ECLI:NL:RBMNE:2024:4032

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
20 juni 2024
Publicatiedatum
2 juli 2024
Zaaknummer
UTR 22/5852
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek om proceskostenveroordeling na intrekking beroep tegen besluit Uwv

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedaan op 20 juni 2024, wordt het verzoek van verzoekster om een veroordeling van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) in de proceskosten beoordeeld. Verzoekster had eerder beroep ingesteld tegen een besluit van het Uwv van 15 november 2022, waarin haar bezwaar ongegrond werd verklaard en haar recht op een WIA-uitkering werd ontzegd. Op 8 april 2024 heeft het Uwv echter aangegeven dat deze beslissing achterhaald is, omdat het tegemoet is gekomen aan verzoekster in het kader van een hogerberoepsprocedure. Hierdoor heeft verzoekster haar beroep ingetrokken en verzocht om een proceskostenveroordeling.

De rechtbank heeft het Uwv in de gelegenheid gesteld om te reageren op het verzoek om proceskostenveroordeling, maar het Uwv heeft geen inhoudelijk commentaar gegeven. De rechtbank heeft vervolgens zonder zitting uitspraak gedaan en het verzoek om proceskostenveroordeling toegewezen. De rechtbank oordeelt dat het Uwv geheel aan verzoekster is tegemoetgekomen en dat verzoekster recht heeft op een vergoeding van haar proceskosten, die is vastgesteld op € 875,-. Dit bedrag is gebaseerd op de kosten die zijn gemaakt voor het indienen van het beroepschrift. Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat het Uwv verplicht is om het door verzoekster betaalde griffierecht van € 50,- te vergoeden, maar hierover wordt geen beslissing genomen omdat verzoekster hierom bij de intrekking van het beroep niet heeft verzocht.

De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen. Partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken na verzending van de uitspraak een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens zijn met de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/5852

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 juni 2024 in de zaak tussen

[verzoekster], uit [woonplaats], verzoekster

(gemachtigde: mr. J.L. Wittensleger),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(het Uwv)
(gemachtigde: W.A. Postma).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het verzoek van verzoekster om een veroordeling van het Uwv in de proceskosten. Verzoekster heeft dit verzoek gedaan bij de intrekking van haar beroep tegen het besluit van het Uwv van 15 november 2022.
De rechtbank heeft het Uwv in de gelegenheid gesteld te reageren op het verzoek om veroordeling in de proceskosten. Het Uwv heeft de rechtbank meegedeeld dat hij geen inhoudelijk commentaar heeft.
De rechtbank doet zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling. [1]

Beoordeling door de rechtbank

1. De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenveroordeling toe. Zij legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Wanneer wordt een bestuursorgaan in de proceskosten veroordeeld?
2. Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, kan de bestuursrechter op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. [2]
Is het Uwv aan verzoekster tegemoetgekomen?
3. De rechtbank moet dus beoordelen of het Uwv geheel of gedeeltelijk aan verzoekster is tegemoetgekomen.
4. Op 21 december 2022 heeft verzoekster beroep ingesteld tegen het besluit van 15 november 2022, waarin het bezwaar van verzoekster ongegrond is verklaard. In dit besluit heeft het Uwv de beslissing dat verzoekster met ingang van 8 januari 2021 geen recht heeft op een WIA-uitkering gehandhaafd. Het Uwv heeft verzoekster op 8 april 2024 laten weten dat deze beslissing - gezien de gewijzigde beslissing op bezwaar van 22 december 2023 in het kader van een hogerberoepsprocedure - achterhaald is. Hiermee is het Uwv tegemoetgekomen aan het beroep van verzoekster.
Welk bedrag aan proceskosten moet het Uwv aan verzoekster vergoeden?
5. De rechtbank wijst het verzoek als kennelijk gegrond toe. Verzoekster krijgt een vergoeding van haar proceskosten. Het Uwv moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 875,-, omdat de gemachtigde van verzoekster een beroepschrift heeft ingediend. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.
6. Omdat het Uwv in het besluit van 8 april 2024 heeft aangegeven dat hij de in bezwaar gemaakte kosten zal vergoeden en verzoekster hierom bij de intrekking van het beroep niet heeft verzocht, zal de rechtbank daarover geen beslissing nemen.
Krijgt verzoekster een vergoeding van het griffierecht?
7. De rechtbank wijst erop dat het Uwv verplicht is het door verzoekster betaalde griffierecht van € 50,- te vergoeden. [3] Verzoekster moet zich hiervoor dan ook tot het Uwv wenden.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt het Uwv tot betaling van € 875,- aan proceskosten aan verzoekster.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Ourahma, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Azmi, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 20 juni 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, in samenhang met artikel 8:75a, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Dit volgt uit artikel 8:75a van de Awb en is nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht.
3.Dit volgt uit artikel 8:41, zevende lid, van de Awb.