4.3Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan en zal verdachte hiervan vrijspreken. De rechtbank is, met de officier van justitie en de verdediging, van oordeel dat [slachtoffer] niet aan de zorg en/of waakzaamheid van verdachte was toevertrouwd in de zin van artikel 249 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht. Op grond van de bewijsmiddelen komt de rechtbank wel tot een bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde feit. Hieronder zal de rechtbank nader uitleggen waarom zij tot dat oordeel komt en ingaan op de verweren van de verdediging, voor zover die niet al worden weerlegd door de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen
Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] van 19 juni 2020, pagina 11 e.v., voor zover inhoudende:
V: wat is de volledige naam van jouw opa?
A: [verdachte] . Hij woont in [woonplaats] .
V: waar gebeurde het?
A: in zijn huis, [woonplaats] .
V: wanneer gebeurde het?
A: dit gebeurde allemaal op één dag. Toen ik jullie gebeld had, dat was een week later. Het was die vrijdag ervoor [de rechtbank begrijpt: 8 mei 2020] gebeurd.
V: wat kan je ons vertellen over wat er is gebeurd?
A: Ik was met mijn moeder broertje en zusje en zij zaten buiten bij mijn oma, achter in de tuin. Ik liep door de bijkeuken en toen kwam mijn opa ook. Hij trok mij via mijn arm de woonkamer in of de hal. Hij zei ik heb je al lang niet meer gezien en toen ging we knuffelen. Hij pakte mij beet en we stonden vlak tegen elkaar en toen begon hij kusjes te geven op mijn wang en zat hij met zijn handen op mijn billen en deed een stukje tong in mijn mond. Hij had zijn handen om mijn heen geslagen en had beide handen op mijn billen. Hij voelde gewoon een beetje. Hij bewoog niet veel en kneep ook niet. Toen we knuffelden was er geen ruimte tussen ons. Dat met die handen tong gebeurden allemaal tegelijk. Hij stopte echt opeens zijn tong in mijn mond. Het was maar heel kort dat hij dat deed. Hij bewoog verder niet met zijn tong.
V: Hoe had jij jouw mond?
A: Ik was aan het praten en opeens deed hij zijn tong er in. Dus niet helemaal open maar ook niet dicht.
V: wat voelde jij toen hij dat deed?
A: ik voelde me bang en overrompeld. Ik kreeg een black out ofzo. het voelde zo vies. Alles schoot door mijn hoofd. Ik weet uit het verleden dat hij agressief is en was ook wel bang.
V: hoe ging het verder?
A: zijn tong was er uit maar hij bleef met zijn handen strak om me heen en tegen me aan staan. Nog steeds strak tegen mij aan met zijn handen op mijn billen. Ik zei dat ik naar oma ging en toen liep ik naar buiten en een paar seconden later kwam hij ook naar buiten.
V: hoe ging het toen verder?
A: Mijn opa, mijn broertje en ik gingen naar de dierenarts met de auto. We moesten even wachten en toen zat mijn opa met zijn hand bij mijn bovenbeen.
V: wat deed hij met zijn hand op je been?
A: hij aaide er even over. Het was net dat stukje boven mijn knie.
V: hoe ging het na het bezoek aan de dierenarts?
A: Toen kwamen we bij die melkschuur. In die melkschuur kneep mijn opa twee keer in mijn billen.
V: Hoe deed hij dat?
A: Zijn handen er in zetten en kneep dan. Hij kneep met één hand in dezelfde bil op dezelfde plek. Op mijn rechterbril. Hij kneep met zijn hele hand.
V: wat dacht jij toen?
A: Ik raakte weer in shock en dacht aan wat er daarvoor is gebeurd en dacht wat gaat er nog meer gebeuren. Ik voelde mij niet meer veilig.
V: en toen?
A: ik liep naar de keuken om mijn handen te wassen. Ik hoorde voetstappen en ik wasmeteen heel bang dat opa weer zou komen. Opa kwam inderdaad en zei: wel fijn even lekker je handen wassen. Hij ging achter mij staan en had zijn armen om mij heen en vervolgens zijn handen ter hoogte van mijn kruis. Mijn broertje kwam aanlopen en toen stapte opa een stap opzij. Mijn broertje heeft gezien dat opa vlak achter mij stond.
V: wat deed jouw opa met zijn handen toen hij deze voor jou had?
A: hij had zijn handen los van elkaar en had ze tegen mijn heupen gelegd. Dus aan beide zijden één hand. Zijn vlakke hand en zijn vingers wezen richting mijn kruis.
Een proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] van 31 mei 2023, pagina 1 e.v., voor zover inhoudende:
A: We begroetten toen opa en oma. Toen was er nog niets aan de hand en gingen wij buiten zitten. Op een gegeven moment ging ik naar binnen. Toen zag ik mijn zus daar huilen. Zij gaf aan dat ze opa een kus wilde geven om hem te begroeten en dat hij een tong in haar mond stak, bijna zoenend. Ik ging daarna opletten die dag op wat er tussen mijn zus en mijn opa gebeurde. Op een gegeven moment gingen wij naar de dierenarts, ik zag toen dat mijn opa met zijn hand op het been van mijn zus had gelegd en steeds verder naar boven ging. Toen we thuis kwamen, zei mijn opa tegen mij dat ik als eerste naar binnen moest gaan. Hij kwam na mij samen met mijn zus. Mijn zus vertelde later dat mijn opa toen aan haar kont had gezeten. Mijn opa en mijn zus waren toen op een gegeven moment heel lang weg. Ik ging naar binnen om hen te zoeken, maar deed alsof ik geleende laarzen aan mijn opa moest teruggeven. Toen zag ik opa staan met mijn zus met zijn hand beneden bij haar geslachtsdeel. Ik zag dat mijn opa schrok van mijn aanwezigheid. Hij deed een paar stappen naar achteren. Ik zag dat mijn zus bevroren was. Later moest ze ook huilen.
V: Hoe ging het verder toen jullie bij de dierenarts waren?
A: Toen begon het met mijn opa, dat hij met zijn hand omhoog ging.
V: Waar was de hand van jouw opa eerst?
A: Op haar bovenbeen.
V: Hoe zag dat er precies uit?
A: Stukje voor stukje ging hij omhoog.
V: Hoe ver ging hij met zijn hand?
A: Net niet onder de rok van mijn zus.
V: Tot hoe ver kwam haar rok?
A: Tussen haar knie en haar dijen ongeveer.
V: Wanneer vertelde jouw zus dat hij aan haar kont had gezeten?
A: We gingen nadat we thuis kwamen eerst samen naar buiten. lk moest op een gegeven moment naar de WC. Toen kwam mijn zus achter mij aan, en vertelde ze dat opa aan haar kont had gezeten.
V: Hoe reageerde zij?
A: Zij was bang dat er nog iets ging gebeuren die dag. lk vertelde dat ik wel zou opletten. Ze was wel emotioneel.
V: Hoe ging het daarna?
A: We gingen weer samen buiten zitten. Toen zat ik buiten en waren opeens mijn opa en mijn zus weg. Ik ging naar binnen om te kijken waar zij waren.
V: In welke ruimte ging je kijken?
A: Via de bijkeuken naar de hal ging ik gelijk de keuken in. lk zag toen mijn opa en mijn zus in de keuken staan. lk zag toen dat mijn zus tegen het aanrecht stond. Ik zag dat mijn opa dicht achter haar stond met zijn armen om haar heen met zijn handen naar beneden. Toen hij mij zag deed hij een stap naar achteren. Ik zag dat hij schrok en dat hij tegen mij zei: leg die laarzen daar maar neer'. Hij ging daarna meteen naar buiten.
V: Hoe stond jouw zus tegen het aanrecht?
A: Mijn zus stond met haar voorzijde tegen het aanrecht. Mijn opa stond daar achter. Ik heb dat niet heel goed gezien, omdat hij meteen schrok en naar achteren stapte toen ik binnen kwam. Ik zag wel dat hij heel dicht tegen mijn zus aan stond. Hij stond met zijn voorzijde tegen haar rug.
V: Hoe had hij zijn armen om haar heen?
A: Gewoon laag, beetje om haar heen. Zijn handen waren in de buurt van haar geslachtsdeel.
A: Hoe reageerde [slachtoffer] [de rechtbank begrijpt: aangeefster [slachtoffer] ] daarna?
V: ik zag dat zij bevroren stond. Zij vertelde meteen aan mij dat opa tegen haar aan stond. Zij was blij dat ik was gekomen, anders wist ze niet wat er gebeurd zou zijn.
V: Wat vertelde [slachtoffer] over wat er gebeurd was?
A: Zij vertelde alleen dat hij zijn handen bij haar geslachtdeel had, maar zij heeft niets verteld over wat er daarvoor was gebeurd. Alleen over wat ik al had gezien.
Bewijsoverwegingen
Afwijzing voorwaardelijk verzoek
De verdediging heeft ter terechtzitting verzocht – in het geval dat de rechtbank niet tot een integrale vrijspraak komt – dat het Openbaar Ministerie nader onderzoek verricht naar de gang van zaken tussen de brief van 17 februari 2023 dat de zaak geseponeerd wordt en het herstarten van het onderzoek door het horen van getuige [getuige 2] op 30 april 2023 en getuige [getuige 1] op 31 mei 2023. De rechtbank constateert dat onduidelijk is waarom het onderzoek, na de kennisgeving van het sepot, is herstart. In het dossier bevindt zich geen beslissing waarbij de sepotbeslissing wordt herzien en evenmin wat de reden voor herstart van het onderzoek is geweest. Wel heeft aangeefster bij de rechter-commissaris verklaard dat de verdediging heeft aangegeven dat er nog een getuige was die nog niet was gehoord en dat de zaak toen is heropend. Nader onderzoek naar deze gang van zaken is echter naar het oordeel van de rechtbank niet noodzakelijk ter beantwoording van de vragen van artikel 348 en 350 van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank wijst om die reden het verzoek van de verdediging af.
Bewijs in zedenzaken
Bij zedenzaken zijn vaak maar twee personen betrokken bij de feitelijke handelingen waarvan een verdachte wordt beschuldigd: de aangever en de verdachte. Om in zo’n geval tot een veroordeling te kunnen komen moet de rechtbank op de eerste plaats nagaan of de verklaringen van de aangever op zichzelf voldoende betrouwbaar zijn. Want alleen in dat geval mag een dergelijke verklaring voor het bewijs worden gebruikt. Daarbij kijkt de rechtbank naar de consistentie in de verschillende afgelegde verklaringen en de gedetailleerdheid van een verklaring.
Wanneer een verklaring betrouwbaar is, moet vervolgens beoordeeld worden of die verklaring ook steun vindt in ander bewijs. Een veroordeling op basis van slechts één verklaring is niet mogelijk, hoe betrouwbaar die verklaring ook is. Het is daarbij voldoende dat de verklaring van een aangever op bepaalde punten steun vindt in andere bewijsmiddelen die afkomstig zijn van een andere bron dan aangever. Daarbij mag tussen de verklaring van een aangever en het overige bewijsmateriaal een niet te ver verwijderd verband bestaan.
Wanneer de verklaring betrouwbaar is en ook voldoende steun vindt in ander bewijs, moet tot slot worden bekeken of er contra-indicaties zijn op grond waarvan de rechtbank er desondanks toch niet van overtuigd is dat het feit is begaan door de verdachte.
De betrouwbaarheid van aangeefster
In onderhavige zaak staan de belastende verklaringen van aangeefster centraal. De rechtbank acht haar verklaringen betrouwbaar en overweegt daartoe als volgt.
Aangeefster heeft snel na het vermeende incident op 8 mei 2020, namelijk op 19 mei 2020 een informatief gesprek zeden gevoerd en vervolgens op 19 juni 2020 aangifte gedaan. Aangeefster is consistent in haar verklaringen en ook in haar verklaring bij de rechter-commissaris op 22 mei 2024. De rechtbank vindt het daarbij ook relevant dat de verklaringen van aangeefster gedetailleerd zijn en dat zij de gebeurtenissen niet groter of erger heeft gemaakt. Zo heeft aangeefster verklaard over het betasten van haar billen en schaamstreek over haar kleding heen. Dat maakt haar verklaring authentiek en geeft er blijk van dat het aangeefster er niet om gaat haar verklaring zo belastend mogelijk te maken voor verdachte. Verder is naar het oordeel van de rechtbank niet gebleken dat aangeefster enig belang heeft (gehad) bij het doen van aangifte. In tegendeel. Nadat ze aangifte had gedaan, zijn de voorheen hechte familiebanden onderling verstoord geraakt. Dit vooruitzicht had voor aangeefster een reden kunnen zijn om geen aangifte te doen, maar daar heeft ze niet voor gekozen. Gelet op het voorgaande, in onderlinge samenhang bezien, acht de rechtbank de verklaring betrouwbaar.
De betrouwbaarheid van getuige [getuige 1]
De verdediging heeft de betrouwbaarheid van getuige [getuige 1] betwist. De rechtbank acht zijn verklaring wel betrouwbaar en overweegt daartoe als volgt.
De eerste verklaring die is afgelegd door getuige [getuige 1] dateert van 31 mei 2023, 3 jaar na het vermeende incident. Vanwege dit tijdverloop en de mogelijkheid dat getuige zijn verklaring heeft afgestemd op de verklaring van aangeefster dient de rechtbank behoedzaam om te gaan met deze verklaring. De rechtbank ziet dat de verklaring van [getuige 1] op de belangrijke onderdelen de verklaringen van aangeefster ondersteunt maar dat deze verklaring ook niet op ieder detail overeenstemt. Dit maakt de verklaring van [getuige 1] betrouwbaarder. De verdediging heeft bovendien de gelegenheid gehad om de getuige te ondervragen bij de rechter-commissaris tijdens zijn verhoor op 22 mei 2024. De verklaring die [getuige 1] dan aflegt is ook weer consistent met zijn eerste verklaring. Dit alles overwegende maakt dat de rechtbank de verklaring van [getuige 1] betrouwbaar vindt en deze verklaring zal gebruiken voor het bewijs.
Het steunbewijs en contra-indicaties
De verklaring van aangeefster wordt ondersteund door de verklaring van [getuige 1] . Hij verklaart over de emoties die hij heeft waargenomen bij aangeefster na de verschillende ten laste gelegde handelingen. De getuige heeft waargenomen dat verdachte over het bovenbeen van aangeefster heeft gestreeld. Ook heeft de getuige verklaard dat hij zijn opa zag staan met zijn hand bij het geslachtsdeel van zijn zus. Dit maakt dat er voldoende steunbewijs is voor de verklaring van aangeefster.
Verdachte heeft ontkend dat hij ontuchtige handelingen bij zijn kleindochter heeft verricht, maar dat hij haar alleen heeft geknuffeld. Op basis van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen heeft de rechtbank de overtuiging dat verdachte deze handelingen wel heeft verricht. De verdediging heeft nog aangevoerd dat een contra-indicatie voor het ten laste gelegde is dat de hond van verdachte ziek was en is overleden op de dag van het ten laste gelegde. Verdachte was hier door aangeslagen en zou zich onder die omstandigheid zich toch niet aan zijn kleindochter hebben vergrepen. De rechtbank volgt de verdediging hierin niet. Dat verdachte was aangeslagen door het overlijden van de hond is geen contra-indicatie dat het feit niet is begaan door de verdachte. Ook andere contra-indicaties zijn niet gebleken.
Gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen
De rechtbank is van oordeel dat verdachte aangeefster heeft gedwongen de ontuchtige handelingen te dulden. Deze dwang bestaat uit het onverhoedse van de handelingen en het geestelijke overwicht dat verdachte daarbij als opa over aangeefster had. Zo volgt uit de verklaring van aangeefster duidelijk dat aangeefster dacht dat opa en zij gingen knuffelen en dat hij dan opeens zijn tong in haar mond deed en haar betastte. Zij verklaart dat zij zich hierdoor bang en overrompeld voelde, wist dat opa agressief kon zijn en een black out kreeg. Ook het knijpen in de bil en het betasten van de schaamstreek gebeurde op onverhoedse momenten waarbij verdachte gebruikte maakte van zijn overwicht als opa. Aangeefster kon geen weerstand bieden aan de verschillende handelingen van verdachte en werd aldus gedwongen tot het dulden van diens ontuchtige handelingen.
De rechtbank zal verdachte wel partieel vrijspreken van het betasten van en het knijpen in de borsten. Daartoe overweegt de rechtbank dat aangeefster hier alleen over heeft verklaard in het informatief gesprek zeden en dit niet heeft herhaald bij de aangifte of het verhoor bij de rechter-commissaris.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat het strelen van het bovenbeen van aangeefster niet als een ontuchtige handeling kwalificeert. De rechtbank verwerpt dit verweer. De rechtbank ziet de handeling van het strelen over het bovenbeen van aangeefster, waarbij zijn hand van de knie naar boven ging mede in het licht van de andere ontuchtige handelingen die aangeefster dan al heeft moeten dulden, zoals de tongzoen en het betasten van de billen. Naar het oordeel van de rechtbank is de handeling van het strelen over het bovenbeen in die context seksueel getint en te kwalificeren als een ontuchtige handeling in de zin van artikel 246 van het Wetboek van Strafrecht.
Conclusie
Gelet op het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat het aan verdachte subsidiair en laste gelegde wettig en overtuigend is bewezen.