen gebruikt worden als versnijdingsmiddel. Door een Boa van de gemeente Utrecht werd er onderzoek gedaan naar goederen welke verkocht worden door smartshops. Uit dit rapport blijkt tevens informatie over de versnijdingsmiddelen. Uit dit rapport blijkt onder andere dat Mannitol, Cafeïne en lnositol gebruikt worden als versnijdingsmiddelen voor harddrugs. Mannitol en inositol wordt gebruikt als versnijdingsmiddel voor cocaïne en heroïne. Cafeïne wordt veel al gebruikt als versnijdingsmiddel voor cocaïne en speed (amfetamine).
Verbalisant [verbalisant 1] heeft in
een proces-verbaal van bevindingenvan 20 oktober 2020 – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Het bedrijf [medeverdachte] B.V. (statutaire vestiging) met daarin opgenomen de handelsnamen van
[bedrijf 1] B.V. en [bedrijf 2] B.V. valt onder de moedermaatschappij [bedrijf 3]
B.V., gevestigd op de [adres 4] in [vestigingsplaats 3] . [bedrijf 3] B.V. is directeur en 100% aandeelhouder van zowel [bedrijf 4] B.V. als [verdachte] B.V., beiden gevestigd op hetzelfde adres in [plaats 1] . [verdachte] betreft een statutaire vestiging met daarin o.a. opgenomen elf handelsnamen, waaronder [winkel] , gevestigd op de [adres 3] in [vestigingsplaats 3] .
Uit internetonderzoek is gebleken dat [bedrijf 1] B.V. en [winkel] gebruik maken van het zelfde IP-adres. Op de website van [winkel] werd een digitale catalogus aangetroffen met goederen die aldaar online besteld konden worden. Deze goederen komen overeen met de goederen die ook door [bedrijf 1] B.V. te koop werden aangeboden. De artikelen hadden bij [winkel] en [bedrijf 1] B.V. dezelfde artikelnummers. Op 12 november 2019 is door een toezichthouder van de gemeente Wijdemeren een bestemmingsplancontrole uitgevoerd bij het bedrijf [bedrijf 1] B.V. Ten tijde van deze controle werd door medewerker [medewerker] van het bedrijf [bedrijf 1] B.V. aan de toezichthouder verklaard dat het bedrijf [bedrijf 1] B.V. in Amsterdam over een aantal winkels beschikte. Eén van deze winkels betreft [winkel] , gevestigd aan de [adres 3] te [plaats 1] .
Verbalisant [verbalisant 5] heeft in
een proces-verbaal van bevindingenvan 19 oktober 2020 – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Op woensdag 30 september 202 omstreeks 10.20 uur bevond ik mij in de [verbalisant 5] te [plaats 1] . In verband met een lopend onderzoek was ik belast met de doorzoeking van het pand [adres 3] te [plaats 1] . In het genoemde pand is een zogenaamde smartshop is gevestigd, genaamd [winkel] . Bij het aanrijden richting het pand zag ik, verbalisant dat er een bedrijfsauto op het trottoir voor het bovengenoemde pand geparkeerd stond. Deze bedrijfsauto was voorzien van het kenteken [kenteken] , merk Volkswagen en type Transporter. Ik zag dat de achterklep van deze bedrijfsauto openstond en dat er door een manspersoon diverse dozen vanuit de bedrijfsauto in genoemd pand werden getild. Onderzoek in de voor mij beschikbare systemen heeft uitgewezen dat de bedrijfsauto op naam staat van een rechtspersoon, [medeverdachte] B.V. [adres 2] [plaats 2] . Op dit adres is het bedrijfspand van [bedrijf 1] gevestigd.
Tot slot viel het mij op dat vanaf de straat een groot deel van de winkel niet te zien was doordat er een kamerscherm in de etalage van de winkel stond. Ik zag dat achter dit kamerscherm persen van verschillende formaten stonden. Deze waren vanuit het pand
zelf wel goed zichtbaar en van dichtbij te aanschouwen. Ik zag dat er boven de persen een
geplastificeerd papier van A4 formaat hing met daarop de tekst: “A.U.B. geen foto’s van persen en mallen! Ook niet opmeten S.V.P. NO pictures from de presses and molds please! No measuring! Tijdens de doorzoeking zijn de onderstaande goederen inbeslaggenomen. Deze goederen werden aangetroffen in de dozen die werden geleverd kort voordat het pand werd betreden, bevonden zich in de glazen vitrines dan wel de lades onder deze vitrines, lagen op of achter de toonbank, stonden in de etalage of lagen in een stellingkast in het magazijn.
1. Versnijdingsmiddelen: 183 stuks
2. Stash goederen: 76 stuks
3. Drugstesters: 98 stuks
4 Weegschalen: 115 stuks
5. Persen en stempels: 42 stuks
6. Verpakkingsmateriaal: 138604 stuks
Uit
de verklaring van getuige [getuige 1]van 30 september 2020 volgt, zakelijk weergegeven:
V: Wat is jouw functie bij [bedrijf 1] B.V.?
A: Ik werk als magazijn medewerker bij dit bedrijf.
V: Wat voor producten verkoopt het bedrijf [bedrijf 1] B.V.?
A: Het zijn voornamelijk dingen om drugs mee te gebruiken of te verpakken.
V: Heb je wel eens bestellingen bestemd voor [winkel] verpakt en/of klaargezet?A: Ja.
Uit
de verklaring van getuige [getuige 2]van 30 september 2020 volgt, zakelijk weergegeven:
V: Wat is uw functie bij het bedrijf [bedrijf 1] BV?
A: lk ben productiemedewerkster.
V: Wat kun je vertellen over [winkel] ? Wat is de band tussen [bedrijf 1] B.V. en [winkel] ?
A: Ja, dit is ook een zaak van [A] volgens mij.
V: Hoe weetje dat?
A: Ja, dat hoor ik wel eens. Dan hoor ik dat er spulletjes naar [winkel] moeten.
V: Hoe hoor je dit dan?
A: Vanaf het magazijn, dat er spullen gestuurd moeten worden naar [winkel] .
Uit
de verklaring van getuige [getuige 3]van 30 september 2020 volgt, zakelijk weergegeven:
V: Wat is uw functie bij het bedrijf [bedrijf 1] BV?
A: Algemeen Medewerker
V: Waar bestaan uw werkzaamheden uit?
A: Ik zorg ervoor dat alles in elkaar word gezet van losse onderdelen. Kitjes voor heroïne, zoals spiegeltje, mesje, om te versnijden zeg maar. Hulpmiddelen. Ook flesje voor heroïne.
V: Wat kun je vertellen over [winkel] ? Wat is de band tussen [bedrijf 1] B.V. en [winkel] ?
A: Dezelfde eigenaar. Zit in [plaats 1] .
V: Heb je wel eens bestellingen bestemd voor [winkel] verpakt en/of klaargezet?
A: Ja wel eens ja. Er gaat wel elke week bestellingen naar [winkel] .
V: Hoe wist je dan dat dit bestellingen waren voor [winkel] ?
A: Dat wordt gevraagd en hoor ik.
Uit
de verklaring van getuige [getuige 4]van 30 september 2020 volgt, zakelijk weergegeven:
V: Wat is uw functie bij het bedrijf [bedrijf 1] BV?
A: Sindskort meewerkend voorman. Ik moet [C] helpen aansturen van het personeel. Ik zorg dat goederen aanwezig zijn zoals verpakkingsmateriaal en ik beheer ook de voorraad.
V: Wat kun je vertellen over [winkel] ? Wat is de band tussen [bedrijf 1] B.V. en [winkel] ?
A: Dat zit in [plaats 1] . Het is een klant van ons.
V: Heb je wel eens bestellingen bestemd voor [winkel] verpakt en/of klaargezet?
A: Ik heb daar wel eens pakketjes naartoe gebracht.
Uit
de verklaring van getuige [getuige 5]van 30 september 2020 volgt, zakelijk weergegeven:
V: Wat is uw functie bij het bedrijf [bedrijf 1] B.V.?
A: lk rijd de bestellingen in Amsterdam.
V: Heb je wel eens bestellingen bestemd voor [winkel] verpakt en/of klaargezet?
A: Ja, iedere woensdag breng ik hier pakketjes naar toe om precies te zijn.
Uit
de verklaring van getuige [getuige 6]van 30 september 2020 volgt, zakelijk weergegeven:
V: Wat is uw functie bij het bedrijf [bedrijf 1] BV?A: Warehouse manager. lk heb de verantwoordelijkheid over het bulk magazijn, de productie,expeditie post, de kleine productie, het pick en peck magazijn. Ik doe een stukje pandbeheer. Denk dan aan verbouwing, onderhoud en dergelijke. lk doe het alarm systeem. lk doe deels ook personeelszaken.V: Wie zijn hoofdzakelijk de klanten van het bedrijf [bedrijf 1] BV?A: Met name [winkel] in [plaats 1] . Die zit onder dezelfde holding. We verschepen wereldwijd.
Bewijsoverwegingen
Vaststelling van de feiten
De rechtbank stelt op basis van het dossier en hetgeen ter terechtzitting is besproken het volgende vast.
Het bedrijf [medeverdachte] B.V. met daarin opgenomen onder andere de handelsnaam van [bedrijf 1] B.V. valt onder de moedermaatschappij [bedrijf 3] B.V., gevestigd op de [adres 4] in [plaats 1] . [bedrijf 3] B.V. is directeur en 100% aandeelhouder van zowel [bedrijf 4] B.V. als verdachte, beiden gevestigd op hetzelfde adres in [plaats 1]
.Verdachte handelt onder meer onder de handelsnaam [winkel] . In 2017 en 2018 heeft de Politie Den Haag op grond van de Opiumwet onderzoek gedaan naar een aantal winkels en ondernemingen. Uit die politieonderzoeken (Eland II, Jakhals en Reiger) werd duidelijk dat het bedrijf [bedrijf 1] B.V., dat valt onder medeverdachte [medeverdachte] B.V., zeer veel van de goederen die in de Haagse onderzoeken in beslag zijn genomen, heeft geleverd. Het gaat dan onder meer om de stoffen mannitol, inositol en cafeïne, en voorwerpen zoals ponypacks en persen. Naar aanleiding van de bevindingen uit de Haagse onderzoeken en een bestuurlijke controle op 12 november 2019 in het bedrijfspand van [bedrijf 1] B.V. start de politie een onderzoek naar [bedrijf 1] B.V. Op 30 september 2020 vindt een doorzoeking van het bedrijfspand van [bedrijf 1] B.V. plaats, en wordt een grote hoeveelheid en verscheidenheid aan stoffen en voorwerpen in beslag genomen. Naar aanleiding van de bevindingen in het onderzoek naar [bedrijf 1] B.V. vindt er op 30 september 2020 ook (tegelijkertijd) een doorzoeking plaats in het bedrijfspand van verdachte. In het bedrijfspand van [winkel] wordt een groot aantal potten mannitol, mannitol crystalized, inositol en cafeïne, diverse ponypacks, grammenweegschaaltjes, persen, testers voor cocaïne, heroïne en MDMA, snuifpijpjes en snuifkitjes aangetroffen. Deze goederen werden middels een catalogus en in de winkel van [winkel] te koop aangeboden en verkocht. De catalogus die [winkel] gebruikt, is dezelfde catalogus als die [bedrijf 1] B.V. gebruikt. De rechtbank stelt vast dat verdachte de aangetroffen goederen op 30 september 2022 in het bedrijfspand van [winkel] te koop heeft aangeboden en voorhanden heeft gehad.
De vraag die vervolgens voorligt is of verdachte zich hiermee schuldig heeft gemaakt aan voorbereidingshandelingen in de zin van artikel 10a van de Opiumwet.
Artikel 10a van de Opiumwet
Juridisch kader
Om tot een bewezenverklaring van overtreding van artikel 10a van de Opiumwet te kunnen komen, is allereerst vereist dat kan worden vastgesteld dat de stoffen en voorwerpen die verdachte te koop heeft aangeboden, heeft verkocht en voorhanden heeft gehad, voorwerpen zijn waarmee de productie van verdovende middelen die op Lijst I van de Opiumwet staan, wordt voorbereid c.q. bevorderd. Voor een bewezenverklaring is voorts vereist dat kan worden vastgesteld dat verdachte – kort gezegd – opzet heeft gehad op het voorbereiden c.q. bevorderen van de productie en/of verkoop van harddrugs. Voorwaardelijk opzet is voldoende, waarvan sprake is indien verdachte welbewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat genoemde omstandigheid zich zal voordoen. Voor de toepassing van artikel 10a van de Opiumwet is niet vereist dat bekend is welk concreet strafbaar feit in de zin van artikel 10 lid 4 en/of 5 van de Opiumwet aan de orde is, noch dat kan worden vastgesteld dat de (voorhanden zijnde) voorwerpen of stoffen daadwerkelijk bij een dergelijk strafbaar feit zijn gebruikt. Anders dan de raadsman heeft betoogd, is toepassing van artikel 10a van de Opiumwet niet beperkt tot ‘organisatoren en geldschieters’, omdat uit de wetsgeschiedenis niet volgt dat de wetgever de vervolgbaarheid enkel tot deze groep heeft beperkt en anderen heeft willen uitsluiten. De wetgever heeft met deze bepaling beoogd vat te krijgen op allen die de handel organiseren en deze financieren.
Aard aangetroffen stoffen en voorwerpen
De rechtbank constateert op basis van de bewijsmiddelen dat de artikelen die verdachte verkocht en voorhanden heeft gehad, worden gebruikt bij het gehele proces rondom het versnijden, het verpakken, het wegen en de verkoop van verdovende middelen die voorkomen op lijst I van de Opiumwet, zijnde harddrugs. Volgens de jurisprudentie is het een feit van algemene bekendheid dat cafeïne een veel gezien versnijdingsmiddel is voor heroïne. Ook op drugsinfo.nl (overgelegd door de raadsman) worden cafeïne, mannitol en inositol genoemd als versnijdingsmiddelen. De overige in beslag genomen voorwerpen en te koop aangeboden voorwerpen, te weten de ponypacks, snowseals, grammenweegschaaltjes, persen, testers voor cocaïne, heroïne en MDMA acht de rechtbank eveneens voorwerpen waarmee de productie van en de handel in verdovende middelen die op Lijst I van de Opiumwet staan, wordt voorbereid c.q. bevorderd.
Wetenschap bij verdachte en opzet
Verdachte heeft verklaard dat zij de stoffen mannitol, mannitol crystalized, inositol en cafeïne te koop heeft aangeboden als voedingssupplementen, en dat de overige in beslag genomen voorwerpen allemaal een legale toepassing hebben. De rechtbank acht deze verklaring van verdachte gelet op de inhoud van het dossier en hetgeen ter terechtzitting is besproken om meerdere redenen ongeloofwaardig. De rechtbank licht dit hieronder toe.
Allereerst roept het vragen op dat deze goederen zijn aangetroffen bij verdachte, terwijl verdachte, handelend onder de naam [winkel] , zich concentreert op de verkoop van rokersbenodigdheden. De bij [winkel] aangetroffen stoffen en voorwerpen betreffen immers merendeels geen goederen die vallen onder rokersbenodigdheden. Daarnaast is opvallend dat verdachte, van alle voedingssupplementen die op de markt beschikbaar zijn, uitgerekend enkel die voedingssupplementen verkocht die ook gebruikt worden als versnijdingsmiddel. Dat de stoffen mannitol, mannitol crystalized, inositol en cafeïne die bij verdachte zijn aangetroffen niet door het NFI zijn getest, maakt dit oordeel niet anders. De rechtbank leidt uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting immers af dat [winkel] exact dezelfde goederen verkocht als [bedrijf 1] B.V. Sterker nog, uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting volgt dat [bedrijf 1] B.V. de leverancier was van de goederen voor [winkel] . Zij gebruikten beiden dezelfde catalogus voor de verkoop van hun spullen.
Verder is van belang dat het een feit van algemene bekendheid is dat ponypacks worden gebruikt om harddrugs te verpakken, en dat cafeïne als versnijdingsmiddel voor harddrugs wordt gebruikt. Voor de drugstesten die werden aangeboden geldt bovendien vanzelfsprekend dat deze gericht zijn op harddrugs. Sterker nog, de drugstesten kennen geen andere toepassing dan het testen van harddrugs.
Verdachte was bovendien bekend met de softdrugsscene, blijkens het feit dat zij in haar winkel ook meerdere goederen te koop aanbood die daarmee verband hielden. Verdachte was dus (ook) actief in een markt die betrekkelijk dicht tegen die van de harddrugs aan kan liggen. Zeker in die markt, waar strafbare feiten deels worden gedoogd en die dus uit haar aard op het randje van de wetgeving opereert, kan geen sprake zijn van naïviteit. Dat verdachte zich welbewust was van de mogelijke illegale doeleinden van de producten die zij te koop aanbood, blijkt ook uit het feit dat de zware persen die zij te koop aanbood achter een kamerscherm stonden zodat deze vanaf de straatkant niet direct zichtbaar waren, en dat potentiële klanten geen foto’s mochten maken van die zware persen, noch de persen mochten opmeten.
Op grond van voornoemde omstandigheden gaat de rechtbank voorbij aan de verklaring van verdachte dat zij niet op de hoogte was van het feit dat de relevante goederen gebruikt konden worden in de wereld van de harddrugs. Het in samenhang te koop aanbieden en voorhanden hebben van stoffen en voorwerpen die worden gebruikt bij het gehele proces rondom het versnijden, het verpakken, het wegen, het testen en de verkoop van verdovende middelen op Lijst I van de Opiumwet, roept de aanmerkelijke kans in het leven dat met de verkoop van die artikelen wordt bijgedragen aan een feit als bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet. Gelet op het voorgaande gaat de rechtbank er daarbij vanuit dat verdachte ook wetenschap had van deze aanmerkelijke kans. Het handelen van verdachte, zoals hiervoor omschreven, kan (voor zover al geen sprake zou zijn van vol opzet) naar zijn uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zozeer gericht op het bijdragen aan een feit als bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, dat verdachte de aanmerkelijke kans hierop ook bewust heeft aanvaard.
Conclusie
De stoffen en voorwerpen die verdachte te koop heeft aangeboden, heeft verkocht en voorhanden heeft gehad betreffen voorwerpen waarmee de productie van verdovende middelen die op Lijst I van de Opiumwet staan wordt voorbereid c.q. bevorderd. Verdachte heeft ook in voorwaardelijke zin opzet gehad op het voorbereiden c.q. bevorderen van de productie van harddrugs. Zij heeft bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat de in beslag genomen stoffen en voorwerpen worden gebruikt ten behoeve van het voorbereiden en bevorderen van de productie van en handel in harddrugs.
Toerekening gedragingen aan [verdachte] B.V.
Juridisch kader
De vraag die vervolgens voorligt is of [verdachte] B.V. zich schuldig heeft gemaakt aan overtreding van artikel 10a van de Opiumwet. Bij die beoordeling dient allereerst te worden bepaald of de gedragingen, het te koop aanbieden, verkopen en voorhanden hebben van de stoffen en voorwerpen zoals aangetroffen in het bedrijfspand van [winkel] , kunnen worden toegerekend aan de rechtspersoon [verdachte] B.V.
De rechtbank stelt voorop dat een rechtspersoon als dader van een strafbaar feit kan worden aangemerkt, indien de gedraging in redelijkheid aan de rechtspersoon kan worden toegerekend. Die toerekening is afhankelijk van de concrete omstandigheden van het geval, waartoe mede behoort de aard van de (verboden) gedraging. Een belangrijk oriëntatiepunt daarbij is of de gedragingen hebben plaatsgevonden, dan wel zijn verricht in de sfeer van de rechtspersoon. Dergelijke gedragingen kunnen in beginsel worden toegerekend aan de rechtspersoon. Volgens de Hoge Raad zal van een gedraging in de sfeer van de rechtspersoon sprake kunnen zijn indien zich een of meer van de navolgende omstandigheden voordoen:
- het gaat om een handelen of nalaten van iemand die hetzij uit hoofde van een dienstbetrekking hetzij uit anderen hoofde werkzaam is ten behoeve van de rechtspersoon;
- de gedraging past in de normale bedrijfsvoering van de rechtspersoon;
- de gedraging is de rechtspersoon dienstig geweest in het door hem uitgeoefende bedrijf;
- de rechtspersoon vermocht erover te beschikken of de gedraging al dan niet zou plaatsvinden en zodanig of vergelijkbaar gedrag werd blijkens de feitelijke gang van zaken door de rechtspersoon aanvaard of placht te worden aanvaard, waarbij onder bedoeld aanvaarden mede is begrepen het niet betrachten van de zorg die in redelijkheid van de rechtspersoon kon worden gevergd met het oog op het voorkomen van de gedraging.
De beoordeling
Het te koop aanbieden, verkopen en voorhanden hebben van de stoffen en voorwerpen zoals genoemd in de tenlastelegging gebeurt door natuurlijke personen vanuit hun dienstbetrekking, en betreft de kern van de bedrijfsactiviteiten van verdachte. Dit past dan ook bij uitstek binnen de normale bedrijfsvoering van verdachte, en kan daarom aan deze rechtspersoon worden toegeschreven. Deze gedragingen waren verdachte bovendien dienstig, want de winst van de verkoop van de stoffen en voorwerpen zoals genoemd in de tenlastelegging kwam ten gunste aan verdachte. Verdachte kon er ook over beschikken of het voorhanden hebben en de verkoop van bepaalde producten al dan niet zou plaatsvinden en heeft ook aanvaard dat de producten voorhanden waren en werden verkocht.
Op grond van vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat alle ten laste gelegde gedragingen zijn verricht in de sfeer van de rechtspersoon. Die gedragingen kunnen daarom in redelijkheid aan verdachte worden toegerekend.
De rechtbank zal verdachte partieel vrijspreken van de onder het vierde gedachtestreepje ten laste gelegde lepeltjes en het onder het vijfde gedachtestreepje ten laste gelegde, omdat uit het dossier niet blijkt dat dergelijke goederen bij verdachte zijn aangetroffen.
Medeplegen
De rechtbank heeft reeds vastgesteld dat verdachte zelfstandig uitvoeringshandelingen heeft verricht die strafbaar zijn gesteld in artikel 10a van de Opiumwet. De rechtbank dient voorts de vraag te beantwoorden of sprake is van medeplegen. De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. Uit voornoemde bewijsmiddelen leidt de rechtbank met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte bij het tenlastegelegde het volgende af.
Verdachte en medeverdachte [verdachte] B.V. maken deel uit van dezelfde groep en hebben dezelfde moedermaatschappij. Onder verdachte valt zoals gezegd onder meer de handelsnaam [winkel] . Voor medeverdachte [medeverdachte] B.V. geldt dat hier onder andere de handelsnaam [bedrijf 1] B.V. onder valt. Uit het dossier en hetgeen ter terechtzitting is besproken volgt dat [bedrijf 1] B.V. en [winkel] gebruikmaken van hetzelfde IP-adres. Op de website van [winkel] is een digitale catalogus aangetroffen met goederen die aldaar online besteld konden worden. Deze catalogus en goederen komen overeen met de goederen die ook door [bedrijf 1] B.V. te koop werden aangeboden. De artikelen bij [winkel] hadden bovendien dezelfde artikelnummers als de artikelen van [bedrijf 1] B.V. Uit de verklaringen van verschillende medewerkers van [bedrijf 1] B.V. volgt voorts dat [bedrijf 1] B.V. op regelmatige basis producten leverde aan [winkel] , welke producten vervolgens in het winkelpand van [winkel] worden verkocht aan consumenten. In dit verband is ook van belang dat er tijdens de doorzoeking van [winkel] een bedrijfsauto op naam van medeverdachte [medeverdachte] B.V. geparkeerd stond, en dat een persoon diverse dozen vanuit die bedrijfsauto het pand van [winkel] in tilde. Eén van de medewerkers van [bedrijf 1] B.V., de heer [getuige 6] , verklaart bovendien dat [winkel] één van de winkels is waarover [bedrijf 1] B.V. beschikt. De rechtbank stelt gelet op al deze feiten en omstandigheden vast dat [bedrijf 1] B.V. als leverancier van [winkel] optrad, en dat er afstemming tussen beiden plaatsvond over de producten die vanuit [bedrijf 1] B.V. aan [winkel] worden geleverd. Die afstemming heeft moeten plaatsvinden zodat [winkel] de goederen vervolgens in Amsterdam aan consumenten kan verkopen.
De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en haar medeverdachte, die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. De rol van verdachte, namelijk het verkopen van de goederen aan consumenten die worden geleverd door medeverdachte [medeverdachte] B.V, is van wezenlijk belang geweest en haar bijdrage is van voldoende gewicht geweest om haar aan te merken als medepleger. Daarmee acht de rechtbank het ten laste gelegde medeplegen bewezen.