In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen de Belastingdienst/Toeslagen, omdat zij van mening is dat er niet tijdig is beslist op haar aanvraag van 17 mei 2021 voor herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag. De rechtbank heeft op 20 juni 2024 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij is vastgesteld dat de beslistermijn door de verweerder is overschreden. Eiseres heeft op 25 april 2024 beroep ingesteld, nadat zij verweerder op 16 mei 2022 in gebreke had gesteld. De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep gegrond is en heeft verweerder opgedragen om alsnog binnen een bepaalde termijn een besluit te nemen. De rechtbank heeft daarbij de termijnen overgenomen die zijn vastgesteld door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in een eerdere uitspraak. De rechtbank heeft ook bepaald dat verweerder een dwangsom van € 100,- per dag moet betalen voor elke dag dat hij de beslistermijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-. Daarnaast is verweerder veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van eiseres, die zijn vastgesteld op € 218,75, en het griffierecht van € 51,-. De uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, rechter, in aanwezigheid van mr. M.E.C. Bakker, griffier.