ECLI:NL:RBMNE:2024:4036

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
3 juli 2024
Publicatiedatum
3 juli 2024
Zaaknummer
11127116 MV EXPL 24-71 BS/43497
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing ontruimingsvordering door verhuurder wegens zorgbehoefte huurder

In deze zaak vorderde de verhuurder, een besloten vennootschap, de ontruiming van de woning door de huurder. De huurder had een huurachterstand van € 5.852,29 en er waren signalen van overlast en het bezit van verboden wapens. De kantonrechter heeft echter de vordering tot ontruiming afgewezen. De huurder, die vergeetachtig is en begeleiding nodig heeft, heeft recht op een kans om zijn situatie te verbeteren voordat ontruiming plaatsvindt. De kantonrechter oordeelde dat de huurder voorlopig in de woning mag blijven wonen, omdat het niet aannemelijk is dat een bodemrechter de ontruiming zou toewijzen. De kantonrechter heeft wel de huurder veroordeeld tot betaling van de huurachterstand en de proceskosten. De vordering tot ontruiming werd afgewezen, mede vanwege de zorgbehoefte van de huurder en de noodzaak voor begeleiding in zijn financiële en dagelijkse leven.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Lelystad
zaaknummer: 11127116 MV EXPL 24-71 BS/43497
Kort geding vonnis van 3 juli 2024
inzake
de besloten vennootschap
[eisende partij] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verder ook te noemen [eisende partij] ,
eisende partij,
gemachtigde: mr. T.S. Cnossen,
tegen:
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
verder ook te noemen [gedaagde] ,
gedaagde partij,
procederend in persoon.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit de dagvaarding met producties van 11 juni 2023.
1.2.
Op 19 juni 2023 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden in het gebouw van de rechtbank Midden-Nederland in Lelystad. Namens [eisende partij] is mevrouw [A] (werkzaam bij Aham Vastgoed, de beheerder van [eisende partij] ) verschenen. [eisende partij] werd bijgestaan door haar gemachtigde mr. T.S. Cnossen. [gedaagde] is verschenen en werd vergezeld door zijn begeleidster mevrouw [B] (werkzaam bij Coloriet). De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat op de zitting is besproken.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Het geschil en de beoordeling

Waar gaat de zaak over?
2.1.
[eisende partij] verhuurt sinds 1 januari 2015 aan [gedaagde] de woning aan de [adres] te [woonplaats] (hierna: de woning). [gedaagde] heeft een huurachterstand laten ontstaan. [eisende partij] stelt daarnaast dat [gedaagde] het gehuurde, zonder haar voorafgaande toestemming, in gebruik heeft gegeven aan een derde en dat er sprake is van overlast. Tijdens een politie-inval zijn verboden wapens aangetroffen in het gehuurde. [eisende partij] stelt dat [gedaagde] daarmee in strijd handelt met artikel 13.6 van de algemene bepalingen behorend bij de huurovereenkomst. [eisende partij] wil daarom dat [gedaagde] de woning verlaat en ontruimt. [gedaagde] is bezig om een zorgindicatie te krijgen. Hij wil graag in de woning blijven wonen tot er een andere woning (met zorg) beschikbaar is. De vraag die hier voorligt is of [gedaagde] in de woning mag blijven.
Wat vordert [eisende partij] ?
2.2.
[eisende partij] vordert – kort gezegd – dat [gedaagde] wordt veroordeeld om de woning aan de [adres] te [woonplaats] binnen zeven dagen na betekening van het vonnis te ontruimen. [eisende partij] vordert de ontruiming op straffe van een dwangsom van € 500,00 per dag dat [gedaagde] met ontruiming in gebreke blijft. Daarnaast vordert [eisende partij] dat [gedaagde] wordt veroordeeld tot betaling van € 5.852,29 aan huurachterstand en € 519,00 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente. [eisende partij] vordert verder dat [gedaagde] wordt veroordeeld tot betaling van € 985,00 per maand voor de periode gelegen tussen de datum waarop de woning moet zijn ontruimd en de datum van
daadwerkelijke ontruiming en veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten en de nakosten.
Wat vindt [gedaagde] ?
2.3.
[gedaagde] voert aan dat hij vergeetachtig is, wat tot gevolg heeft dat hij zijn financiële situatie niet goed meer kan overzien. [gedaagde] erkent dat hij hulp nodig heeft, maar vind dit soms nog lastig te accepteren. Hij wil graag in de woning blijven wonen tot er een andere passende plek beschikbaar is. [gedaagde] betwist dat hij en zijn verstandelijk beperkte pleegzoon overlast veroorzaken. [gedaagde] heeft na de politie-inval afstand gedaan van alle wapens.
Wat oordeelt de kantonrechter?
2.4.
De kantonrechter wijst de vorderingen van [eisende partij] af. Dit betekent dat [gedaagde] (voorlopig) in de woning mag blijven wonen. Hierna wordt uitgelegd waarom dat zo is.
Beoordelingskader in kort geding
2.5.
In dit kort geding moet de kantonrechter allereerst beoordelen of [eisende partij] een spoedeisend belang bij haar vordering tot ontruiming heeft. Van een spoedeisend belang is sprake als, gelet op de belangen van partijen, een onmiddellijke voorziening nodig is en van [eisende partij] niet kan worden verwacht dat zij de uitkomst van een bodemprocedure afwacht. [eisende partij] stelt dat zij al lange tijd geen betaling ontvangt. Zij wenst haar eigen schade te beperken door het gehuurde ter beschikking te stellen aan een opvolgend huurder die zijn betalingsverplichting wel nakomt. Naar het oordeel van de kantonrechter blijkt uit deze stellingen van [eisende partij] van een voldoende spoedeisend belang.
2.6.
De kantonrechter moet naast het spoedeisend belang beoordelen of de vordering van [eisende partij] in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft dat het gerechtvaardigd is om op de toewijzing daarvan vooruit te lopen. In dit vonnis in kort geding geeft de kantonrechter alleen een voorlopig oordeel over het geschil tussen partijen. In kort geding moet terughoudend worden geoordeeld over een vordering tot ontruiming van een woning, omdat een ontruiming een ingrijpend karakter en doorgaans onomkeerbare gevolgen heeft.
Huurachterstand
2.7.
De huurachterstand op het moment van dagvaarden was € 5.852,29. Deze huurachterstand is berekend tot en met de maand juni 2024. [gedaagde] heeft de hoogte van de huurachterstand niet betwist. De kantonrechter zal [gedaagde] daarom veroordelen om dit bedrag aan [eisende partij] te betalen.
Ontruiming wordt afgewezen
2.8.
De omvang van de huurachterstand (6 maanden) is zodanig dat de vordering tot ontbinding en ontruiming in een bodemprocedure in beginsel toewijsbaar is. Tijdens de mondelinge behandeling werd – ook voor [eisende partij] – duidelijk dat er signalen zijn dat [gedaagde] dementerend is. [gedaagde] werd op de zitting daarom ook vergezeld door een begeleidster van Coloriet. [B] heeft haar zorgen geuit over de gevolgen van een ontruiming voor [gedaagde] en zijn verstandelijk beperkte pleegzoon. De kantonrechter deelt deze zorgen. [gedaagde] heeft begeleiding nodig op financieel vlak, maar ook in het dagelijks leven is begeleiding noodzakelijk. [B] denkt dat [gedaagde] niet meer zelfstandig kan wonen. Zij is daarom bezig om een indicatie op grond van de WLZ (Wet langdurige zorg) te krijgen. Met deze indicatie kan [gedaagde] op een wachtlijst komen voor een woning met zorg. Daar is tijd voor nodig. De kantonrechter heeft gezien dat [gedaagde] samen met [B] erg zijn best doet om alles weer op de rit te krijgen. Twee dagen na de mondelinge behandeling stond in dat kader ook een gesprek bij een bewindvoerder gepland. De kantonrechter is van oordeel dat het gelet op bovenstaande niet zeker is dat een bodemrechter de gevorderde ontruiming zou toewijzen. De huidige situatie van [gedaagde] brengt mee dat hij eerst samen met [B] (en mogelijk een aan te stellen bewindvoerder) de kans moet krijgen om orde op zaken te stellen, voordat een ontruiming in beeld komt.
2.9.
[eisende partij] heeft verder gesteld dat [gedaagde] ook tekort is geschoten in de nakoming van de huurovereenkomst doordat zijn pleegzoon zonder haar voorafgaande toestemming in de woning verblijft en [gedaagde] verboden wapens in het gehuurde had liggen. De kantonrechter is van oordeel dat op voorhand niet kan worden geoordeeld dat deze tekortkomingen de gevolgen van een ontbinding en ontruiming rechtvaardigen. Dat [gedaagde] en zijn pleegzoon overlast veroorzaken, wordt door [gedaagde] betwist en is door [eisende partij] onvoldoende onderbouwd.
2.10.
Gelet op het voorgaande vindt de kantonrechter het – mede gelet op de belangen van partijen over en weer – niet gerechtvaardigd op de toewijzing van een vordering in de bodemprocedure vooruit te lopen. Hij zal de vordering van [eisende partij] om [gedaagde] te veroordelen de woning te ontruimen, daarom afwijzen.
Informatieverplichtingen van [eisende partij]
2.11.
Op de overeenkomst zijn de informatieplichten van artikel 6:230m van het Burgerlijk Wetboek (BW) van toepassing. De kantonrechter heeft geconstateerd dat aan de essentiële informatieplichten is voldaan.
Ambtshalve toets van algemene voorwaarden
2.12.
[eisende partij] vordert wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. Uit de door [eisende partij] ingediende huurovereenkomst blijkt dat hierop algemene voorwaarden van toepassing zijn. De kantonrechter moet ambtshalve beoordelen of [eisende partij] in de overeenkomst of in de algemene voorwaarden een regeling heeft opgenomen over incassokosten en rente die zodanig afwijkt van de wettelijke regelingen hierover dat [gedaagde] daardoor aanzienlijk worden benadeeld, waardoor de contractuele regeling vernietigd zou moeten worden.
Wettelijke rente
2.13.
[eisende partij] maakt aanspraak op de wettelijke rente. De kantonrechter beoordeelt ambtshalve of [eisende partij] in de overeenkomst of in de daarop van toepassing zijnde algemene voorwaarden een regeling heeft opgenomen over rente, die zodanig afwijkt van de wettelijke regelingen over rente dat [gedaagde] daardoor aanzienlijk wordt benadeeld. De kantonrechter is van oordeel dat het rentebeding in artikel 20.2 als oneerlijk kan worden aangemerkt. De overeengekomen rente van 1% per maand ligt niet alleen ruim boven de wettelijke rente van artikel 6:119 BW. De consument-huurder wordt op grond van het beding dan ook een onevenredig hoge schadevergoeding opgelegd. [eisende partij] heeft geen omstandigheden gesteld waaruit kan worden afgeleid dat het beding niet oneerlijk is, zodat het beding als oneerlijk wordt aangemerkt. De gevorderde rente zal daarom worden afgewezen.
Buitengerechtelijke incassokosten
2.14.
[eisende partij] maakt ook aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Volgens de tekst van artikel 20.4 van de algemene voorwaarden zijn de buitengerechtelijke incassokosten altijd 15% van de vordering met een minimum van € 125,00. Dit is hoger dan de vergoeding conform het Besluit. De kantonrechter is van oordeel dat het beding daardoor in het nadeel van consumenten aanzienlijk afwijkt van de wettelijke regeling over de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Het beding is aldus oneerlijk ten opzichte van [gedaagde] en wordt daarom vernietigd. Als gevolg daarvan wordt de gevorderde vergoeding voor gemaakte buitengerechtelijke incassokosten afgewezen. Dat betekent dat [gedaagde] de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten niet aan [eisende partij] hoeft te betalen.
Proceskosten
2.15.
[eisende partij] is terecht tot dagvaarding overgegaan. [gedaagde] zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eisende partij] worden begroot op:
dagvaarding € 112,99
griffierecht € 524,00
salaris gemachtigde € 814,00
nakosten € 135,00
Totaal € 1.585,99.

3.De beslissing

De kantonrechter, recht doende in kort geding:
3.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eisende partij] van een bedrag van € 5.852,29 aan huurachterstand tot en met de maand juni 2024;
3.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 1.585,99, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet [gedaagde] ook de kosten van betekening betalen;
3.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. B.G.W.P. Heijne, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 3 juli 2024.