ECLI:NL:RBMNE:2024:4051

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
3 juli 2024
Publicatiedatum
4 juli 2024
Zaaknummer
AWB - 22 _ 5655
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Einduitspraak bestuursrechtelijke procedure inzake arbeidsongeschiktheid en WIA-uitkering

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 3 juli 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen eiseres, een B.V., en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Eiseres had beroep ingesteld tegen een besluit van het Uwv van 25 oktober 2022, waarin werd bepaald dat de (ex-)werknemer van eiseres met ingang van 4 februari 2022 recht had op een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). De rechtbank had eerder tussenuitspaken gedaan op 5 oktober 2023 en 18 januari 2024, waarin werd vastgesteld dat het bestreden besluit onvoldoende zorgvuldig was voorbereid en niet deugdelijk gemotiveerd. Het Uwv kreeg de gelegenheid om het motiveringsgebrek te herstellen, wat leidde tot een rapportage van de verzekeringsarts bezwaar en beroep op 16 april 2024. Eiseres voegde hierop een rapportage van haar eigen medisch adviseur toe. De rechtbank oordeelde dat het Uwv het gebrek in het bestreden besluit had hersteld en dat de beroepsgronden van eiseres niet slaagden. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit, maar liet de rechtsgevolgen in stand. Eiseres kreeg het betaalde griffierecht vergoed en het Uwv werd veroordeeld in de proceskosten van eiseres, die in totaal € 2.304,88 bedroegen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Lelystad
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/5655

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 juli 2024 in de zaak tussen

[eiseres] B.V., te [vestigingsplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. drs. A. Jurg),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder
(gemachtigde: mr. E.F. de Roy van Zuydewijn).

Inleiding

1. Deze uitspraak is de einduitspraak van de rechtbank in de beroepszaak van eiseres. Dit beroep van eiseres is gericht tegen het besluit van het Uwv van 25 oktober 2022 (het bestreden besluit), waarbij het Uwv heeft bepaald dat de (ex-)werknemer van eiseres met ingang van 4 februari 2022 recht heeft op een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA).
2. De rechtbank heeft in deze zaak tussenuitspraak gedaan op 5 oktober 2023 [1] . Voor het procesverloop verwijst de rechtbank naar deze tussenuitspraak. Op 18 januari 2024 heeft de rechtbank een tweede tussenuitspraak gedaan, waarbij aan het Uwv zes weken uitstel is verleend voor de in de tussenuitspraak gestelde termijn om het gebrek in het bestreden besluit te herstellen [2] . Op 14 maart 2024 heeft de rechtbank een derde tussenuitspraak gedaan, waarbij aan het Uwv zes weken uitstel is verleend voor de in de tweede tussenuitspraak gestelde termijn.
3. In de eerste tussenuitspraak is het Uwv in de gelegenheid gesteld om het geconstateerde motiveringsgebrek te herstellen. Het Uwv heeft hiervan gebruik gemaakt en heeft hiervoor op 17 april 2024 een rapportage van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 16 april 2024 ingebracht.
4. Eiseres heeft daarna een rapportage van medisch adviseur en verzekeringsarts [medisch adviseur] van 30 april 2024 ingebracht.
5. De rechtbank heeft vervolgens bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft en heeft het onderzoek op 31 mei 2024 gesloten.
6. De (ex-)werknemer heeft geen toestemming gegeven om medische gegevens te delen met eiseres. De rechtbank vermijdt daarom zo veel mogelijk het vermelden van medische gegevens.

De tussenuitspraak

7. Deze uitspraak bouwt voort op de eerste tussenuitspraak. De rechtbank blijft bij wat zij in de tussenuitspraak heeft overwogen en beslist.
8. In de eerste tussenuitspraak heeft de rechtbank, kort gezegd, geoordeeld dat het bestreden besluit onvoldoende zorgvuldig voorbereid is en niet deugdelijk gemotiveerd is. De rechtbank heeft overwogen dat het Uwv onvoldoende heeft gemotiveerd dat de (ex-)werknemer van eiseres niet duurzaam arbeidsongeschikt is. Ook heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep volgens de rechtbank onterecht geen informatie over de psychische klachten van de (ex-)werknemer van eiseres opgevraagd bij de behandelend sector. De rechtbank was het verder niet met eiseres eens dat ook de lichamelijke beperkingen van de (ex-)werknemer van eiseres en de duurzaamheid daarvan in kaart gebracht hadden moeten worden.

Het eindoordeel

Standpunten van partijen

9. Het Uwv heeft zich onder verwijzing naar het verzekeringsgeneeskundig rapport van 16 april 2024 op het standpunt gesteld dat er geen aanleiding is om tot een andere conclusie te komen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep concludeert in het rapport van 16 april 2024 dat er geen sprake is van een progressief of stabiel ziektebeeld zonder behandelmogelijkheden. De volledige arbeidsongeschiktheid wordt bepaald door de psychische problematiek die verergerde door de lichamelijke klachten vanaf 2018. Het gaat volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep om behandelbare aandoeningen. Onder andere middels medicatie, structurerende gesprekken exposure en EMDR. Ook intensievere behandelingen in de vorm van dagbehandeling of opname zijn mogelijk.
10. De verzekeringsarts bezwaar en beroep concludeert in het rapport van 16 april 2024 verder dat het mogelijk is dat de belastbaarheid in het komende jaar zal verbeteren. Tot nu toe waren er met name contacten met psychologen met onvoldoende continuïteit. Uit de recente informatie van GGZ-Centraal blijkt dat EMDR ingezet gaat worden, dit betreft wekelijkse sessies. Nog niet eerder kreeg de (ex-)werknemer traumabehandeling. Gelet op de belangrijke rol die traumatische ervaringen in de jeugd en ten tijde van de behandeling van de lichamelijke en psychische klachten spelen, valt hiervan verbetering van het psychisch functioneren te verwachten met verbetering van de stress-tolerantie, concentratievermogen en functioneren in sociale contacten. Hierdoor zal een restcapaciteit voor werken kunnen ontstaan in niet stresserend en fysiek niet al te zwaar werk, mogelijk parttime. De verzekeringsarts bezwaar en beroep concludeert daarnaast dat er een redelijk tot goede kans bestaat dat de belastbaarheid na het komende jaar zal verbeteren. Gelet op de ernst en duur van de klachten zal behandeling op korte termijn nog niet tot toename van de belastbaarheid leiden. Dit zal mogelijk langer dan een jaar vergen.
11. In reactie van het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 16 april 2024 heeft eiseres een rapport van verzekeringsarts en medisch adviseur [medisch adviseur] ingediend van 30 april 2024. [medisch adviseur] concludeert dat er wel sprake is van zeer aanzienlijke en blijvende lichamelijke beperkingen en dat er voor een zorgvuldige beoordeling van de duurzaamheid van de lichamelijke klachten nog steeds medische informatie per datum in geding nodig is over de lichamelijke klachten. Volgens [medisch adviseur] zit de aanvraagbrief van de behandelend sector niet in het dossier, terwijl dit een dossierstuk is die conform de Algemene wet bestuursrecht (Awb) deel uit dient te maken van het dossier. [medisch adviseur] concludeert verder dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep de vraag of de behandeling nog gericht is op herstel van reëel arbeidsvermogen of alleen nog maar gericht is op stabilisatie in de thuissituatie en ter voorkoming van verdere/nieuwe decompensatie, niet beantwoord heeft. Hierdoor heeft het Uwv ongewijzigd niet toereikend gemotiveerd dat er geen sprake is van duurzame arbeidsbeperkingen. Uit de informatie kan in ieder geval worden opgemaakt dat in januari 2024 (vier jaar na ziekmelding en twee jaar na einde wachttijd WIA) men nog niet verder is gekomen dan psycho-educatie en steunende en structurerende gesprekken. De (ex-)werknemer moet nog starten met wekelijkse sessies traumabehandeling. Dit wijst volgens [medisch adviseur] niet op een meer dan geringe kans op herstel van reëel arbeidsvermogen.
Wat vindt de rechtbank?
12. De rechtbank oordeelt dat het Uwv het gebrek in het bestreden besluit heeft hersteld. Wat eiseres daar met het rapport van [medisch adviseur] tegenin brengt, leidt niet tot een andere conclusie. De rechtbank legt dit hierna uit.
13. De rechtbank overweegt allereerst dat de rechtbank ten aanzien van de lichamelijke beperkingen en de duurzaamheid daarvan blijft bij wat zij in de tussenuitspraak heeft overwogen en beslist. Wat [medisch adviseur] daarover in zijn reactie heeft geschreven laat de rechtbank dus onbesproken.
14. De rechtbank stelt verder vast dat de aanvraagbrief van de behandelend sector weliswaar niet apart in het dossier is opgenomen, maar alle vragen die het Uwv aan de behandelend sector gericht heeft zijn opgenomen in de brief van GGZ-centraal van 9 januari 2024 die het Uwv wel aan het dossier heeft toegevoegd. De rechtbank vindt dit voldoende.
15. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het Uwv met de aanvullende verzekeringsgeneeskundige rapportage van 16 april 2024 voldoende inzichtelijk heeft gemaakt dat er meer dan een geringe kans is op herstel van de beperkingen van de (ex-)werknemer van eiseres. De verzekeringsarts bezwaar en beroep geeft aan wat het te verwachten resultaat van de behandelingen is voor de klachten en beperkingen van de (ex-)werknemer, namelijk een verbetering van de stress-tolerantie, concentratievermogen en functioneren in sociale contacten. De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep de verwachting van verbeteringen voldoende concreet heeft gemaakt, door te wijzen op het feit dat de (ex-)werknemer nu wekelijkse sessies EMDR zal krijgen, dat de zij niet eerder traumabehandeling heeft gehad en dit in de toekomst mogelijk wel kan zorgen voor verbetering van de klachten. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft ook voldoende gemotiveerd dat de behandeling gericht is op herstel van reëel arbeidsvermogen door toe te lichten dat er een restcapaciteit voor werken zal kunnen ontstaan in niet stresserend en fysiek niet al te zwaar werk, mogelijk parttime. De rechtbank ziet in de op de datum in geding beschikbare medische gegevens geen aanleiding voor twijfel aan dat medisch oordeel van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. De beroepsgronden slagen niet.
Conclusie
16. Gelet op het in de tussenuitspraak geconstateerde gebrek is het beroep gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit. Nu het Uwv in zijn reactie op de tussenuitspraak het gebrek heeft hersteld, laat de rechtbank de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand.
17. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat het Uwv aan eiseres het door haar betaalde griffierecht van € 50,00 vergoedt.
18. De rechtbank veroordeelt het Uwv ook in de door eiseres gemaakte proceskosten. De kosten voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op € 1.750,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor de aanwezigheid op de zitting, met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor 1).
19. Eiseres heeft verzocht om een vergoeding van de kosten van inschakeling van medisch adviseur en verzekeringsarts [medisch adviseur] als deskundige. De te vergoeden kosten voor de werkzaamheden door deskundige stelt de rechtbank vast aan de hand van artikel 2, aanhef, en onder b, van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb), gelezen in verband met artikel 8:36, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht en met overeenkomstige toepassing van het bepaalde in de Wet tarieven in strafzaken en het Besluit tarieven in strafzaken 2003. De deskundige heeft in 2023 en 2024 gerapporteerd. Dit betekent dat een tarief van ten hoogste € 142,75 per uur in 2023 en € 154,50 per uur in 2024 voor vergoeding in aanmerking komt.
20. In de urenspecificatie van 10 juli 2023 is 2,25 uur verantwoord. Deze uren zien op het bestuderen van het dossier en het opstellen van de rapportage van 2 december 2022.
In het rapport van 30 april 2024 is 1,25 uur verantwoord. Deze uren zien op het opstellen van de rapportage. De rechtbank vindt dit niet onredelijk. De rechtbank stelt de vergoeding aan de hand van het ten hoogste geldende tarief voor 2023 vast op 2,25 x € 142,75 zijnde € 321,19. Inclusief 21% btw is dit € 388,64. Voor 2024 stelt de rechtbank de vergoeding vast op 1,25 uur x € 154,50 zijnde € 193,13. Inclusief 21% btw is dit € 233,69. De deskundigenkosten bedragen in totaal € 554,88.
21. Het totale bedrag aan proceskosten dat het Uwv moet vergoeden komt daarmee op
€ 1.750,- + € 554,88 = € 2.304,88.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit voor zover daarin een deugdelijke motivering over de duurzaamheid van de psychische beperkingen ontbreekt;
  • bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde gedeelte van het bestreden besluit in stand blijven;
  • draagt het Uwv op het betaalde griffierecht van € 50,00 aan eiseres te vergoeden;
  • veroordeelt het Uwv in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 2.304,88.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Moed, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Belhadi, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 3 juli 2024.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.