4.3Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank gaat op basis van het dossieren het verhandelde ter zitting uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Op 15 december 2022, omstreeks 16.26 uur, heeft op de Noordewierweg te Amersfoort een verkeersongeval plaatsgevonden, waarbij een personenauto en een fietser betrokken waren. De personenauto is na het ongeval doorgereden.
Verdachte heeft verklaard dat hij de bestuurder van de personenauto was en dat hij bekend was met de omgeving waar het ongeval plaatsvond.De fiets werd bestuurd door [slachtoffer] (hierna: het slachtoffer). Zij lag na het ongeval met haar hoofd op schoot van een omstander. Ze had een enorme bult op haar voorhoofd. Ze was compleet verward. Ze is met spoed per ambulance vervoerd naar het Utrecht Medisch Centrum.
Het slachtoffer is vervolgens opgenomen in het Wilhelmina Kinderziekenhuis, afdeling neurologie. Bij het slachtoffer is het volgende letsel vastgesteld: traumatisch schedelhersenletsel (epiduraal hematoom rechts frontaal, schedelfractuur rechts frontaal, klein SDH L frontaal). Sprake was van een ernstige hersenschudding.
Uit het door de politie uitgevoerde forensisch onderzoek naar het ongeval is het volgende gebleken.
De personenauto heeft ter hoogte van de [adres] met de rechterzijde de fiets geraakt. Hierbij is de rechter buitenspiegel van de personenauto afgebroken en achtergebleven.
De aanrijding vond plaats ter hoogte van een voetgangersoversteekplaats die op een verkeersdrempel was aangebracht. De rijstrook ter hoogte van de voetgangersover-steekplaats had een breedte van ongeveer 3,5 meter, waarvan de rechter 1,5 meter een suggestiestrook was. Voor de voetgangersoversteekplaats had de rijbaan een breedte van ongeveer 9 meter. Aan de linker- en rechterzijde van de rijbaan waren parkeerplaatsen aangebracht.Ter plaatse waren, onder andere, de volgende verkeerstekens van toepassing: ingevolge artikel 62 jo bord A1, waarboven het woord “ZONE” was aangebracht, van bijlage 1 van het RVV 1990, bedroeg de ter plaatse toegestane maximumsnelheid voor weggebruikers 30 km/h.
Het ongeval vond plaats bij dag en ten tijde van het verkeersongeval was het droog.Het uitzicht vanuit de personenauto werd niet belemmerd door andere objecten. Aan de personenauto zijn geen gebreken geconstateerd die eventueel de oorzaak en/of van invloed zijn geweest op het ontstaan dan wel het verloop van de aanrijding.Aan de fiets zijn evenmin bijzonderheden geconstateerd die hadden kunnen bijdragen aan het ontstaan of het verloop van de aanrijding.
Door middel van een schadepassing is vastgesteld dat de hoogte van het bruine veegspoor boven de richtingaanwijzer van de personenauto overeenkomt met het bruine fietszadel en dat het krasspoor op de motorkap gerelateerd kan worden aan het linker uiteinde van het fietsstuur.
Aan de hand van camerabeelden is vastgesteld dat de personenauto ten tijde van het ongeval een minimale indicatieve snelheid van ongeveer 43 km/h en een indicatieve gemiddelde snelheid van ongeveer 50 km/h had.Wanneer de personenauto met een gemiddelde snelheid van 30 km/h had gereden, dan zou de fietser ongeveer 2,5 tot 3,4 seconden langer de tijd hebben gehad om de rijstrook over te steken, wat zeer waarschijnlijk betekende dat de fietser de rijstrook zou hebben verlaten op het moment dat de personenauto de voetgangersoversteekplaats passeerde.
Op basis van het onderzoek wordt geconcludeerd dat gezien de aard van de aanrijding en de schade aan de personenauto de bestuurder van de personenauto gemerkt zou moeten hebben dat hij schade had veroorzaakt aan de fiets en letsel had veroorzaakt aan de bestuurder van de fiets.
Uit onderzoek is gebleken dat op 15 december 2022 omstreeks 17:42 uur het alcoholgehalte van verdachte 595 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bedroeg. Verdachte heeft zelf ook verklaard dat hij op de dag van het ongeval om 13.00 uur is begonnen met het drinken van alcohol en 5 of 6 halve liters had gedronken.
Ter plaatse is [getuige 1] als getuige gehoord. Zij verklaarde dat zij aan de overkant van de straat ter hoogte van perceel [nummer] aan de Noorderwierweg te Amersfoort stond. Ze hoorde een remmend geluid. Hierna hoorde zij een harde klap. Toen zij in de richting van de klap keek zag zij een meisje door de lucht vliegen aan de overkant van de straat. Zij zag dat het meisje ter hoogte van de voetgangersoversteekplaats was en door de lucht vloog. Het meisje viel hard op de grond.
Ook [getuige 2] is als getuige gehoord. Hij verklaarde dat hij ongeveer op de hoek van de Albert Heijn fietste. Hij hoorde een harde knal. Toen hij links voor zich keek zag hij een meisje in de lucht vliegen. Hij zag dat de auto doorreed.
Om tot het oordeel te komen dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet (WVW), is vereist dat het rijgedrag van verdachte zeer, althans aanmerkelijk onoplettend, onvoorzichtig en/of onachtzaam is geweest. Daarvoor moet worden beoordeeld of sprake was van ten minste een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid.
Daarbij geldt dat in zijn algemeenheid niet valt aan te geven of één verkeersovertreding voldoende kan zijn voor bewezenverklaring van schuld in vorenbedoelde zin. Gekeken moet worden naar het geheel van gedragingen van verdachte, naar de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding(en) en voorts naar de omstandigheden waaronder die overtreding(en) is/zijn begaan. Daarnaast geldt dat niet enkel uit de ernst van de gevolgen van het verkeersgedrag kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW. Een enkel moment van onoplettendheid is over het algemeen niet voldoende voor het aannemen van aanmerkelijke schuld.
De rechtbank overweegt het volgende.
De [adres] in Amersfoort is een rijbaan van 9 meter breed. Aan de linker- en rechterzijde van de rijbaan bevinden zich parkeerplaatsen voor auto’s. Op de rijbaan bevindt zich zowel aan de linker- en rechterzijde een suggestiestrook voor fietsers, voorzien van roodkleurig asfalt en door middel van een witte onderbroken streep gescheiden van de rijbaan. Ter plaatse geldt een maximumsnelheid van 30 kilometer per uur. Het ongeval zelf vond plaats ter hoogte van een voetgangersoversteekplaats, waarbij de rijstrook versmalt naar 3,5 meter, waarvan de rechter 1,5 meter een suggestiestrook voor fietsers. Het ongeval vond plaats op donderdagmiddag 15 december 2022 omstreeks 16.22 uur. Op foto’s en camerabeelden van de situatie ten tijde van ongeval zijn meerdere geparkeerde auto’s langs de rijstrook te zien alsook fietsers en auto’s.
Verdachte was goed bekend met de situatie ter plaatse en met de risico’s van rijden onder invloed. Ook had verdachte voor het ongeval meerdere fietsers en brommers op de rijbaan gezien en wist hij dat het een drukke weg is.
Verdachte reed op 15 december 2022 op de Noordewierweg aanzienlijk harder dan de ter plaatse toegestane maximumsnelheid van 30 kilometer per uur, terwijl de verkeerssituatie ter plaatse zoals hiervoor omschreven (breedte van de weg, suggestiestrook voor fietsers, naderende oversteekplaats ter hoogte van een supermarkt, geparkeerde auto’s en fietsers en brommers op de rijbaan) juist aanleiding had moeten geven om zijn snelheid aan te passen. Daarnaast heeft verdachte kort voor het passeren van de voetgangersoversteekplaats zijn snelheid niet verminderd of aangepast, wat wel aangewezen was, en heeft hij niet goed opgelet. Hij heeft immers het slachtoffer niet gezien, terwijl hij haar wel had moeten zien omdat hij haar is gepasseerd. Ter hoogte van de voetgangersoversteekplaats is verdachte in botsing gekomen met de fiets van het slachtoffer. Wanneer verdachte zich wel aan de maximumsnelheid had gehouden zou hij meer tijd hebben gehad om het slachtoffer op te merken en om daar op te anticiperen. Ook zou het slachtoffer voldoende tijd hebben gehad om over te steken. Het ongeval zou dan zeer waarschijnlijk niet hebben plaatsgevonden. Daar komt bij dat verdachte onder invloed was van een aanzienlijke hoeveelheid alcohol.
Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit de hiervoor vastgestelde gedragingen van verdachte dat hij zeer onvoorzichtig en onoplettend heeft gereden als gevolg waarvan hij in botsing met de fiets van het slachtoffer is gekomen, die daardoor ten val is gekomen.
letsel
Uit de medische stukken blijkt dat het slachtoffer na het ongeval naar de spoedeisende hulp is gebracht. Daar is na onderzoek geconstateerd dat het slachtoffer een breuk in haar schedel en een zware hersenschudding heeft opgelopen. Daarnaast was een bloeding ontstaan boven het hersenvlies.
De rechtbank is van oordeel dat ondanks de ernstige gevolgen die het ongeluk voor het slachtoffer heeft gehad, het letsel niet gekwalificeerd kan worden als zwaar lichamelijk letsel, gelet op de eisen die daarvoor gelden. Daarvoor moet onder meer gekeken worden naar de aard van het letsel, de noodzaak en aard van het medisch ingrijpen en het uitzicht op (volledig) herstel. Uiteindelijk was er geen medisch ingrijpen noodzakelijk en is het (lichamelijke) herstel redelijk voorspoedig verlopen. De rechtbank kan echter wel vaststellen dat het letsel voor het slachtoffer heeft geleid tot een tijdelijke ziekte en verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden. Het slachtoffer heeft twee dagen in het ziekenhuis gelegen en is daarna nog een week thuisgebleven.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte schuld heeft aan het ongeval at op 15 december 2022 heeft plaatsgevonden, terwijl daarbij lichamelijk letsel werd toegebracht.
feit 2 verlaten plaats ongeval
De rechtbank overweegt dat uit de bewijsmiddelen niet blijkt dat verdachte wist dat door het verkeersongeval letsel aan het slachtoffer was toegebracht.
Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit de bewijsmiddelen echter wel dat verdachte in ieder geval had moeten vermoeden dat hij een verkeerongeval had veroorzaakt en dat bij het verkeersongeval letsel en/of schade aan een ander was toegebracht.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van verdachte, dat hij kort voor het ongeval werd afgeleid door een groep jongens met vuurwerk, niet aannemelijk is geworden. Geen van de ter plaatse gehoorde getuigen verklaart een groep jongens in de buurt van de oversteekplaats te hebben gezien, die bezig waren met het afsteken van vuurwerk. Wel verklaren de getuigen, ieder voor zich, een harde knal of klap te hebben gehoord, waarna zij het slachtoffer door de lucht zagen vliegen. Deze knal of klap wordt door geen van de getuigen geassocieerd met vuurwerk. Daarnaast heeft verdachte ook zelf verklaard een soort boem te hebben gehoord. Daarnaast volgt uit het forensisch onderzoek dat, gezien de aard van de aanrijding, de botspositie van de auto van verdachte en de fiets van het slachtoffer en de schade aan de auto van verdachte, verdachte als bestuurder van de personenauto gemerkt zou moeten hebben dat hij schade had veroorzaakt aan een fiets en/of letsel had veroorzaakt aan de bestuurder van de fiets. De rechtbank is ook van oordeel dat verdachte het slachtoffer in een hulpeloze toestand heeft achtergelaten. Zij verkeerde in verwarde staat, had letsel en moest per ambulance naar het ziekenhuis worden gebracht.
De rechtbank vindt gezien het vorenstaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 15 december 2022 zich schuldig heeft gemaakt aan doorrijden na aanrijding met letsel en schade en dat hij het slachtoffer in hulpeloze toestand heeft achtergelaten.
feit 3 rijden onder invloed
Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte op 15 december 2022 een personenauto heeft bestuurd terwijl hij onder invloed van alcohol was. Na onderzoek is gebleken dat het alcohol-gehalte van verdachte in zijn adem 595 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht was. Verdachte heeft het feit bekend en de raadsman heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit.
De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
- de verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 20 juni 2024;
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal rijden onder invloed van
15 december 2022, genummerd PL0900-2022372975-1, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerde pagina 137.
Eendaadse samenloop
De onder feit 1, voor zover het ziet op het rijden onder invloed, en onder feit 3 bewezen verklaarde gedragingen, leveren in die mate een samenhangend, zich op hetzelfde moment afspelend feitencomplex op, dat verdachte daarvan in wezen één verwijt kan worden gemaakt. Met betrekking tot de tenlastegelegde feiten is daarom sprake van eendaadse samenloop, zoals bedoeld in artikel 55 van het Wetboek van Strafrecht.