ECLI:NL:RBMNE:2024:3998

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
1 juli 2024
Publicatiedatum
1 juli 2024
Zaaknummer
16/190965-23 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor beroving met geweld in het Maximapark te Utrecht

Op 1 juli 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 30 juli 2023 samen met anderen in het Maximapark in Utrecht twee personen heeft beroofd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, onder bedreiging van geweld, een telefoon en portemonnee van de slachtoffers heeft gestolen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 120 dagen, waarvan 72 dagen voorwaardelijk, met aftrek van het voorarrest. Daarnaast is er een taakstraf van 120 uren opgelegd. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partijen gedeeltelijk toegewezen, waarbij de slachtoffers schadevergoeding hebben gekregen voor de geleden materiële en immateriële schade. De rechtbank heeft de verklaringen van de slachtoffers als consistent en betrouwbaar beoordeeld, terwijl de verdediging van de verdachte niet overtuigend was. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers meegewogen in de strafoplegging.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/190965-23 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 1 juli 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [2002] te [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres] te [woonplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 17 juni 2024 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. S.K. Lanning-Stein en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. A.C. Vingerling, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht. Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van de standpunten die de raadsman van de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , mr. W.J. Backer, advocaat te Rotterdam, naar voren heeft gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1
Primair
op 30 juli 2023 in Vleuten op het Lint samen met anderen met geweld en met bedreiging van geweld tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , een telefoon en portemonnee van [slachtoffer 1] heeft gestolen;
Subsidiair
op 30 juli 2023 in Vleuten op het Lint openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] , terwijl dit geweld (zwaar) lichamelijk letsel tot gevolg heeft gehad;
Feit 2
Primair
op 30 juli 2023 in Vleuten op het Lint samen met anderen [slachtoffer 2] heeft afgeperst van een telefoon en een portemonnee;
Subsidiair
op 30 juli 2023 in Vleuten op het Lint openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] , terwijl dit geweld (zwaar) lichamelijk letsel tot gevolg heeft gehad.

3.VOORVRAGEN

De raadsman heeft aangevoerd dat de dagvaarding gedeeltelijk nietig is omdat de tenlastegelegde feiten 1 subsidiair en 2 subsidiair gelijkluidend zijn. De rechtbank verwerpt dit verweer. Dat de subsidiair tenlastegelegde feiten gelijkluidend zijn, is misschien opmerkelijk maar brengt niet met zich dat de dagvaarding niet geldig is. Uit de dagvaarding blijkt voldoende duidelijk waarvan verdachte wordt beschuldigd.
De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging. Dat betekent dat er geen formele belemmeringen zijn om een inhoudelijk oordeel over de zaak te geven.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het primair onder 1 en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen. De standpunten van de officier van justitie worden – voor zover van belang voor de beoordeling – verder besproken in paragraaf 4.3.2.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft integrale vrijspraak bepleit van de tenlastegelegde feiten. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat er geen sprake is van overtuigend bewijs dat verdachte betrokken is geweest bij de ten laste gelegde feiten. De standpunten van de raadsman worden – voor zover van belang voor de beoordeling – verder besproken in paragraaf 4.3.2.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Bewijsmiddelen [1]
De bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Een proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] op 30 juli 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 30 juli fietste ik na een feestje naar huis, samen met [slachtoffer 2]
(de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 2] )en [A] . De kortste route was door het Maximapark. [slachtoffer 2] en ik zijn hier doorheen gefietst. Op ongeveer 30 meter afstand stond een meisje te wachten. Er kwamen 3 gasten op ons af lopen. [2]
Ik zag dat de drie verdachten op mij en [slachtoffer 2] af kwamen lopen. Ik hoorde dat ze zeiden wat we met die meid wilden. Ik zag dat ze met zijn drieën [slachtoffer 2] een duw gaven. Ik zag dat ze met z'n drieën op mij af kwamen lopen. Dit voelde heel dreigend omdat ze echt recht op mij af kwamen lopen. Ik voelde dat verdachte 3 mij een duw gaf. Ik hoorde dat verdachte 1
(de rechtbank begrijpt: verdachte)zei dat hij geld wilde zien. Ik hoorde dat hij zei dat hij wilde dat er geld overgemaakt werd en dat ik geld van mijn rekening moest halen. Ik zag dat verdachte 1 om mij heen liep en half linksachter mij ging staan. Ik voelde een harde klap op mijn achterhoofd, ter hoogte van mijn linkeroor. Ik voelde ook direct een stekende pijn op mijn achterhoofd. Ik ben vervolgens op de grond gevallen. De klap op mijn achterhoofd was zo hard dat ik kort buiten bewustzijn ben geraakt. Toen ik bijkwam, voelde ik dat mijn zakken, waar mijn telefoon en portemonnee in zaten, leeg waren. Ik ben naar [slachtoffer 2] toegelopen en gezegd dat we hier weg moesten. Terwijl we wegliepen zag ik dat politie er aan kwam rijden. Ik zag dat de politie verdachte 1 aanhield.
Op een later moment vond ik mijn telefoon weer terug. Deze lag op het lint, naast de telefoon van [slachtoffer 2] . [3] Alleen mijn portemonnee is weggenomen. Dit was een zwarte kaarthouder met leren omhulsel van het merk Secrid.
Hier zat het volgende in:
- pinpas;
- credit card;
- tankpas van werk;
- zorgpas;
- sportpas van Basic fit;
- studentenkaart;
- ongeveer 50 euro contant geld;
- kentekenkaart van mijn auto, een Volkswagen Golf met kenteken: [kenteken] .
Op een later moment zag ik dat ik een wond had rechts van mijn rechter oog. Ook achter op mijn hoofd, waar ik geslagen was zat bloed. Mijn lip is ook dik en opgezwollen. [4]
Een proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2] op 30 juli 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik was gisteravond, zaterdag 29 juli 2023, naar een verjaardagsfeest geweest. Ik was hier tot 03.00 uur (
de rechtbank begrijpt 30 juli 2023). Ik pakte de fiets vanaf het feest samen met [slachtoffer 1] en [A] . [slachtoffer 1] en ik zijn het Maximapark in gefietst. Wij zagen net voor een bruggetje, aan het Lint in Vleuten, gemeente Utrecht, een meisje staan. Toen ik mij omkeerde zag ik ineens 3 jongens, ik heb ze niet aan horen komen. [5]
Ik hoorde dat de jongens riepen: "Wat doe je bij dat meisje?". Ik zag dat alle drie de jongens op mij af bleven lopen en enkele seconden later zag ik dat jongen 1 mij ging slaan met zijn rechtervuist. Ik voelde direct een vuistslag op mijn linkeroog en ik had daar direct pijn. Ik voelde dat ik kort daarop nog een klap kreeg op dezelfde plek. Ik werd hierna wat duizelig en ik zag dat alle 3 de jongens naar [slachtoffer 1] liepen en ik zag dat jongen 1 en jongen 2 [slachtoffer 1] sloegen. Ik zag dat jongen 3
(de rechtbank begrijpt: verdachte)nog bij mij stond en ik hoorde hem zeggen: "Geef je spullen, open je zakken" of woorden van gelijke strekking. Ik zag dat hij weg bij mij liep in de richting van [slachtoffer 1] . Kort daarna zag ik dat alle 3 de jongens [slachtoffer 1] sloegen en ik zag dat [slachtoffer 1] hierdoor naar de grond viel. Ik zag dat een van de jongens in de zakken van zijn overal zat. Ik zag dat de jongen hier de telefoon en de portemonnee van [slachtoffer 1] wegnam. Ik hoorde dat een van de jongens riep: "Geef je spullen’. Jongen 1 gaf mij een klap. Ik had mijn telefoon en portemonnee in mijn overall zitten en ik heb deze overhandigd.
Ik zag in de verte de politie in onze richting rijden. Ik zag dat de 3 jongens hiervan schrokken en ik zag dat jongen 1 en jongen 2 renden. Ik zag dat jongen 3 zich bij zijn vriendin voegde. Ik zag dat enkele seconden later de politie arriveerde en gelijk in gesprek ging met jongen 3 en zijn vriendin. [6]
Een geschrift, te weten een medische verklaring over [slachtoffer 1] van 1 augustus 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Betreft: Dhr. [slachtoffer 1] , geb. [1999]
Bovengenoemde patiënt zag ik 30-7-2023 op de Spoedeisende Hulp.
Definitieve diagnoses: commotio cerebi
(de rechtbank begrijpt: een hersenschudding),open wond van aangezicht. [7]
Een geschrift, te weten een medische verklaring over [slachtoffer 2] van 30 juli 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Betreft: [slachtoffer 2] , geb. [1999]
Bovengenoemde patiënt was ik 1-8-2023 op de Spoedeisende Hulp.
Definitieve diagnoses: fractuur van orbita
(de rechtbank begrijpt: een fractuur van de oogkas), fractuur van neusbeen. [8]
Een proces-verbaal van bevindingen van 30 juli 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Wij, verbalisanten, gingen op 30 juli 2023 naar een melding van een vechtpartij bij Het Lint.
Toen wij ter plaatse kwamen, zagen wij een jongen en een meisje staan, die later bleken te zijn [verdachte] en [getuige] (
de rechtbank begrijpt: de ex-vriendin van verdachte).Op enig moment zag ik, verbalisant, twee jongens staan, die later bleken te zijn [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] . Ik zag direct dat beide jongens bloed in hun gezicht hadden. [9] Wij hoorden van deze jongens dat zij door drie jongens waren geslagen, maar dat twee van de jongens waren weggerend. Wij hoorden dat [slachtoffer 1] zei dat hij door één van de jongens, die daar nog stond, een klap had gekregen en dat hij geëist had dat ze hun geld afgaven. Wij zagen dat [slachtoffer 1] wees naar [verdachte] . Wij hoorden dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] aangifte wilden doen van diefstal met geweld tegen de 3 jongens, waaronder [verdachte] . [10]
4.3.2
Bewijsoverwegingen
Wat is er gebeurd?
Op basis van de bewijsmiddelen gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden. In de nacht van 29 juli 2023 op 30 juli 2023 zijn de twee aangevers op weg naar huis van een feestje. Zij fietsen door het Maximapark in Utrecht en zien een meisje staan, dat later [getuige] , de toenmalige vriendin verdachte, blijkt te zijn. Vlak daarna worden zij uit het niets aangevallen door drie jongens. De drie jongens, inclusief verdachte, hebben geweld toegepast en hebben aangevers beroofd van hun telefoon en portemonnee. De telefoons van aangevers worden later op Het Lint teruggevonden, maar de portemonnees zijn niet gevonden. Twee van de drie jongens zijn weggerend en aan de politie ontkomen.
Verklaringen van aangevers
De rechtbank gaat uit van de juistheid van de verklaringen van aangevers. De raadsman heeft betoogd dat niet valt uit te sluiten dat aangevers zich vergissen in de betrokkenheid van verdachte bij de ten laste gelegde feiten en heeft (onder andere) aangevoerd dat de verklaringen van aangevers tegenstrijdigheden bevatten. De rechtbank ziet dit anders.
De verschillende door de aangevers afgelegde verklaringen (bij de politie direct ter plaatse, in de aangifte en bij de rechter-commissaris) zijn consistent en zijn ook onderling op belangrijke punten met elkaar in overeenstemming. Zo verklaren allebei de aangevers los van elkaar (de aangiftes zijn afzonderlijk van elkaar door verschillende verbalisanten op ongeveer hetzelfde tijdstip afgenomen waarbij geen tijd was voor onderlinge afstemming) over de volgorde van het toegepaste geweld. De drie jongens liepen eerst in de richting van [slachtoffer 2] en mishandelden hem. Daarna liepen zij in de richting van [slachtoffer 1] . [slachtoffer 1] werd mishandeld, kwam op de grond terecht en werd beroofd van zijn spullen. Nadat [slachtoffer 1] een kort moment bewusteloos op de grond heeft gelegen gingen de jongens terug in de richting van [slachtoffer 2] die onder bedreiging van geweld gedwongen werd zijn spullen af te geven. Zowel in de aangiftes, als in een latere verklaring bij de politie en bij het aanvullende verhoor bij de rechter-commissaris, zijn aangevers stellig over het aandeel van verdachte. Het dossier bevat geen enkele aanwijzing dat aangevers zich op dit punt zouden kunnen hebben vergist.
Het alternatieve scenario van verdachte
De rechtbank acht de verklaringen die verdachte, geconfronteerd met voormelde feiten en omstandigheden, heeft afgelegd niet aannemelijk. Verdachte verklaart dat hij met zijn (inmiddels ex-) vriendin [getuige] ergens in het park heeft gezeten en wijn heeft gedronken, waarna zij een discussie hebben gehad en [getuige] besloot om alvast naar huis te gaan. Op enig moment zou [getuige] verdachte hebben gebeld, omdat zij – zoals zij en verdachte hebben verklaard – werd lastiggevallen, waarna verdachte naar haar toe zou zijn gegaan. Toen verdachte bij [getuige] aankwam, zou de beroving hebben plaatsgevonden door twee jongens die het gesprek tussen verdachte en [getuige] zouden hebben opgevangen en ook in de richting van [getuige] zijn gaan rennen.
De rechtbank stelt vast dat de verklaringen van verdachte en zijn ex-vriendin [getuige] , in tegenstelling tot de verklaringen van aangevers, niet consistent zijn, en overweegt daartoe als volgt. Verdachte zelf is wisselend in zijn verklaring over of - en zo ja, wat - hij van het geweld heeft gezien, wat hij mogelijk zou hebben geroepen en of hij met zijn armen heeft staan zwaaien in de buurt van aangevers. De verklaringen van [getuige] zijn op nagenoeg alle punten inconsistent, terwijl zij de enige is die het verhaal van verdachte kan bevestigen. De laatste verklaring van [getuige] bij de rechter-commissaris, op het moment dat zij inmiddels onder ede is gesteld, wijkt flink af van de verklaring van verdachte. Verdachte zegt dat hij [getuige] uit de situatie heeft gehaald en bij haar is blijven staan, terwijl [getuige] zegt dat zij nadat zij uit de situatie was gehaald om haar heen keek en verdachte niet meer zag staan. Zij weet niet (meer) of verdachte heeft deelgenomen aan het geweld. Op grond van het voorgaande gaat de rechtbank niet uit van de verklaring van verdachte die wisselend is in wat hij heeft verklaard en ook onvoldoende steun vindt in de verklaring van [getuige] .
Ten overvloede merkt de rechtbank op dat de raadsman heeft aangevoerd dat bij verdachte geen beschadiging aan zijn handen is aangetroffen, hetgeen hij wel zou verwachten als verdachte inderdaad degene is geweest die klappen heeft uitgedeeld als gevolg waarvan iemand op de grond terecht is gekomen. De rechtbank ziet het ontbreken van enig letsel bij verdachte niet als ontlastend bewijs, omdat ook geweld kan worden toegepast zonder dat dit direct zichtbaar letsel oplevert.
Conclusie
De rechtbank acht op grond van bovenstaande bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met anderen tegen beide aangevers geweld heeft gepleegd en met geweld heeft gedreigd om zo de telefoon en portemonnee van deze jongens te bemachtigen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Feit 1
op 30 juli 2023, te Vleuten, op de openbare weg, te weten het Lint, tezamen en in vereniging met anderen, een telefoon en een portemonnee met inhoud, die geheel aan [slachtoffer 1] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, door
- dreigend op die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] af te lopen en
- daarbij tegen die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] te zeggen "Wat doe je bij dat meisje", althans woorden van gelijke aard en/of strekking en
- die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] te duwen en
- die [slachtoffer 2] meermalen in het gezicht te slaan en te stompen en
- tegen die [slachtoffer 2] te zeggen: "Geef je spullen, open je zakken”, en
- tegen die [slachtoffer 1] te zeggen dat hij, verdachte, geld wilde zien en dat hij
( [slachtoffer 1] ) geld over moest maken en geld van zijn rekening moest halen, en
- die [slachtoffer 1] meermalen tegen het hoofd en in het gezicht te slaan en te stompen
;
Feit 2
op 30 juli 2023, te Vleuten, op de openbare weg, te weten het Lint, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een telefoon en een portemonnee met inhoud, die geheel aan die [slachtoffer 2] toebehoorden, door
- dreigend op die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] af te lopen en
- daarbij tegen die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] te zeggen "Wat doe je bij dat meisje", althans woorden van gelijke aard en/of strekking en
- die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] te duwen en
- die [slachtoffer 2] meermalen in het gezicht te slaan en te stompen en
- tegen die [slachtoffer 2] te zeggen: "Geef je spullen, open je zakken”, en
- tegen die [slachtoffer 1] te zeggen dat hij, verdachte, geld wilde zien en dat hij
( [slachtoffer 1] ) geld over moest maken en geld van zijn rekening moest halen, en
- die [slachtoffer 1] meermalen tegen het hoofd en in het gezicht te slaan en te stompen.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Feit 1
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
Feit 2
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 120 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 73 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met daarbij de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering, afgezien van het contactverbod met de medeverdachten;
- een taakstraf van 120 uren;
- een contactverbod met beide slachtoffers in de vorm van een 38v-maatregel voor de duur van twee jaar, met een vervangende hechtenis van 3 dagen per overtreding, met een maximum van 6 maanden. De officier van justitie heeft voorts gevorderd dit contactverbod en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar te verklaren;
- opheffing van het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
8.2
Het standpunt van de verdediging
Indien de rechtbank komt tot een strafoplegging, heeft de raadsman aangevoerd dat de eis van de officier van justitie redelijk is. De raadsman heeft benadrukt dat verdachte zeer jong is, hij nog thuis woont, naar school gaat en een bijbaan heeft. Een gevangenisstraf acht de raadsman dan ook niet passend. De raadsman heeft aangevoerd dat hij een kwetsbare jongeman zag toen hij verdachte bezocht toen hij in voorarrest zat. Tot slot heeft de raadsman opgemerkt dat verdachte zelf psychische hulp heeft gezocht.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt tot een oplegging van een straf voor de bewezenverklaarde feiten. Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van het bewezenverklaarde
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een gewelddadige straatroof, door diep in de nacht samen met anderen geweld toe te passen richting aangevers om zo de portemonnee en telefoon van deze aangevers af te nemen. Dit zijn ernstige feiten, die grote impact hebben gehad op het leven van slachtoffers en hun gevoel van veiligheid. Dit blijkt ook uit de vorderingen van de benadeelde partijen, waarin zij naast het fysieke letsel wat hun is toegebracht ook beschrijven wat de psychische schade is van deze straatroof. Zo vermeden zij lange tijd donkere omgevingen omdat die onrust en angst gaven. Het feit dat aangevers uit het niets in de nacht zijn aangevallen, geeft hun het gevoel dat zij voortdurend over hun schouder moeten kijken, uit angst dat dit weer gebeurt. Deze angstgevoelens zijn nog steeds niet helemaal verdwenen. Verdachte heeft alleen gedacht aan zijn eigen voordeel en niet stilgestaan bij de gevolgen die deze gewelddadige straatroof bij de slachtoffers teweeg zou brengen. De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat hij geen verantwoordelijkheid neemt.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van een uittreksel justitiële documentatie (strafblad) betreffende verdachte van 7 mei 2024, waaruit blijkt dat verdachte enkele contacten heeft gehad met politie en justitie, maar niet eerder door de rechter is veroordeeld.
De rechtbank heeft bij haar beslissing rekening gehouden met het reclasseringsadvies van 4 april 2024, uitgebracht door Z. Koer, reclasseringswerker. In het advies staat dat de reclassering signalen ziet die het risico op delictgedrag kunnen vergroten. Zo heeft de reclassering van de wijkagent begrepen dat verdachte meermaals in aanraking is geweest met de politie, al dan niet onder invloed van alcohol. Mogelijk zou zijn sociale netwerk zorgen voor negatieve beïnvloeding. De reclassering schrijft dat het alcoholgebruik van verdachte een risico vormt voor herhaling in delictgedrag. In het advies staat ook dat verdachte momenteel psychische problemen ervaart als gevolg van zijn aanhouding en voorlopige hechtenis en dat hij hiervoor op een wachtlijst staat voor een intakegesprek bij een psycholoog. Bij een strafoplegging adviseert de reclassering een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met de volgende bijzondere voorwaarden: meldplicht bij de reclassering, gedragsinterventie middelengebruik en een contactverbod met de medeverdachten.
Oplegging van de straf
De oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS gaan voor een straatroof met licht geweld of verbale bedreiging uit van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden. De rechtbank is echter met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat deze straf in deze strafzaak niet passend is. Verdachte is jong en heeft al 48 dagen in voorarrest en voorlopige hechtenis doorgebracht. De rechtbank acht het onwenselijk als verdachte op dit moment opnieuw gedetineerd zou raken. Gelet op de persoon van verdachte is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte wel (naast de al uitgezeten dagen hechtenis) een voorwaardelijke gevangenisstraf moet worden opgelegd, om te voorkomen dat verdachte opnieuw strafbare feiten zal plegen. De rechtbank legt als bijzondere voorwaarden begeleiding van de reclassering op in de vorm van een meldplicht en een gedragsinterventie, zoals geadviseerd door de reclassering. De rechtbank merkt daarbij op dat zij met de officier van justitie van oordeel is dat het contactverbod met de medeverdachten, zoals geadviseerd door de reclassering, niet uitvoerbaar is, aangezien onbekend is wie deze medeverdachten zijn. De officier van justitie heeft verzocht om een contactverbod met de aangevers op te leggen in de vorm van een 38v-maatregel. De rechtbank merkt op dat beide aangevers hier zelf niet om hebben verzocht, ook niet naar aanleiding van een gesprek met hun advocaat. De rechtbank acht de oplegging van een contactverbod met aangevers, in welke vorm dan ook, niet noodzakelijk. Er is geen enkele aanwijzing dat verdachte mogelijk contact zou zoeken met beide aangevers. Daarnaast acht de rechtbank het met de officier van justitie passend om een taakstraf op te leggen voor de duur van 120 uren, zodat verdachte, naast het voorarrest, wordt geconfronteerd met de gevolgen van zijn daden.
Alles afwegende, acht de rechtbank het passend om verdachte voor het bewezenverklaarde een gevangenisstraf op te leggen voor de duur van 120 dagen, waarvan 72 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met daarbij de bijzondere voorwaarden van de meldplicht en een gedragsinterventie. De rechtbank merkt daarbij op dat zij uitgaat van 48 dagen voorarrest, in tegenstelling tot de officier van justitie, die uitgaat van 47 dagen. Ook legt de rechtbank een taakstraf op voor de duur van 120 uren.

9.BENADEELDE PARTIJEN

9.1
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
9.1.1
Het verzoek tot schadevergoeding
[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 3.476,-. Dit bedrag bestaat uit € 1.976,- materiële schade en € 1.500,- immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 1 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij heeft daarbij verzocht om toepassing van de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.1.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij geheel toe te wijzen, met toepassing van de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.1.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering, gelet op de bepleite vrijspraak. Verder heeft de verdediging geen opmerkingen gemaakt over de vordering van deze benadeelde partij.
9.1.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank wijst de vordering van de benadeelde partij in zijn geheel toe voor het bedrag van € 3.476,-. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 5 bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. Gelet op de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden, is de rechtbank van oordeel dat voldoende verband bestaat tussen het bewezenverklaarde handelen van de verdachte en de door de benadeelde partij gevorderde schade om te kunnen aannemen dat de benadeelde partij door dit handelen rechtstreekse schade is toegebracht. De verdediging heeft de hoogte van het gevorderde bedrag aan materiële schade niet betwist.
Op grond van artikel 6:106 aanhef en onder b van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) heeft een benadeelde partij onder meer recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van de immateriële schade indien zij ten gevolge van het strafbare feit in hun persoon zijn aangetast. De rechtbank merkt op dat de benadeelde partij met medische stukken heeft onderbouwd dat hij letsel heeft opgelopen als gevolg van het bewezenverklaarde. Op grond van artikel 6:106 onder b BW heeft de benadeelde partij recht op een vergoeding voor nadeel dat niet in vermogensschade bestaat indien de benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen. Gelet op het ontstane letsel en de gevolgen voor benadeelde, zoals die uit het voegingsformulier blijken, bestaat er in deze zaak een recht op vergoeding van immateriële schade. Ook het gevorderde bedrag aan immateriële schade acht de rechtbank billijk.
De rechtbank zal de vordering toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 30 juli 2023 tot de dag van volledige betaling.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer 1] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 3.476,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 30 juli 2023 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 44 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
9.2
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
9.2.1
Het verzoek tot schadevergoeding
[slachtoffer 2] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van
€ 5.637,- . Dit bedrag bestaat uit € 4.137,- materiële schade en € 1.500 immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 2 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij heeft daarbij verzocht om toepassing van de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.2.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij toe te wijzen, afgezien van de kosten van de huishoudelijke hulp. Zij heeft verzocht om deze schadepost toe te wijzen tot een bedrag van € 328,- en voor het overige niet-ontvankelijk te verklaren.
9.2.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair verzocht om de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering, gelet op de bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard, voor zover de vordering ziet op de gederfde inkomsten. Uit de vordering volgt dat de benadeelde partij de schilderwerkzaamheden later alsnog heeft verricht. Het is niet duidelijk wat precies de daadwerkelijk schade is en welke schilderklus de benadeelde partij precies is misgelopen. De raadsman sluit zich aan bij het standpunt van de officier van justitie over de kosten voor de huishoudelijke hulp.
9.2.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot een bedrag van € 2.169,60. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 5 bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. Gelet op de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden, is de rechtbank van oordeel dat voldoende verband bestaat tussen het bewezenverklaarde handelen van de verdachte en een deel van de door de benadeelde partij gevorderde schade om te kunnen aannemen dat de benadeelde partij door dit handelen rechtstreekse schade is toegebracht. Ten aanzien van de gevorderde materiële schade voor de gederfde inkomsten en de huishoudelijke hulp komt de rechtbank tot het volgende oordeel. De rechtbank is met de raadsman van oordeel dat onvoldoende duidelijk is geworden welke gederfde inkomsten de benadeelde partij precies heeft geleden ten gevolge van het strafbare feit. De rechtbank oordeelt dat (verdere) behandeling van de vordering ten aanzien van de gederfde inkomsten een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij voor dat gedeelte niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat dit deel van de vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht. Daarnaast is de rechtbank met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat de kosten van de huishoudelijke hulp kunnen worden toegewezen tot een bedrag van € 328,-. De rechtbank sluit aan bij de motivering van de officier van justitie, die stelde dat uitgegaan dient te worden van het huishouden van een alleenstaande en het bedrag wat daar tegenover staat, aangezien de benadeelde partij op het moment waarvan de kosten worden gevorderd alleen thuis was. Voor het overige deel van de gevorderde kosten voor de huishoudelijke hulp wijst de rechtbank de vordering af.
Op grond van artikel 6:106 aanhef en onder b BW heeft een benadeelde partij onder meer recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van de immateriële schade indien zij ten gevolge van het strafbare feit in hun persoon zijn aangetast. De rechtbank merkt op dat de benadeelde partij met medische stukken heeft onderbouwd dat hij letsel heeft opgelopen als gevolg van het bewezenverklaarde. Op grond van artikel 6:106 onder b BW heeft de benadeelde partij recht op een vergoeding voor nadeel dat niet in vermogensschade bestaat indien de benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen. Gelet op het ontstane letsel en de gevolgen voor benadeelde, zoals die uit het voegingsformulier blijken, bestaat er in deze zaak een recht op vergoeding van immateriële schade. Het gevorderde bedrag aan immateriële schade acht de rechtbank billijk.
De rechtbank zal de vordering toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 30 juli 2023 tot de dag van volledige betaling.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer 2] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 2.169,60 te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 30 juli 2023 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 31 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 57, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 5 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
  • veroordeelt verdachte tot
  • bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf
  • bepaalt dat van de gevangenisstraf
  • stelt daarbij
  • als
  • zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte gedurende de proeftijd;
  • zich binnen vijf dagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland op het adres Zwarte Woud 2 3524 SJ in Utrecht. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
  • actief deelneemt aan de gedragsinterventie alcohol en geweld of een andere
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 120 uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt
vervangen door 60 dagen hechtenis;
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
  • wijst de vordering van [slachtoffer 1] toe tot een bedrag van € 3.476,-;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer 1] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 juli 2023 tot de dag van volledige betaling;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat
€ 3.476,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 juli 2023 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 44 dagen gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
  • wijst de vordering van [slachtoffer 2] toe tot een bedrag van € 2.169,60;
  • verklaart [slachtoffer 2] voor wat betreft gevorderde schadevergoeding voor gederfde inkomsten niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • wijst de vordering voor het overige af;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer 2] van € 2.169,60, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 juli 2023 tot de dag van volledige betaling;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 2] aan de Staat € 2.169,60 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 juli 2023 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 31 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Voorlopige hechtenis
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Maas, voorzitter, mr. D. Riani el Achhab en mr. S.M. Schothorst, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.M. Caruso, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 1 juli 2024.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij, op of omstreeks 30 juli 2023, te Vleuten, gemeente Utrecht, althans in
Nederland, op de openbare weg, te weten het Lint, tezamen en in vereniging met
een of meer anderen, althans alleen, een telefoon en/of een portemonnee (met
inhoud), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk
geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n)
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of
bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , gepleegd met
het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij
betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij
de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- ( dreigend) op die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] af te lopen en/of
- ( daarbij) tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] te zeggen "Wat doe je bij dat
meisje", althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] te duwen en/of
- die [slachtoffer 2] meermalen, althans eenmaal, in het gezicht te slaan en/of te
stompen en/of
- tegen die [slachtoffer 2] (meermalen) te zeggen: "Geef je spullen, open je zakken”,
althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- tegen die [slachtoffer 1] te zeggen dat hij, verdachte, geld wilde zien en/of dat hij
( [slachtoffer 1] ) geld over moest maken en/of geld van zijn rekening moest halen,
althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal, tegen het hoofd
en/of in het gezicht, te slaan en/of te stompen;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2
ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 30 juli 2023, te Vleuten, gemeente Utrecht, althans in
Nederland, openlijk, te weten op het Lint, in elk geval op of aan de openbare weg
en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft
gepleegd tegen een of meer personen, te weten [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] ,
door
- voornoemde [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal, te
duwen en/of (met de vuist) te stompen en/of te slaan in de richting van en/of tegen
het hoofd, althans het lichaam, van die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] ,
terwijl dit door hem gepleegde geweld zwaar lichamelijk letsel, althans enig
lichamelijk letsel ten gevolge heeft gehad, te weten:
- een gebroken neus en/of een fractuur aan de onderkant van de oogkas bij [slachtoffer 2]
en/of
- een hersenschudding en/of een open wond in het aangezicht bij [slachtoffer 1] ;
( art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 141 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht )
2
hij, op of omstreeks 30 juli 2023, te Vleuten, gemeente Utrecht, althans in
Nederland, op de openbare weg, te weten het Lint, tezamen en in vereniging met
een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander
wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 2]
heeft gedwongen tot de afgifte van een telefoon en/of een portemonnee
(met inhoud), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan die [slachtoffer 2]
en/of een derde toebehoorde(n) door
- ( dreigend) op die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] af te lopen en/of
- ( daarbij) tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] te zeggen "Wat doe je bij dat
meisje", althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] te duwen en/of
- die [slachtoffer 2] meermalen, althans eenmaal, in het gezicht te slaan en/of te
stompen en/of
- tegen die [slachtoffer 2] (meermalen) te zeggen: "Geef je spullen, open je zakken”,
althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- tegen die [slachtoffer 1] te zeggen dat hij, verdachte, geld wilde zien en/of dat hij
( [slachtoffer 1] ) geld over moest maken en/of geld van zijn rekening moest halen,
althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal, tegen het hoofd
en/of in het gezicht, te slaan en/of te stompen;
( art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht,
art 317 lid 3 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 30 juli 2023, te Vleuten, gemeente Utrecht, althans in
Nederland, openlijk, te weten op het Lint, in elk geval op of aan de openbare weg
en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft
gepleegd tegen een of meer personen, te weten [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] ,
door
- voornoemde [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal, te
duwen en/of (met de vuist) te stompen en/of te slaan in de richting van en/of tegen
het hoofd, althans het lichaam, van die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] ,
terwijl dit door hem gepleegde geweld zwaar lichamelijk letsel, althans enig
lichamelijk letsel ten gevolge heeft gehad, te weten:
- een gebroken neus en/of een fractuur aan de onderkant van de oogkas bij [slachtoffer 2]
en/of
- een hersenschudding en/of een open wond in het aangezicht bij [slachtoffer 1] ;
( art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 141 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 3 augustus 2024, PL0900-2023230104, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met pagina 104. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.P. 66.
3.P. 67.
4.P. 68.
5.P. 51.
6.P. 53.
7.P. 71.
8.P. 61.
9.P. 14.
10.P. 15.