In deze zaak heeft eiseres, die sinds 2007 een Wajonguitkering en een WIA-uitkering ontvangt, verzocht om financiële ondersteuning van het Uwv voor haar opleiding tot Bedrijfsadministrateur. In het Werkplan Wajong van 8 februari 2021 was afgesproken dat het Uwv de kosten van de opleiding zou vergoeden. Eiseres heeft echter aanvullende verzoeken ingediend voor vergoeding van reiskosten, een laptop, een aangepast toetsenbord, een aangepaste muis en spraaksoftware. Het Uwv heeft deze verzoeken afgewezen, met als argument dat eiseres niet in aanmerking komt voor deze vergoedingen omdat zij niet kan aantonen dat er een medische noodzaak is voor de aanpassingen.
Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen de besluiten van het Uwv en heeft beroep ingesteld bij de rechtbank. Tijdens de zitting op 4 december 2023 heeft de rechtbank het beroep behandeld, waarbij eiseres niet aanwezig was. De rechtbank heeft eiseres de gelegenheid gegeven om medische onderbouwing te leveren voor haar verzoeken, maar zij heeft geen relevante informatie overgelegd. De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep tegen het bestreden besluit II ongegrond is, omdat het Uwv terecht heeft gesteld dat er geen medische noodzaak is voor de gevraagde aanpassingen.
De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit I niet-ontvankelijk verklaard, omdat het bestreden besluit II het eerste besluit vervangt. Wel heeft de rechtbank bepaald dat het Uwv het door eiseres betaalde griffierecht moet vergoeden, omdat het Uwv gedeeltelijk tegemoet is gekomen aan het beroep van eiseres. De uitspraak is gedaan door mr. J.A. Spee en is openbaar uitgesproken op 19 maart 2024.