ECLI:NL:RBMNE:2024:3999

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
1 juli 2024
Publicatiedatum
1 juli 2024
Zaaknummer
575366
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging gesloten jeugdhulp voor minderjarige zonder zijn aanwezigheid gehoord te worden

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 19 juni 2024 een beschikking gegeven met betrekking tot een machtiging voor gesloten jeugdhulp voor een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De kinderrechter heeft eerder op 23 mei 2024 een spoedmachtiging gesloten jeugdhulp verleend en heeft nu het verzoek van Samen Veilig Midden-Nederland, de gecertificeerde instelling, om een aansluitende machtiging voor zes maanden te verlenen, beoordeeld. De minderjarige was niet aanwezig bij de zitting, omdat hij op vakantie in Frankrijk was, en zijn advocaat heeft aangegeven dat hij niet instemt met het verzoek. De moeder was afwezig en de vader was tegen het verzoek, omdat hij liever had dat [minderjarige] bij hem of de moeder thuis zou wonen.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat er ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen zijn die de ontwikkeling van [minderjarige] ernstig belemmeren. De kinderrechter oordeelt dat jeugdhulp noodzakelijk is en dat een gesloten accommodatie de enige optie is om te voorkomen dat [minderjarige] zich onttrekt aan de benodigde hulp. De kinderrechter heeft de machtiging verleend voor de duur van de ondertoezichtstelling, tot 15 augustus 2024, en het verzoek om een langere periode is afgewezen. De beslissing is openbaar uitgesproken en kan door belanghebbenden worden aangevochten binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Utrecht
Zaaknummer: C/16/575266 / JE RK 24-814
Datum uitspraak: 19 juni 2024
Beschikking van de kinderrechter over een aansluitende machtiging gesloten jeugdhulp
in de zaak van
de gecertificeerde instelling
Samen Veilig Midden-Nederland, gevestigd te Utrecht,
hierna te noemen GI,
over
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2007 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige] ,
advocaat mr. A.C. Vingerling.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [woonplaats 1] ,
[vader],
hierna te noemen de vader,
wonende in [woonplaats 2] .

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter heeft in deze zaak eerder een beschikking gegeven op 23 mei 2024. Voor het procesverloop tot die datum verwijst de kinderrechter naar deze beschikking.
1.2.
Op 5 juni 2024 heeft de mondelinge behandeling van de zaak met gesloten deuren plaatsgevonden. Daarbij waren aanwezig:
- de advocaat van [minderjarige] ;
- de vader;
- mevrouw [A] , namens de GI.
1.3.
De moeder heeft zich van te voren via een e-mailbericht afgemeld voor de zitting. [minderjarige] was eveneens niet aanwezig bij de zitting, ondanks dat hij wel correct is opgeroepen. Hij heeft zijn advocaat verteld dat hij in Frankrijk op vakantie is.
1.4.
De kinderrechter heeft op 6 juni 2024 van de GI een aanvullende instemmings-verklaring ontvangen.
1.5.
De belanghebbenden hebben op 19 juni 2024 naar de griffie van deze rechtbank kunnen bellen voor het dictum van deze beschikking.

2.De feiten

2.1.
De vader en de moeder zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
[minderjarige] verbleef sinds medio april 2024 op een open groep van [instelling] in [vestigingsplaats] . Daar heeft hij tot 28 mei 2024 verbleven en sindsdien is het onbekend waar hij verblijft.
2.3.
[minderjarige] heeft eerder een jaar onder toezicht gestaan van Bureau Jeugdzorg in 2010.
2.4.
Bij beschikking van de kinderrechter van 6 augustus 2023 is [minderjarige] voorlopig onder toezicht gesteld voor de duur van drie maanden, tot 6 november 2023. Bij diezelfde beschikking heeft de kinderrechter een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een open crisisopvang jeugdzorg verleend voor de duur van vier weken, tot 3 september 2023.
2.5.
Bij beschikking van de kinderrechter van 15 augustus 2023 is [minderjarige] onder toezicht gesteld tot 15 augustus 2024. Daarnaast heeft de kinderrechter een machtiging tot uithuisplaatsing verleend om [minderjarige] in een open crisisopvang jeugdzorg te plaatsen tot
6 november 2023 en een machtiging gesloten jeugdhulp tot 15 november 2023. Daarna is er steeds opnieuw een machtiging gesloten jeugdhulp verleend, voor het laatst tot 15 mei 2024.
2.6.
Bij beschikking van 14 maart 2024 is een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie jeugdhulpaanbieder verleend met ingang van 14 maart 2024 tot uiterlijk 15 augustus 2024. Op basis daarvan verbleef [minderjarige] sinds medio april 2024 op een open groep van [instelling] in [vestigingsplaats] .
2.7.
Bij beschikking van 23 mei 2024 heeft de kinderrechter een spoedmachtiging gesloten jeugdhulp verleend voor de duur van vier weken, dus tot 20 juni 2024. De beslissing op het resterende deel van het verzoek van de GI, om een aansluitende machtiging gesloten jeugdhulp te verlenen voor de duur van zes maanden, heeft de kinderrechter aangehouden. Daarop moet de kinderrechter nu nog beslissen.

3.Het verzoek

3.1.
Deze beschikking ziet op het aangehouden deel van het verzoek van de GI om [minderjarige] in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp te doen opnemen en te doen verblijven voor de duur van zes maanden.
3.2.
De advocaat van [minderjarige] heeft namens hem naar voren gebracht dat hij niet instemt met het verzoek. [minderjarige] vindt dat hij in de gesloten setting niet vooruitgaat en dat hem dit tot nu toe niets heeft gebracht.
3.3.
Het standpunt van de moeder is bij de kinderrechter niet bekend, omdat zij niet naar de zitting is gekomen. Uit het verzoekschrift blijkt echter dat zij geen verweer voert tegen het verzoek.
3.4.
De vader is het niet eens met het verzoek. Hij zou het voor [minderjarige] het beste vinden als hij bij hem of bij de moeder thuis zou wonen.

4.De beoordeling

4.1.
De kinderrechter zal de machtiging voor een gesloten accommodatie voor jeugdhulp verlenen, en wel voor de duur van de ondertoezichtstelling, oftewel tot
15 augustus 2024. De rest van de verzochte periode wijst de kinderrechter af.
4.2.
De kinderrechter is van oordeel dat jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van [minderjarige] naar volwassenheid ernstig belemmeren. Deze problemen maken dat het verblijf in een gesloten accommodatie noodzakelijk en geschikt is om te voorkomen dat [minderjarige] zich onttrekt aan de jeugdhulp die hij nodig heeft of daaraan door anderen wordt onttrokken. Het is niet gebleken dat er minder ingrijpende mogelijkheden zijn om deze problemen te behandelen (artikel 6.1.2, tweede lid, Jeugdwet (Jw)).
4.3.
Zoals uit de beschikking van 23 mei 2024 al naar voren komt zijn er grote zorgen over [minderjarige] . Tijdens de zitting is de kinderrechter gebleken dat die zorgen niet minder zijn geworden. [minderjarige] was ten tijde van de zitting al meerdere dagen spoorloos verdwenen en heeft aan zijn advocaat verteld dat hij in Frankrijk op vakantie was. De zorgen over het onttrekken van [minderjarige] aan de voor hem benodigde jeugdhulp zijn daarom onverminderd aanwezig en de open groep is voor [minderjarige] niet helpend gebleken. Daarom is de gesloten jeugdhulp op dit moment de enige optie om weer te proberen om [minderjarige] zich weer positief te laten ontwikkelen.
4.4.
Op grond van artikel 6.1.2. lid 5 Jw is ook voor het verzoek om een aanvullende machtiging de instemming van een gekwalificeerde gedragswetenschapper nodig, die de jeugdige met het oog daarop
kort tevorenheeft onderzocht.
In de eerdere verklaring heeft de gedragswetenschapper ingestemd met het spoedverzoek voor een opname van vier weken. De aanvullende instemmingsverklaring is op 5 juni 2024 opgesteld zonder [minderjarige] nader hierover te horen. Dat was onmogelijk doordat de verblijfplaats van [minderjarige] op dit moment niet bekend is.
De kinderrechter stelt vast dat de gedragswetenschapper [minderjarige] op 22 mei 2024 heeft gesproken over de verzochte spoedmachtiging tot gesloten plaatsing. Dat is naar het oordeel van de kinderrechter voldoende ‘kort tevoren’ om tevens een mening over het aanvullende verzoek op te kunnen baseren. Daarbij acht de kinderrechter van belang de relatief korte termijn waarvoor de machtiging nu kan worden verleend. Gelet op de looptijd van de huidige ondertoezichtstelling, tot 15 augustus 2024, kan de gevraagde aansluitende machtiging immers niet voor zes maanden worden verleend, maar slechts voor acht weken.
4.5.
Gelet op de ernst van de problematiek is het nodig dat de machtiging tot gesloten plaatsing voor [minderjarige] wordt afgegeven en wel tot 15 augustus 2024. De rest van het verzoek wordt nu afgewezen.

5.De beslissing

De kinderrechter:
5.1.
verleent een machtiging om [minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp met ingang van 20 juni 2024 tot 15 augustus 2024;
5.2.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 19 juni 2024 door mr. R.R. Everaars-Katerberg, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. I.S. Oostland als griffier, en op schrift gesteld op 3 juli 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden.