ECLI:NL:RBMNE:2024:4023

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
2 juli 2024
Publicatiedatum
2 juli 2024
Zaaknummer
16/004496-23 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor zware mishandeling en poging zware mishandeling kind; veroordeling voor mishandeling kind en moeder met taakstraf

Op 2 juli 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van zware mishandeling van zijn kind en zijn moeder. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de zware mishandeling en poging tot zware mishandeling van zijn kind, omdat het letsel niet als zwaar lichamelijk letsel kon worden gekwalificeerd. De rechtbank oordeelde dat het letsel, een gezwollen blauw rechteroog, niet medisch ingrijpen vereiste en dat er onvoldoende bewijs was voor (voorwaardelijk) opzet op zwaar lichamelijk letsel. De verdachte heeft wel bekend dat hij zijn kind heeft mishandeld door hem meerdere malen in het gezicht te slaan, wat leidde tot de bewezenverklaring van mishandeling van zijn kind. Daarnaast heeft de rechtbank vastgesteld dat de verdachte ook zijn moeder heeft mishandeld door haar aan een bezem te trekken, waardoor zij ten val kwam.

De rechtbank heeft de verdachte een taakstraf opgelegd van 60 uren, waarvan 30 uren voorwaardelijk, en heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder een burn-out en het verlies van dierbaren. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten, vooral gezien de rol van de verdachte als ouder en de impact van huiselijk geweld op slachtoffers. De beslissing is gebaseerd op de artikelen van het Wetboek van Strafrecht die van toepassing waren ten tijde van de feiten.

De rechtbank heeft de verdachte ook een proeftijd van 2 jaar opgelegd, waarin hij zich niet schuldig mag maken aan nieuwe strafbare feiten. De uitspraak is gedaan in het openbaar en is ondertekend door de rechters.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16/004496-23 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 2 juli 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1982] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 18 juni 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. drs. A. E. Lohuis en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. J.A.C. van den Brink, advocaat te Almere, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt erop neer dat verdachte:
Feit 1
primair: op 3 januari 2023 in [woonplaats] zijn kind, [slachtoffer 1] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht;
subsidiairten laste gelegd als poging zware mishandeling;
meer subsidiairten laste gelegd als mishandeling;
Feit 2
op 3 januari 2023 in [woonplaats] zijn moeder, [slachtoffer 2] , heeft mishandeld.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder feit 1 primair ten laste gelegd niet wettig en overtuigend te bewijzen en verzoekt de rechtbank verdachte hiervan vrij te spreken. Wel acht zij het onder feit 1 subsidiair en onder feit 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen. De standpunten van de officier van justitie worden besproken in paragraaf 4.3, voor zover dat nodig is.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde. Voor het overige refereert de raadsman zich aan het oordeel van de rechtbank. De standpunten van de raadsman worden besproken in paragraaf 4.3, voor zover dat nodig is.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Ten aanzien van feit 1
Vrijspraak primair en subsidiair ten laste gelegde (feit 1)
Het letsel dat [slachtoffer 1] heeft opgelopen betreft een gezwollen blauw rechteroog waarvoor medisch ingrijpen niet noodzakelijk was. Het letsel is derhalve niet aan te merken als zwaar lichamelijk letsel in de zin van artikel 302 van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank acht, net als de officier van justitie en de raadsman, de zware mishandeling daarom niet wettig en overtuigend bewezen en spreekt verdachte hiervan vrij.
Volgens de officier van justitie is er wel sprake van een poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Volgens haar kan worden vastgesteld dat verdachte zijn zoon meermaals met kracht heeft geslagen tegen zijn oog, gezicht en hoofd en dat verdachte daarom wel het (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank volgt de officier van justitie niet in deze redenering en zal de verdachte eveneens vrijspreken van het subsidiair ten laste gelegde feit. Op grond van de verklaring van verdachte valt enkel vast te stellen dat verdachte zijn zoon meerdere malen met platte hand in zijn gezicht heeft geslagen. Naar het oordeel van de rechtbank is daarmee niet buiten redelijke twijfel komen vast te staan dat verdachte met deze handeling (voorwaardelijk) opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [slachtoffer 1] .
Bewijsmiddelen [1]
Verdachte heeft het onder 1 meer subsidiair ten laste gelegde feit bekend. De raadsman heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
- een proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] van 4 januari 2023; [2]
- een proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] van 5 januari 2023. [3]
4.3.2
Ten aanzien van feit 2
Bewijsmiddelen
Verdachte heeft het onder 2 ten laste gelegde feit bekend. De raadsman heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • een proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] bij de rechter-commissaris van 6 januari 2023;
  • een proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door verbalisant [verbalisant 2] van 4 januari 2023.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Feit 1, meer subsidiair
op 3 januari 2023 te [woonplaats] een kind over wie hij het gezag uitoefende, te weten [slachtoffer 1] (geboren op [2012] ), heeft mishandeld door die [slachtoffer 1] meerdere malen tegen het gezicht te slaan;
Feit 2
op 3 januari 2023 te [woonplaats] zijn moeder [slachtoffer 2] heeft mishandeld door die [slachtoffer 2] , die (voor haar lichaam) met haar handen een bezem vast hield, aan die bezem mee te trekken (bij haar woning vandaan), waarbij zij op de grond is gevallen;
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Feit 1 meer subsidiair: mishandeling, terwijl de schuldige het misdrijf begaat tegen zijn kind
Feit 2: mishandeling, terwijl de schuldige het misdrijf begaat tegen zijn moeder

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 35 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 32 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met als algemene voorwaarde dat de verdachte binnen de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten pleegt;
- een taakstraf van 60 uren, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 30 dagen hechtenis.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht om rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en een geheel voorwaardelijke boete of werkstraf op te leggen, al dan niet in combinatie met een gevangenisstraf die gelijk is aan het voorarrest.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Wat is er gebeurd?
Op 5 januari 2023 was [slachtoffer 1] thuis in [woonplaats] een werkstuk aan het maken voor school. Verdachte hielp hem bij het maken van zijn werkstuk en is hierbij zijn geduld verloren. Hij heeft [slachtoffer 1] een aantal keer met platte hand in zijn gezicht geslagen en [slachtoffer 1] is hierbij gewond geraakt. Hij had een fors gezwollen gezicht en een blauw rechteroog. De moeder van [slachtoffer 1] heeft foto’s van het letsel van [slachtoffer 1] naar de moeder van verdachte gestuurd. De moeder van verdachte heeft vervolgens deze foto’s doorgestuurd naar haar andere zoons. Toen verdachte dit vernam is hij naar de woning van zijn moeder gegaan. Zijn moeder stond buiten haar woning met een bezem in haar handen. Verdachte heeft terwijl zijn moeder deze bezem vasthad aan de bezem getrokken, zijn moeder is hierdoor ten val gekomen. Zij heeft hierdoor pijn gekregen aan haar knieën en heupen.
De ernst van het feit en de omstandigheden
Het is bij uitstek de taak (en de wettelijke plicht) van iedere ouder om zorg te dragen voor het geestelijk en lichamelijk welzijn van zijn of haar kind. Des te schokkender is het wanneer er een inbreuk wordt gemaakt op het lichamelijk welzijn van een kind door de ouder. Dit is wat [slachtoffer 1] is overkomen. Hij is door de persoon bij wie hij zich bij uitstek veilig moet voelen geslagen. De ervaring leert dat de slachtoffers van huiselijk geweld hiervan nog geruime tijd klachten kunnen ondervinden als gevolg van gevoelens van schaamte, angst en onveiligheid. Daarnaast heeft verdachte ook inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van zijn moeder.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 14 mei 2024. Daaruit volgt dat verdachte in het recente verleden niet is veroordeeld voor geweldsdelicten.
Ter zitting is gebleken dat verdachte ten tijde van de incidenten op persoonlijk vlak in moeilijke omstandigheden verkeerde, hij had een burn-out en was recent geconfronteerd met het verlies van verschillende dierbaren in een korte tijd.
Bij haar beslissing houdt de rechtbank ook rekening met het advies dat is uitgebracht door Reclassering Nederland, gedateerd 5 juni 2024. Hieruit blijkt dat verdachte na de schorsing van zijn voorlopige hechtenis aan zichzelf heeft gewerkt. De doelen die bij de voorlopige hechtenis zijn opgelegd waren in februari 2024 behaald. Verdachte is behandeld bij De Waag en er zijn verschillende hulpinstanties betrokken geweest bij het gezin, waaronder Intensieve Pedagogische Thuishulp (itp), hetgeen positief is afgerond. De behandeling heeft bij verdachte geleid tot een nieuwe manier van coping die niet destructief is. Er zijn sinds het incident geen nieuwe meldingen bij de politie binnen gekomen en de reclassering ziet geen noodzaak tot verdere interventies.
Het dossier bevat aanwijzingen dat de onderhavige feiten plaatsvonden in een context waarin verdachte zichzelf vaker niet geheel onder controle lijkt te hebben gehad. Tegen die achtergrond acht de rechtbank de oplegging van een voorwaardelijk strafdeel aangewezen.
De op te leggen straf
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met al hetgeen hiervoor is overwogen. De rechtbank is van oordeel dat gelet op de ernst van het bewezenverklaarde, mede vanuit een oogpunt van normbevestiging, niet kan worden volstaan met een geheel voorwaardelijke straf zoals door de raadsman is verzocht. De rechtbank zal derhalve verdachte een taakstraf opleggen voor de duur van 60 uur, met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. In verband met de speciale preventie zal de rechtbank een deel van de taakstraf, te weten 30 uur, in voorwaardelijke vorm opleggen. De rechtbank doet dit om verdachte ervan te weerhouden om opnieuw de fout in te gaan.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 meer subsidiair en 2 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf van 60 (zestig) uren;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de taakstraf een gedeelte van
30 (dertig) urenniet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een
proeftijdvan
2 (twee) jaarvast;
- als
algemene voorwaardegeldt dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
Voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. den Haan, voorzitter, mrs. R.A. Hebly en M. Rasterhoff, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Q.A.A. Sanders, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 2 juli 2024.
Mrs. R.A. Hebly, M. Rasterhoff en Q.A.A. Sanders zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 3 januari 2023 te [woonplaats] aan een kind over wie hij het gezag uitoefende, te weten [slachtoffer 1] (geboren op [2012] ) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten aangezichtsletsel, heeft toegebracht door die [slachtoffer 1] (met kracht) meerdere malen, althans eenmaal op/tegen het (rechter)oog en/of het gezicht/hoofd te slaan/stompen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 3 januari 2023 te [woonplaats] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een kind over wie hij het gezag uitoefende, te weten [slachtoffer 1] (geboren op [2012] ) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen die [slachtoffer 1] (met kracht) meerdere malen, althans eenmaal op/tegen het (rechter)oog en/of het gezicht/hoofd heeft geslagen/gestompt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 3 januari 2023 te [woonplaats] een kind over wie hij/zij het gezag uitoefende, te weten [slachtoffer 1] (geboren op [2012] ) heeft mishandeld door die [slachtoffer 1] (met kracht) meerdere malen, althans eenmaal op/tegen het (rechter)oog en/of het gezicht/hoofd te slaan/stompen;
2
hij op of omstreeks 3 januari 2023 te [woonplaats] zijn moeder [slachtoffer 2] , heeft mishandeld door die [slachtoffer 2] , die (voor haar lichaam) met haar handen een bezem, althans een houten stok vast hield, aan die bezem, althans die houten stok mee te trekken (bij haar woning vandaan), waarbij zij op de grond is gevallen;

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 17 juli 2023 genummerd 203003755, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met 412. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 406.
3.Pagina 360.
4.Pagina 26.