4.15.Bij de beoordeling van de causaliteit tussen het niet doorverwijzen en de gevolgen hiervan voor [eiser] baseert de rechtbank zich dus op het rapport van dr. [C] . Ten aanzien van de causaliteit concludeert dr. [C] in zijn rapport:
“Geconcludeerd kan worden dat met de beschikbare laser en techniek anno 2011 een "standaard" panretinale laserbehandeling geen of nauwelijks gezichtsvelduitval hoeft te veroorzaken. Indien betrokkene zonder vertraging was gelaserd was een "standaard" behandeling zeer waarschijnlijk mogelijk geweest en had significante gezichtsvelduitval (met verminderde visuele functie en verlies van het rijbewijs) voorkomen kunnen worden.
Samenvattend acht ik de kans groot dat er géén visueel functieverlies was geweest indien de
behandeling niet was vertraagd. De kans is dus groot dat de volledige 68.5% visueel
functieverlies te wijten is aan de drie maanden vertraging in 2011.
1e. Wat is de diagnose op uw vakgebied?
Hiervoor verwijs ik naar bovenstaande oogheelkundige diagnose te weten: 1. maculagat OD, 2. macula pucker OS, 3. uitgebluste proliferatieve diabetische retinopathie met retinale
(netvlies) laserlittekens, 4. pseudofakie OD en licht storend cataract OS, 5. slechtziendheid en 6. verhoogd risico op glaucoom.
2. Wat zijn de gevolgen voor patiënt op uw vakgebied die uitsluitend en alleen zijn toe te
rekenen aan het niet doorverwijzen naar een oogarts op 30 mei 2011 ?"
Hiervoor verwijs ik naar bovenstaande bespreking. Naar mijn mening is de kans groot dat betrokkene bij verwijzing op 30 mei 2011 alleen een panretinale laserbehandeling van beide
ogen nodig zou hebben gehad. De vier oogoperaties, het maculagat, de macula pucker, de
kunstlens in het rechter oog, het cataract in het linker oog, de slechtziendheid en het verhoogd risico op glaucoom waren hem dan bespaard gebleven. Ik acht de diagnoses 1, 2, 4, 5 en 6 toerekenbaar aan het niet doorverwijzen. Diagnose 3 was betrokkene sowieso
overkomen en is dus niet toerekenbaar aan het niet doorverwijzen. Het totale toerekenbare functieverlies (WPI) waardeer ik op 62.95%.
4. Wat zijn de gevolgen en beperkingen die, ook in het hypothetische scenario van
verwijzing op 30 mei 2011, zouden zijn opgetreden in 2011 of nog zouden gaan optreden
in de jaren daarna en op welke termijn?"
Hiervoor verwijs ik naar bovenstaande bespreking onder punt 2 en het antwoord op vraag 2. Bij verwijzing op 30 mei 2011 was ongetwijfeld direct een panretinale laserbehandeling van beide ogen verricht en waren de gevolgen en beperkingen voor betrokkene met grote kans nihil geweest. De kans op visueel functieverlies door een panretinale laserbehandeling was met de lasertechniek anno 2011 al zeer klein en in casu niet significant in verhouding tot het visueel functieverlies door de proliferatieve diabetische retinopathie en netvliesloslating van beide ogen.
5. Wat is de kans dat ook bij zorgvuldig handelen de vastgestelde restverschijnselen
zouden zijn opgetreden?
Ik neem aan dat met "zorgvuldig handelen" in dit geval bedoeld wordt "verwijzing op 30 mei 2011 ". Hiervoor verwijs ik naar bovenstaande bespreking onder punt 2. Deze kans acht ik "zeer klein" wanneer het gaat om diagnoses 1, 2, 4, 5 en 6. Deze kans acht ik "zeker" voor
diagnose 3.”