Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.[gedaagde sub 1] ,
[gedaagde sub 2],
1.De procedure
- de dagvaarding van 13 juni 2024;
- de mondelinge behandeling van 24 juni 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
Rechtbank Midden-Nederland
In deze huurzaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 1 juli 2024 uitspraak gedaan in een kort geding over de ontruiming van een woning. De eiser, vertegenwoordigd door mr. J.D. Poot, vorderde ontruiming van de woning van de gedaagden, die sinds 1 maart 2024 in de woning verbleven, maar slechts de huur voor de maand maart hadden betaald. De overige huurpenningen en de waarborgsom waren onbetaald gelaten, ondanks wisselende redenen van de gedaagden. De gedaagden zijn niet verschenen op de zitting, waardoor verstek werd verleend. De kantonrechter heeft de vorderingen van de eiser toegewezen, omdat de betalingsachterstand van meer dan drie maanden een ernstige tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst vormt. De kantonrechter oordeelde dat het aannemelijk is dat de huurovereenkomst in een bodemprocedure zal worden ontbonden, en dat het belang van de eiser bij ontruiming op korte termijn zwaarder weegt dan het belang van de gedaagden om in de woning te blijven. De gedaagden werden veroordeeld tot ontruiming van de woning binnen twee dagen na betekening van het vonnis, en moesten ook de huurachterstand en de waarborgsom betalen. De gevorderde boetes werden afgewezen, omdat deze als oneerlijk werden aangemerkt. De gedaagden werden verder veroordeeld tot betaling van de proceskosten.