ECLI:NL:RBMNE:2024:4015

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
3 juli 2024
Publicatiedatum
2 juli 2024
Zaaknummer
16/264880-23 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van medeplegen ontploffing, maar veroordeling voor voorhanden hebben vuurwapen en munitie

In de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1981, heeft de rechtbank Midden-Nederland op 3 juli 2024 uitspraak gedaan. De verdachte werd vrijgesproken van het medeplegen van het opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing, dat op 29 juli 2023 in Huizen zou hebben plaatsgevonden. De rechtbank oordeelde dat niet wettig en overtuigend bewezen was dat de verdachte dit feit had gepleegd. De officier van justitie had vrijspraak gevorderd voor dit feit, terwijl de verdediging ook vrijspraak bepleitte. Echter, de verdachte werd wel schuldig bevonden aan het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie, wat op 21 november 2023 in St. Willebrord werd aangetroffen. De rechtbank achtte dit feit wettig en overtuigend bewezen, mede op basis van de bekennende verklaring van de verdachte tijdens de terechtzitting en de bevindingen van de politie. De verdachte kreeg een gevangenisstraf van zes maanden opgelegd, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met aftrek van het voorarrest. De benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering, omdat de verdachte van het onder 1 ten laste gelegde feit werd vrijgesproken. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn herstel na een hersenbloeding en zijn inspanningen om zijn leven weer op de rails te krijgen. De rechtbank benadrukte dat het ongeoorloofde bezit van wapens en munitie onder geen enkele omstandigheid geaccepteerd kan worden.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16/264880-23 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 3 juli 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1981] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 19 juni 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. M.M.L. Kalsbeek en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. B.P.J.H. van de Luijtgaarden, advocaat te Roosendaal, alsmede de gevolmachtigde van de benadeelde partij, [A] , naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:
op 29 juli 2023 in Huizen samen met een ander opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht waardoor gevaar voor goederen en/of levensgevaar voor [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] is ontstaan;
subsidiair ten laste gelegd als medeplichtigheid hieraan;
feit 2:
op 21 november 2023 in St. Willebrord een pistool, merk Springfield, model XD, kaliber 9x19mm en/of patronen van het kaliber 9 mm Luger voorhanden heeft gehad.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging. Dat betekent dat er geen formele belemmeringen zijn om de zaak inhoudelijk te behandelen.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie rekwireert met betrekking tot het opzettelijk teweeg brengen van een ontploffing dan wel de medeplichtigheid daaraan tot vrijspraak zoals ten laste gelegd onder 1 primair en subsidiair. Het onder 2 ten laste gelegde – het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie – acht de officier van justitie wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde eveneens vrijspraak bepleit. Ten aanzien van een bewezenverklaring van feit 2 heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Evenals de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en zal zij verdachte hiervan vrijspreken.
Bewijsmiddelen voor feit 2
Dit feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft ter terechtzitting bekend dat hij het feit heeft gepleegd en de raadsman heeft geen vrijspraak bepleit van dit feit. De rechtbank volstaat onder voornoemde omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 19 juni 2024;
- een proces-verbaal van bevindingen, genummerd 2023229098 opgemaakt door [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , beiden inspecteur bij politie Midden-Nederland, en opgemaakt op 21 november 2023, houdende hun bevindingen met betrekking tot het aantreffen van het vuurwapen en de munitie (digitaal paginanummer 80 procesdossier);
- een afzonderlijk opgemaakt proces-verbaal van bevindingen, genummerd 2023356997 opgemaakt door [verbalisant 3] , brigadier bij politie Midden-Nederland, en opgemaakt op 30 november 2023, houdende de categorisering van het aangetroffen vuurwapen en de munitie.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 21 november 2023 te St. Willebrord, gemeente Rucphen, een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen, van het merk Springfield, model XD, kaliber 9x19mm, zijnde een pistool, en munitie in de zin van 1 onder 4° van de Wet wapens en munitie, te weten munitie als bedoeld in artikel 2 lid 2 van die wet, van de Categorie III, te weten meerdere patronen van het kaliber 9 mm Luger, voorhanden heeft gehad.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 2 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III;
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 6 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en
- een taakstraf van 40 uren, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 20 dagen hechtenis.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en bepleit een eventueel op te leggen onvoorwaardelijke vrijheidsstraf niet langer te laten duren dan de tijd die verdachte reeds in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Verdachte heeft voor zijn detentie een hersenbloeding gehad, waarvan hij aan het herstellen was. De detentieperiode heeft hem daarin geen goed gedaan en hij is fysiek achteruit gegaan. Wanneer hij opnieuw de gevangenis in zou moeten zal dit zijn herstel opnieuw belemmeren. Daarbij komt dat hij aan het re-integreren is en zijn leven in het algemeen op orde heeft gebracht. Detentie zou deze positieve ontwikkeling doorkruisen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf(maat) houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de bewezen verklaarde feiten, de omstandigheden waaronder deze feiten door verdachte zijn begaan en de persoon van verdachte zoals hiervoor omschreven.
De ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een wapen en bijbehorende munitie in zijn woning. Ongeacht zijn intenties – naar eigen zeggen had hij voorzorgsmaatregelen getroffen voor het geval hij tijdens het nachtvissen zou worden overvallen – staat vast dat het ongecontroleerde bezit van dergelijke wapens gevaarlijk en onwenselijk is, en bijdraagt aan de aantasting van de algemene gevoelens van veiligheid binnen de samenleving. De rechtbank neemt het verdachte voorts kwalijk dat het wapen voor het grijpen lag onder het bed in zijn slaapkamer, terwijl zijn minderjarige neef in hetzelfde huis woont. Kennelijk heeft verdachte weinig rekening gehouden met de veiligheid van zijn neef en andere inwonenden. Verder was het wapen nagenoeg geladen (de patroonhouder zat los in de kolf, maar bevatte wel patronen), was het voorzien van een aanzienlijke hoeveelheid munitie, en heeft verdachte het naar eigen zeggen meerdere malen in de openbare ruimte gedragen, welke omstandigheden als strafverzwarende omstandigheden gelden.
De persoon van verdachte
Bij haar beslissing houdt de rechtbank wat betreft de persoon van verdachte rekening met:
- een
uittreksel Justitiële Documentatie(‘strafblad’) van 14 mei 2024 en
- het
reclasseringsadviesvan 12 juni 2024, uitgebracht door D. Kukler, reclasseringswerker bij Reclassering Nederland.
Uit het reclasseringsrapport volgt dat verdachte instabiliteit kent op het gebied van financiën en middelengebruik (amfetamine). In positieve zin concludeert de reclassering dat verdachte financiële hulp heeft gezocht en aanvaardt en er hulpverlening betrokken is voor de omgang met zijn zoon. Verder is hij bezig met een re-integratietraject om de arbeidsmarkt weer te kunnen betreden. De reclassering ziet geen meerwaarde voor gedragsgerichte inzet en adviseert daarom een straf zonder oplegging van bijzondere voorwaarden.
Tot slot blijkt uit het
uittreksel Justitiële Documentatiedat verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld.
De op te leggen straf
De oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) gaan voor het voorhanden hebben van een pistool in een woning uit van een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden. De rechtbank is gelet op de aard en ernst van het bewezen verklaarde feit van oordeel dat - in lijn met de oriëntatiepunten straftoemeting van het LOVS - slechts een gevangenisstraf als passende sanctie in aanmerking komt. Voor de vaststelling van de duur daarvan heeft de rechtbank de voornoemde oriëntatiepunten laten meewegen. Hierboven is aangegeven dat sprake is van diverse strafverzwarende omstandigheden.
De rechtbank houdt er echter ook rekening mee dat verdachte ter terechtzitting verantwoordelijkheid heeft genomen en inzicht toont in het risico en gevaar dat hij hiermee heeft veroorzaakt. Bij het bepalen van de duur van de straf neemt de rechtbank verder in aanmerking dat verdachte – niet voor de eerste keer – zijn leven na een detentieperiode vrij vlot weer op de rit heeft weten te krijgen, hetgeen – gelet op zijn beperking als gevolg van een hersenbloeding – getuigt van doorzettingsvermogen en de wil om de goede weg in te slaan.
Gelet op het bovenstaande beoogt de rechtbank bij de op te leggen straf verdachte enerzijds van de ernst van zijn handelen te doordringen en hem ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Anderzijds is de rechtbank van oordeel dat verdachte in zijn fysieke herstel en het herstel van zijn maatschappelijke positie niet opnieuw belemmerd dient te worden door detentie. Verdachte heeft immers al een aantal maanden in voorlopige hechtenis doorgebracht. De rechtbank is daarom van oordeel dat verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf dient te krijgen die gelijk staat aan de duur van zijn voorarrest. De rechtbank zal verdachte daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen, als stok achter de deur en om te onderstrepen dat het ongeoorloofde bezit van wapens en munitie onder geen enkele omstandigheid geaccepteerd wordt.
Concluderend is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van 6 maanden, waarvan een gedeelte van 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en met aftrek van het voorarrest, passend en geboden is.
Voorlopige hechtenis
De op te leggen straf brengt mee dat het (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis wordt opgeheven.

9.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 7.861,25. Dit bedrag bestaat uit € 1.361,25 materiële schade en € 6.500,00 immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 1 ten laste gelegde feit.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering nu verdachte van het onder 1 ten laste gelegde zal worden vrijgesproken. De benadeelde partij kan de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 14a, 14 b, 14c van het Wetboek van Strafrecht en
  • 26 en 55 van de Wet wapens en munitie;
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 2 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 2 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 2 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 6 (zes) maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van 3 (drie) maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast;
- als voorwaarde geldt dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis;
Benadeelde partij
- verklaart [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.
Dit vonnis is gewezen door mr. V.A. Groeneveld, voorzitter, mrs. I.L. Gerrits en J.A. Koorevaar, rechters, in tegenwoordigheid van mr. T. Lap, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 3 juli 2024.
Mr. Koorevaar is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
Feit 1
hij op of omstreeks 29 juli 2023 te Huizen, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door een (zelfgemaakt) explosief (te weten een plastic fles met daarin brandbare stof en vuurwerk), in elk geval (een) stof(fen)/voorwerp(en) en/of een combinatie van stoffen/voorwerpen die tot ontploffing kunnen komen en/of vuurwerk in brand te steken, in elk geval (een) brandbare stof(fen), tengevolge waarvan een ontploffing is teweeg gebracht (in een bewoond gebied) en daarvan gemeen gevaar voor aangrenzende/omliggende woningen en/of aldaar geparkeerd staande auto’s, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar voor [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of een medebewoner en/of een of meer omwonende(n), in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of medebewoner en/of een of meer omwonende(n), in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen, te duchten was;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
een of meer onbekend gebleven perso(o)n(en) op of omstreeks 29 juli 2023 te Huizen,
opzettelijk een ontploffing teweeg heeft/hebben gebracht door een (zelfgemaakt) explosief (te weten een plastic fles met daarin onder andere een brandbare stof en vuurwerk), in elk geval (een) stof(fen)/voorwerp(en) en/of een combinatie van stoffen/voorwerpen die tot ontploffing kunnen komen en/of vuurwerk in brand te steken, in elk geval (een) brandbare stof(fen), tengevolge waarvan een ontploffing is teweeg gebracht (in een bewoond gebied) en daarvan gemeen gevaar voor aangrenzende/omliggende woningen en/of aldaar geparkeerd staande auto’s, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar voor [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of en/of een medebewoner en/of een of meer omwonende(n), in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of medebewoner en/of een of meer omwonende(n), in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen, te duchten was, tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 29 juli 2023 te Huizen, in elk geval in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door
- zelf een explosief te maken en/of
- ( vervolgens) het zelfgemaakte explosief te verstrekken;
Feit 2
hij op of omstreeks 21 november 2023 te St. Willebrord, gemeente Rucphen', in elk geval in Nederland, een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen, van het merk Springfield, model XD, kaliber 9x19mm, zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool en/of munitie in de zin van 1 onder 4° van de Wet wapens en munitie, te weten munitie als bedoeld in artikel 2 lid 2 van die wet, van de Categorie III, te weten een of meer patro(o)n(en) van het kaliber 9 mm Luger, voorhanden heeft gehad.