Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.Het verloop van de procedure
2.De feiten
‘De werkgever ( [gedaagde] B.V.) hecht er veel belang aan dat de medewerkers zoveel mogelijk worden beschermd tegen werkdruk, agressie, geweld, pesten, discriminatie en seksuele intimidatie. Psychosociale arbeidsbelasting kan als ingrijpend of traumatisch ervaren worden en kan leiden tot stress en langdurig ziekteverzuim. Het vroegtijdig onderkennen van de oorzaken en het nemen van adequate maatregelen helpen om de schade voor de medewerker en de organisatie te beperken.’Onder ‘Uitgangspunten’ vermeldt het protocol onder meer:
‘De werkgever: ▪ Is verantwoordelijk voor preventie, opvang en nazorg; (-) ▪ Heeft een vertrouwenspersoon aangesteld, die door alle medewerkers om advies en ondersteuning gevraagd kan worden op het moment dat zij geconfronteerd worden met psychosociale arbeidsbelasting (-); De medewerker: (-) ▪ Kan door middel van het invullen van het registratieformulier psychosociale arbeidsbelasting melden (-).’Onder de kop ‘Begeleiding’ staat:
‘In de meeste gevallen verleent de direct leidinggevende de eerste opvang en begeleiding. Indien er sprake is van psychosociale arbeidsbelasting treft de leidinggevende de juiste maatregelen (-) Het formulier MIM(Melding Incidenten Medewerkers, dat als bijlage bij het protocol is opgenomen, ktr.)
wordt ingevuld en de gesprekken met de melder worden vastgelegd in een verslag(ook het format van deze verslagen is als bijlage bij het protocol gevoegd, ktr.).
In overleg met de melder kan de leidinggevende de melder doorverwijzen naar de vertrouwenspersoon. De leidinggevende kan ook voor advies hulp vragen aan de vertrouwenspersoon, dit altijd in overleg met de melder.(-)
De werkgever zal in situaties dat een van zijn werknemers slachtoffer is van geweld(daaronder verstaat het protocol
‘(a)lle vormen van ongewenst en grensoverschrijdend gedrag waardoor medewerkers zich onveilig of bedreigd voelen’, onder meer verbale, non-verbale en fysieke agressie, ktr.)
door toedoen van een cliënt, onvoorwaardelijk achter zijn werknemer (-) gaan staan en actief na (-) vragen wat deze in de betreffende situatie (voor hulp) nodig heeft maar ook naderhand/enige tijd na het gebeurde (-). De medewerker kan met of zonder tussenkomst van de leidinggevende terecht bij de vertrouwenspersoon. De vertrouwenspersoon biedt, indien gewenst, ondersteuning en nazorg door gesprekken te hebben met de betreffende medewerker (-).’Ten slotte is in het protocol onder de kop ‘Nazorg medewerkers na agressie’ sprake van drie gesprekken, van de melder - en naar gelang zijn/haar voorkeur - met
‘HR dan wel manager’. Het eerste gesprek vindt plaats een of twee dagen na het incident en daarin staat
‘de reconstructie van het voorval’centraal (
‘verhaal vertellen, gedetailleerd en in beelden’,
‘klachten, symptomen, herbeleving’en
‘(z)o nodig mobiliseren van steun’), het tweede gesprek (met hetzelfde doel en dezelfde inhoud:
‘Opnieuw reconstructie van het gebeuren door vertellen van het verhaal’en
‘(v)ragen naar verloop van verwerking’) vindt plaats twee weken na het incident, en het derde gesprek - vier tot zes weken na het incident - is bedoeld om terug te blikken op de afgelopen periode.
‘De leidinggevende en de medewerker evalueren na verloop van tijd de opvang en nazorg en stellen vast of deze afdoende is geweest’, zo zegt het protocol.