ECLI:NL:RBMNE:2024:3968

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 juni 2024
Publicatiedatum
28 juni 2024
Zaaknummer
16.032930.23 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot moord en zware mishandeling met steekwapen in Lelystad

Op 28 juni 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 1 februari 2023 in Lelystad twee personen heeft aangevallen met een mes. De verdachte, geboren in Oekraïne en op dat moment gedetineerd, werd beschuldigd van poging tot moord op slachtoffer 1 en poging tot zware mishandeling op slachtoffer 2. Tijdens de zitting op 14 juni 2024 heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie en de verdediging gehoord. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk en met voorbedachten rade heeft geprobeerd slachtoffer 1 te doden door hem meerdere keren in de hals en het lichaam te steken. De verdachte had voorafgaand aan de aanval een plan gemaakt en had de benodigde materialen, waaronder een mes, aangeschaft. De rechtbank achtte het bewijs voor de poging tot moord overtuigend en legde een gevangenisstraf van vijf jaar op, met aftrek van voorarrest, en TBS met dwangverpleging. De vorderingen van de benadeelde partijen werden deels toegewezen, waarbij slachtoffer 1 een schadevergoeding van € 11.890,14 en slachtoffer 2 een schadevergoeding van € 1.500,- toegewezen kregen. De rechtbank concludeerde dat de verdachte, ondanks zijn geestelijke stoornis, strafbaar was en dat de veiligheid van anderen een tbs-maatregel vereiste.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16.032930.23 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 28 juni 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1997] te [geboorteplaats] (Oekraïne),
nu gedetineerd in het [verblijfplaats] ,
hierna te noemen: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen. De inhoudelijke behandeling van deze strafzaak tegen verdachte heeft plaatsgevonden op 14 juni 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van de officier van justitie mr. M.S. Martherus-Meijers en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw,
mr. R.H. Lagerweij, advocaat te Almere , alsmede de benadeelde partijen ( [slachtoffer 1] , bijgestaan door zijn advocaat mr. S. Boer en [slachtoffer 2] , bijgestaan door zijn advocaat mr. T. de Heer) naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er op neer dat verdachte op 1 februari 2023 te [woonplaats] :
1:opzettelijk, al dan niet met voorbedachten rade, heeft geprobeerd [slachtoffer 1] te doden door hem (meermalen) te steken;
2 primair:opzettelijk, al dan niet met voorbedachten rade, heeft geprobeerd
[slachtoffer 2] te doden door hem (meermalen) te steken,
subsidiairten laste gelegd als het opzettelijk, al dan niet met voorbedachten rade, toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [slachtoffer 2] ,
meer subsidiairten laste gelegd als het opzettelijk, al dan niet met voorbedachten rade, proberen zwaar lichamelijk letsel toe te brengen aan die [slachtoffer 2] .

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1 en 2 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen, met dien verstande dat steeds sprake was van poging tot moord.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 tenlastegelegde bestanddeel voorbedachten rade, en – subsidiair – vrijspraak van het meermalen steken in de hals (slechts eenmaal steken in de hals kan worden bewezen). Voor het overige heeft de raadsvrouw geen opmerkingen/verweren gevoerd ten aanzien van feit 1.
De raadsvrouw heeft verder vrijspraak bepleit ten aan zien van het onder 2 primair, subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegde.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen feit 1 en feit 2 [1]
In een
proces-verbaal van bevindingenstaat onder meer, zakelijk weergegeven, het volgende gerelateerd:
Ik kreeg op 1 februari 2023 de melding om naar de [adres] te [woonplaats] te gaan vanwege een ruzie in de woning. Er zou ook iemand in de woning onder het bloed zitten en in bedwang worden gehouden.
Ik ben achter een collega aan de woning in gegaan. Op de gang van de eerste verdieping lag een grote plas bloed. Ik zag dat er in de kamer aan de rechterzijde van de gang drie mannen stonden. Twee mannen hielden een andere man vast. Ik zag dat een van de mannen die een man vasthield bloed had in zijn gezicht. Dit was
[slachtoffer 2] . De man die werd vastgehouden door de twee mannen bleek verdachte te zijn.
Ik vroeg vervolgens wie er een mes had en wie letsel had toegebracht bij
[slachtoffer 2] . Ik zag dat de twee mannen wezen naar verdachte, waarbij
[slachtoffer 2] zei “It is him!!” Verdachte is hierop aangehouden.
Ik hoorde [slachtoffer 2] zeggen dat er op de tweede verdieping nog een persoon was. Op de overloop van de tweede verdieping zag ik een man languit op zijn rug liggen. Ik zag dat hij volledig onder het bloed zat. Ik zag dat hij met zijn hand een handdoek tegen de linkerzijde van zijn nek aan drukte. Ik hoorde hem puffen en kreunen, waarschijnlijk van de pijn. Ik zag dat hij meerdere steekwonden had op zijn lichaam. Ik zag dat zijn gezicht erg bleek was en er zweet op zijn voorhoofd stond. Ik zag dat hij hevig ademhaalde. Ik vroeg of hij even zijn handdoek van zijn nek af kon halen zodat ik kon zien wat het letsel betrof. Toen hij dat deed, zag ik dat er een ontzettend lange en diepe snee zat aan de linkerzijde van zijn nek. Ik zag dat er veel bloed vanuit de wond kwam. Ik heb hem vervolgens de handdoek weer tegen de wond aan laten drukken en met spoed om een ambulance gevraagd.
Het slachtoffer dat in zijn nek was gestoken is [slachtoffer 1] . [2]
Aangever [slachtoffer 1]heeft in zijn
aangifteonder meer verklaard, zakelijk weergegeven:
Op 1 februari 2023 lag ik op de bank in mijn kamer. De Oekraïense man genaamd [verdachte] , met wie ik een kamer deel (de rechtbank begrijpt: verdachte) kwam in mijn richting. Hij pakte mij van achteren en begon mij te snijden in mijn nek. Op het moment van steken voelde het alsof hij begonnen was met mij te wurgen. Hij stak ook in mijn buik. Ik schreeuwde tegen hem ‘wat doe je, waarom doe je dit’. Hij zei helemaal niks alsof het niet binnen kwam. Hij was aan het zwaaien met het mes, hij heeft mij op meerdere plekken geraakt.
Twee andere personen zijn de kamer in gekomen. Zij zagen het mes en het leek alsof ze weer terug wilden gaan. Het lukte mij om het mes uit zijn handen te trappen. Toen hij het mes niet meer had kwamen die twee mannen binnen en hielden [verdachte] vast. Ze zeiden dat ik zo snel mogelijk de kamer moest verlaten. [3]
In een
Letselrapportage betreffende [slachtoffer 1]is onder meer, zakelijk weergegeven, het volgende opgenomen:
Gemelde toedracht: meerdere keren gestoken met een mes. Ik was aan het slapen. Mijn huisgenoot viel mij uit het niets aan.
Beschrijving letsels:
In de hals, vanaf 10 cm onder het linker oor, een schuin naar benedenlopende dikke rode streepvormige verdikking van de huid. Lengte ongeveer 15cm. Het is een litteken van een snijwond met daarnaast littekens van de hechtingen.
Buik. Over de rechter flank, vanaf 5 cm onder de ribbenboog, een horizontaal lopende scherpbegrensde paarsrode streepvormige verdikking van de huid, lengte ongeveer 20 cm. Het is een vers litteken van een snijwond.
Rechterarm: littekens van snijwonden.
Ten aanzien van alle hierboven genoemde letsels: de gemelde toedracht past goed bij het letsel. [4]
Aangever [slachtoffer 2]heeft in zijn
aangifteonder meer verklaard, zakelijk weergegeven:
Ik was op 1 februari 2023 in de woonkamer van de woning aan de [adres] te [woonplaats] . Ik hoorde een hoop geschreeuw op de eerste verdieping. Ik liep met mijn broer naar boven. Wij hoorden het geschreeuw uit de rechter slaapkamer komen. Toen ik de deur opende, zag ik [verdachte] bovenop [slachtoffer 1] zitten. Ze lagen samen op het bed van [slachtoffer 1] . Ik zag dat [verdachte] [slachtoffer 1] minimaal twee keer met een mes stak. Toen [verdachte] mij in de deuropening zag staan, sprong [verdachte] van het bed en kwam in mijn richting gestormd met het mes in zijn handen. Ik probeerde zo snel mogelijk de slaapkamer uit te gaan en de deur te sluiten, maar [verdachte] was snel dicht bij mij en maakte een zwaaiende beweging met de hand waar hij het mes in had. Hij raakte mij in mijn gezicht, waardoor ik nu een grote snee van ongeveer 10 tot 15 centimeter breed aan de rechterkant van mijn neus heb zitten. Ook raakte [verdachte] mij met het mes boven mijn rechteroog. Ook hier heb ik nu een snee van enkele centimeters breed. [5]
In een
letselrapportage betreffende [slachtoffer 2]is onder meer, zakelijk weergegeven, het volgende opgenomen:
Omschrijving letsel:Vanaf 1 centimeter boven de rechter wenkbrauw, naar beneden lopend overde rechterkant van de neus, tot aan bovenlip, scherpbegrensde, streepvormige,rode iets verdikte verkleuring van de huid. Uitsparing huid rechter oog. Het is een litteken van een snijwond. [6]
In een ‘
proces-verbaal forensisch onderzoek woning ( [adres] [woonplaats] ) - aantreffen messen’is onder meer, zakelijk weergegeven, het volgende gerelateerd:
Op de overloop van de eerste etage voor slaapkamer 3 lag een deel van een lemmet van een breekmes zonder heft.
In slaapkamer 3 zagen wij twee bedden staan. Op het linker bed lagen diverse goederen. Op deze goederen zagen wij een zilverkleurig heft van een breekmes liggen. Het deel waar het lemmet van de breekmesjes wordt afgebroken, leek verbogen. Op het heft zagen wij sporen van bloed.
Onder het rechter bed lagen een aantal goederen, waaronder bebloede luiers. Onder de luiers zagen wij het heft van een breekmes liggen. Dit heft was sterk bebloed. [7]
Verdachteheeft tijdens zijn
verhoor bij de politie d.d. 2 februari 2024onder meer verklaard, zakelijk weergegeven:
Op 1 februari 2023 ben ik na het werk naar de Action gegaan in [woonplaats] . Ik heb allerlei dingen gekocht en een mes. Toen ik thuis was heb ik een mens vermoord, [slachtoffer 1] . Misschien heb ik hem niet vermoord, maar gewoon een beetje aangesneden. [8]
Verdachteheeft tijdens het
verhoor bij de rechter-commissarisd.d. 3 februari 2023 onder meer verklaard:
De officier van justitie verdenkt u twee keer van poging moord, dan wel poging doodslag, op 1 februari 2023 in [woonplaats] . Wilt u vandaag reageren op deze verdenkingen?
Een persoon heb ik meerdere malen helemaal gestoken en de andere persoon in zijn oog.
Is meneer [slachtoffer 1] degene die u helemaal heeft gesneden?
Ja.
(….)
Ik wil eerst weten wat er tussen u en meneer [slachtoffer 1] is gebeurd?
Er was niets bijzonders tussen ons. Ik was heel rustig, totdat het gebeurde: datgeen wat ik heb gedaan.
Waarmee heeft u dat gedaan, dat steken?
Een mes om papier mee te snijden.
De politie vindt een stanleymes bij het slachtoffer. Weet u wat dat is?
Ja.
Was het een stanleymes dat u heeft gebruikt?
Ja.
(….)
Heeft u op meneer gewacht om hem daarna neer te steken met dat stanleymes?
Ik kwam van mijn werk. Ik ging douchen. Toen heb ik wiet en een sigaret gerookt. Ik heb Red Bull ingenomen. Ik pakte het mes en begon hem te steken. Hij lag op bed, daarna stond hij op. De eerste keer was het aan zijn linkerkant toen hij lag. Toen stond hij op en begon hij te schreeuwen.
(….)
Hoe is [slachtoffer 2] aan de snijwond in zijn gezicht gekomen?
Ik ga alles vertellen. Zij renden naar buiten. Ze hadden de kamer verlaten. Ik dacht dat [slachtoffer 1] niet meer op zou staan uit zijn bed. Ik gooide hem op het bed en ik volgde deze twee andere mensen, [slachtoffer 2] en zijn broer. Een van hen kreeg van mij een snee in zijn hand. Ik weet niet wie van hen dit was. De ander kreeg een snee in zijn oog.
Wanneer had u bedacht dat u [slachtoffer 1] ging snijden?
(….) Ik had wel een plan gemaakt. Na mijn werk ben ik naar de winkel gegaan. Ik heb het mes en een spons gekocht. Ik heb plastic zakken en pampers gekocht. Dit was om het bloed op te vangen en daarna om schoon te maken.
Dus dat had u wel bedacht om te gaan doen?
Ja.
(….)
Waarom heeft u dit gedaan?
Omdat dit soort mensen niet mogen leven.
(….)
Ik heb [slachtoffer 2] in zijn oog gestoken, maar [slachtoffer 1] stond op en hij hield me vast. Ik heb hem weggeduwd en ik heb hem nog 1 steek gegeven die was fataal.
Verdachteheeft tijdens zijn
verhoor bij de politie d.d. 24 maart 2023onder meer verklaard, zakelijk weergegeven:
Na het werk ben ik naar de Action gegaan om instrumenten te kopen om een misdrijf te plegen. Bij de Action kocht ik onder andere sponsen, luiers, vuilniszakken en messen. De sponzen kocht ik om geen vermoeden te wekken in de winkel. Ik bedoel dan het vermoeden voor moord. Daar was ik over aan het nadenken. Ik kocht de luiers om het bloed te dekken, om te voorkomen dat het op het bed komt. Luiers hebben de functie om te absorberen en niet meer los te laten. Ik kocht de vuilniszakken voor het geval ik lichamen en luiers moest weggeooien.
De verpakking van de messen ging ik openen voordat ik naar de douche ging. De messen nam ik mee naar de douche en uit de douche kwam ik al met die messen. Toen ik binnenkwam in mijn kamer heb ik de messen ergens gelegd, op mijn bed. Toen heb ik nog geblowd in de hoop tot rust te brengen en alles in mijn hoofd op een rijtje te krijgen. Toen heb ik de Red Bull geopend en een sigaret aangestoken. lk heb de sigaret opgerookt en de Red Bull opgedronken. Toen ik heb gerookt en gedronken heb ik één mes op de vensterbank gelegd. En de andere had ik besloten om dicht bij mij te houden. [slachtoffer 1] lag op bed. lk zag dat hij in bed was en begon te snijden. Ik pakte hem bij zijn gezicht en begon zijn keel door te snijden. Ik pakte zijn gezicht vast om hem vast te houden zodat hij niet kon draaien en ik zijn keel kon doorsnijden. [9]
In een
proces-verbaal van bevindingen ‘waargenomen goederen [adres] ’is onder meer gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Er is onderzoek gedaan naar de goederen waarvan verdachte heeft verklaard dat hij deze zou hebben gekocht bij de Action, te weten een mes, een spons, plastic zakken en pampers. Dit is verricht aan de hand van de foto’s die zijn gemaakt tijdens het forensisch onderzoek in de woning van verdachte op 1 februari 2023. De door verdachte in zijn verhoor genoemde goederen (messen, luiers, sponzen, vuilniszakken) zijn in zijn slaapkamer aangetroffen. Het pak met babyluiers was geopend. Een aantal luiers lag op het bed. De afbreekmessen die in de woning zijn aangetroffen, komen overeen met afbreekmessen die bij de Action worden verkocht. [10]
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Bewijsoverwegingen feit 1:
Voorbedachte raad - had verdachte vooraf het plan om [slachtoffer 1] te doden?
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het bestanddeel 'voorbedachte raad' moet komen vast te staan dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en dat hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven. Daarbij komt het aan op een weging en waardering van de omstandigheden die een rol spelen in deze zaak.
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het bestanddeel voorbedachte raad, nu verdachte ter terechtzitting van 14 juni 2024 heeft verklaard dat hij niet het plan had om [slachtoffer 1] te doden. De rechtbank oordeelt echter anders en zal dat uitleggen.
Verdachte heeft op meerdere momenten een verklaring afgelegd, zoals onder meer ook volgt uit de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die hierboven zijn weergegeven. Uit een van zijn eerste verklaringen, afgelegd bij de rechter-commissaris, volgt reeds dat verdachte een plan had gemaakt. Toen verdachte werd gevraagd wanneer hij had bedacht om aangever [slachtoffer 1] te snijden, verklaarde hij dat hij een plan had gemaakt: hij is naar de winkel gegaan, heeft een mes, sponzen, plastic zakken en pampers gekocht. Verdachte bevestigt daarbij dat hij had bedacht dit te gaan doen. In een latere verklaring geeft hij meer uitleg over de vooraf aangeschafte goederen bij de Action die hij meenam naar de woning, waar hij een kamer deelde met aangever [slachtoffer 1] :
‘De sponzen kocht ik om geen vermoeden te wekken in de winkel. Ik bedoel dan het vermoeden voor moord. Daar was ik over aan het nadenken. Ik kocht de luiers om het bloed te dekken, om te voorkomen dat het op het bed komt. Luiers hebben de functie om te absorberen en niet meer los te laten. Ik kocht de vuilniszakken voor het geval ik lichamen moest weggeooien en luiers.’
Deze verklaring van verdachte wordt ondersteund door diverse objectieve bewijsmiddelen. Elk van deze goederen wordt aangetroffen in de slaapkamer van verdachte, waar het geweld tegen aangever [slachtoffer 1] zich ook heeft afgespeeld. De luiers waren opengemaakt en lagen deels op het bed en er lag een bebloed afbreekmes c.q. stanleymes dat bij de Action kan worden gekocht. Op camerabeelden van diezelfde dag is te zien dat verdachte al deze aangetroffen goederen enkele uren voor het geweldsincident aanschaft bij de Action.
Vervolgens voltrekt dit vooraf gemaakte plan zich ook daadwerkelijk in die slaapkamer. Verdachte beschrijft hoe hij eerst nog is gaan douchen, heeft gedronken en geblowd/gerookt. Hij is met de messen naar de douche gegaan en vanuit de douche heeft hij de messen meegenomen naar de slaapkamer. Daar lag aangever [slachtoffer 1] nietsvermoedend op zijn bed/bank. Verdachte heeft toen het hoofd van aangever [slachtoffer 1] vastgepakt en is in zijn keel/hals gaan snijden. Uit de letselverklaring volgt dat sprake is van een litteken van 15 centimeter in de hals. Uit de foto’s in het dossier blijkt ook hoe ernstig die wond was: er was sprake van een lange en zeer diepe snee in de hals en een grote plas bloed. Reeds op deze foto’s is te zien dat er een groot gevaar bestond dat aangever [slachtoffer 1] de aanval niet zou overleven.
Uit het voorgaande volgt dat verdachte niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, maar dat hij welbewust is overgegaan tot het uitvoeren van het vooraf door hem gemaakte plan. Hij geeft daar ook een reden/motief voor: ‘omdat dit soort mensen niet mogen leven’. Verdachte heeft op meerdere momenten verklaard dat (onder meer) aangever [slachtoffer 1] de vriendin van verdachte zou hebben verkracht. De rechtbank merkt in dit verband op dat er – anders dan de verklaring van verdachte – geen aanwijzingen zijn dat dit daadwerkelijk is gebeurd. De vriendin van verdachte is gehoord en heeft dit ontkend, net als alle andere personen die hier volgens verdachte een rol bij gespeeld zouden hebben. Verdachte heeft op 24 maart 2023 bovendien verklaard dat hij niet zeker weet of die verkrachting echt had plaatsgevonden, of dat het een hallucinatie was. Toch is dit een motief geweest voor zijn handelen.
Dat verdachte inmiddels, tijdens het onderzoek ter terechtzitting, heeft verklaard dat er geen sprake was van een vooraf gemaakt plan, doet aan het voorgaande niet af. Dat er een plan was, en dat verdachte bovendien de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven, volgt uit de verklaringen die verdachte eerder heeft afgelegd, die bovendien steun vinden in diverse andere bewijsmiddelen. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte heeft geprobeerd om aangever [slachtoffer 1] te vermoorden.
Bewijsoverwegingen feit 2:
Voorbedachte raad - had verdachte vooraf het plan om geweld te gebruiken tegen
[slachtoffer 2] ?
De rechtbank heeft hiervoor reeds het kader voor voorbedachte raad uiteengezet. De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of het hiervoor – ten aanzien van feit 1 – omschreven plan zich ook uitstrekte tot het doden van aangever [slachtoffer 2] . De rechtbank concludeert dat dit niet het geval is. Hoewel er in de verklaring van verdachte aanwijzingen zijn te vinden dat het plan van verdachte om iemand te vermoorden zich aanvankelijk ook richtte tegen – onder meer – [slachtoffer 2] , wijst hetgeen zich feitelijk in de betreffende slaapkamer heeft afgespeeld in een andere richting.
Terwijl verdachte bezig was met het uitvoeren van zijn plan [slachtoffer 1] te doden, sneed/stak hij aangever [slachtoffer 1] eerst in zijn keel. Aangever [slachtoffer 2] is vervolgens met zijn broer op het geschreeuw van aangever [slachtoffer 1] afgekomen en deed de deur van de slaapkamer open. Verdachte werd aldus gestoord in de uitvoering van zijn plan [slachtoffer 1] te vermoorden. De rechtbank beschouwt de daaropvolgende handelingen van verdachte dan ook als een reactie op die verstoring en niet als gericht op de uitvoering van een (mogelijk) bestaand plan om (ook) de broers [broers] van het leven te beroven. De rechtbank acht dan ook niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte met voorbedachte raad geweld heeft aangewend tegen aangever [slachtoffer 2] . De rechtbank zal hierna ingaan op de vraag hoe het door verdachte aangewende geweld tegen aangever [slachtoffer 2] zich dan wel laat kwalificeren.
Vrijspraak feit 2 primair:
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte opzettelijk heeft geprobeerd om aangever [slachtoffer 2] van het leven te beroven. Uit het dossier blijkt in elk geval niet van vol opzet. Hiervoor is reeds overwogen dat verdachte werd gestoord door – onder meer – aangever [slachtoffer 2] en daar op heeft gereageerd. Het dossier bevat evenmin voldoende concrete aanwijzingen dat het steken/zwaaien met een mes richting [slachtoffer 2] een aanmerkelijke kans opleverde voor diens overlijden. Er is te weinig bekend over de richting, snelheid en kracht van de handelingen van verdachte, die overigens wel hebben geleid tot enig letsel in het gezicht van [slachtoffer 2] . Dat verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat aangever [slachtoffer 2] door dat handelen zou komen te overlijden kan dan ook niet worden vastgesteld. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het onder 1 primair tenlastegelegde.
Vrijspraak feit 2 subsidiair:
Vast staat dat verdachte letsel heeft toegebracht aan aangever [slachtoffer 2] door te zwaaien/steken met een mes in diens gezicht. Uit de bewijsmiddelen kan echter niet worden opgemaakt dat aangever zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen door dat handelen. Aangever [slachtoffer 2] is na het geweldsincident niet naar een dokter of het ziekenhuis gegaan, heeft de verwonding schoongehouden en is ook weer gaan werken. Uit de zich in het dossier bevindende letselverklaring, die 65 dagen na het geweldsincident is opgemaakt, volgt dat er naar schatting nog één week nodig is voor een verdere genezing van de zichtbare letsels. Weliswaar wordt gesproken over een litteken van een snijwond, maar uit die omschrijving kan niet worden opgemaakt of dit litteken op zichzelf als zwaar lichamelijk letsel kan worden aangeduid. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het onder 2 subsidiair tenlastegelegde.
Bewezenverklaring feit 2 meer subsidiair:
De rechtbank acht wel wettig en overtuigend bewezen dat verdachte met zijn handelen, namelijk door het zwaaien/steken met een stanleymes/afbreekmes in de richting van het gezicht van aangever [slachtoffer 2] , bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat aangever daardoor zwaar lichamelijk letsel zou bekomen. Verdachte heeft aangever daarbij ook geraakt, onder meer net boven zijn oog. Deze gedraging is naar zijn uiterlijke verschijningsvorm zozeer gericht op een bepaald gevolg dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bewust heeft aanvaard.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1op 1 februari 2023 te [woonplaats] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven,met een mes, in de hals en meermalen in het lichaam van voornoemde [slachtoffer 1] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2. meer subsidiairop 1 februari 2023 te [woonplaats] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met een mes, in het gezicht van voornoemde [slachtoffer 2] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1 en 2 meer subsidiair meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1 primair:poging tot moord
feit 2 meer subsidiair:poging tot zware mishandeling

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF EN MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte::
- wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaren, met aftrek van het voorarrest;
- ter beschikking wordt gesteld en van overheidswege wordt verpleegd (hierna: de tbs-maatregel). Deze dient in niet gemaximeerde vorm te worden opgelegd.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat niet is voldaan aan de wettelijke vereisten voor het opleggen van de tbs-maatregel, nu niet kan worden vastgesteld dat sprake is van een stoornis. De verdediging heeft verzocht te volstaan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft zich op 1 februari 2023 schuldig gemaakt aan een poging tot moord op aangever [slachtoffer 1] door hem onder meer in zijn hals te snijden/steken toen die [slachtoffer 1] nietsvermoedend in zijn bed lag. Verdachte had dit plan vooraf gemaakt en heeft ter voorbereiding van dat plan diverse spullen gekocht, waaronder messen. Toen de politie ter plaatse kwam troffen zij het slachtoffer ernstig gewond (met meerdere steekverwondingen) aan, terwijl hij een handdoek tegen zijn hals drukte. In zijn hals bleek een ontzettend lange en diepe snee te zitten. De zich in het dossier bevindende foto’s van het letsel zijn gruwelijk. Verdachte is afgevoerd naar het ziekenhuis en geopereerd. Aangever heeft gevreesd voor zijn leven en zal door de enorme littekens, met name het litteken in zijn hals, maar ook het grote litteken op zijn buik, voor de rest van zijn leven worden herinnerd aan deze nare gebeurtenis.
Verder heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling door aangever [slachtoffer 2] in het gezicht te steken toen hij de in nood verkerende [slachtoffer 1] te hulp kwam. [slachtoffer 2] heeft daarbij verwondingen in zijn gezicht opgelopen boven zijn oog en bij/langs zijn neus. Het doorsnijden van de keel van aangever [slachtoffer 1] , waar hij getuige van is geweest, is voor hem bovendien een traumatische gebeurtenis geweest.
De verdachte heeft een bijzonder grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van deze slachtoffers. Naast dit persoonlijk leed veroorzaken dergelijke extreme geweldshandelingen ook breder in de samenleving gevoelens van onveiligheid.
Persoon van verdachte en zijn omstandigheden:
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook acht geslagen op:
- een uittreksel betreffende de justitiële documentatie van verdachte (in Nederland) d.d.
8 januari 2024, waaruit volgt dat verdachte niet eerder in Nederland is veroordeeld ter zake van een strafbaar feit en een proces-verbaal van bevindingen (pagina 441 van het politiedossier) waaruit volgt dat verdachte zowel bij de Hongaarse als de Oekraïense autoriteiten niet bekend is met criminele registraties;
- een multidisciplinair onderzoek pro Justitia betreffende psychiatrisch rapport d.d. 28 juli 2023 van psychiater P.N. van Harten en een psychologisch rapport d.d. 1 augustus 2023 van klinisch psycholoog M.G.H. van Willenburg.
Zowel de psychiater als de psycholoog komen tot het advies om verdachte op te laten nemen in het [instelling] , zodat er een meer onderbouwd advies kan komen over een strafrechtelijk kader.
een pro Justitia rapportage van het [instelling] d.d. 30 mei 2024 betreffende het onderzoek naar de geestvermogens van verdachte door M. van Berkel, psychiater, en I.W.J. ten Post, GZ-psycholoog.
In de eerste plaats wordt tijdens de observatieperiode een psychotisch toestandsbeeld
vastgesteld bij verdachte. Er is namelijk sprake van formele denkstoornissen, waarmee
wordt bedoeld dat er sprake is van een zeer chaotische gedachtegang, incoherent denken
en fragmentarisch denken. Verdachte is hierdoor niet meer goed in staat om een logisch
gesprek te voeren met anderen. Daarnaast is er sprake van forse achterdocht waarbij er
sprake is van wanen. Naast deze waanideeën is er sprake van ontremd gedrag en een zeer gebrekkige sociale afstemming.
Op dit moment worden de psychotische symptomen geclassificeerd als een andere gespecificeerde schizofreniespectrum of andere psychotische stoornis. Naast deze diagnose wordt een stoornis in gebruik van cannabis vastgesteld.
Op grond van de beschikbare informatie kan worden vastgesteld dat verdachte ten tijde van de feiten in ieder geval voor een groot deel handelde vanuit de onderliggende wanen waarvan bij hem sprake was. Hij was er immers van overtuigd dat hij door de aangevers was gedrogeerd (omdat hij dacht dat er drugs in zijn eten of drinken
zou zijn gedaan, of zelfs bij hem zou zijn geïnjecteerd) en ook was hij ervan overtuigd dat de aangevers zijn vriendin hadden verkracht. Dit maakte hem heel boos op de aangevers. Ook ten tijde van de observatie in het [instelling] doet verdachte uitspraken waaruit blijkt dat hij hier nog altijd van overtuigd is. Door de beperkingen in het onderzoek is echter niet helemaal duidelijk geworden in hoeverre verdachte nog alternatieve gedragskeuzes heeft kunnen afwegen ten tijde van het ten laste gelegde.
Geadviseerd wordt om de ten laste gelegde feiten in ieder geval in sterk verminderde mate aan verdachte toe te rekenen.
Er is sprake van een hoog risico is op recidive zo lang verdachte psychotisch ontregeld is. Het is onduidelijk in hoeverre behandeling een positieve invloed kan hebben op dit hoge risico op recidive.
Aanbevolen wordt om verdachte in eerste instantie klinisch te gaan behandelen.
De onderzoekers adviseren om aan verdachte een tbs-maatregel met dwangverpleging van overheidswege op te leggen.
- een reclasseringsadvies van GGZ Fivoor d.d. 11 juni 2024, waarin wordt geadviseerd om aan verdachte de tbs-maatregel op te leggen. Zij zien geen mogelijkheden voor een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden dan wel een tbs met voorwaarden.
De straf
Gelet op de aard en ernst van de feiten, zoals hiervoor uiteengezet, kan niet worden volstaan met een straf die geen vrijheidsbeneming met zich brengt. De rechtbank houdt er bij de op te leggen gevangenisstraf rekening mee dat verdachte (sterk) verminderd toerekeningsvatbaar moet worden geacht. Ondank zijn stoornissen en wanen is het niet zo dat de bewezenverklaarde feiten in het geheel niet aan verdachte kunnen worden toegerekend. Daarom kan aan verdachte (ook) een straf worden opgelegd. De rechtbank acht de door de officier van justitie gevorderde gevangenisstraf op zichzelf passend, waarbij rekening is gehouden met de specifieke omstandigheden van deze zaak en waarbij ook is gekeken naar straffen die in min of meer vergelijkbare zaken worden opgelegd. Nu de rechtbank tot een andere bewijsbeslissing komt dan waar de officier van justitie bij haar vordering vanuit is gegaan, komt de rechtbank uiteindelijk wel tot het opleggen van een lagere gevangenisstraf.
De rechtbank acht het opleggen van een
gevangenisstraf voor de duur van 5 jaar, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden.
De rechtbank zal daarnaast de
tbs-maatregelopleggen, zoals ook door de officier van justitie is gevorderd, waarop de rechtbank hierna nader zal ingaan.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de Penitentiaire Inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
De tbs-maatregel
De rechtbank bepaalt dat aan de verdachte de tbs-maatregel moet worden opgelegd. De rechtbank kan hiertoe onder meer besluiten als iemand een misdrijf heeft gepleegd waar volgens de wet een gevangenisstraf van vier jaar of meer op staat. Daarnaast moet die persoon toen hij de feiten pleegde een gebrekkige ontwikkeling of een ziekelijke stoornis van de geestvermogens hebben gehad. Tot slot moet de veiligheid van anderen of de algemene veiligheid van personen of goederen eisen dat aan die persoon tbs wordt opgelegd. Aan al deze voorwaarden is in dit geval voldaan.
De rechtbank baseert het oordeel dat de verdachte tijdens het plegen van de feiten aan een gebrekkige ontwikkeling en/of ziekelijke stoornis van de geestvermogens leed en dat voor de veiligheid van anderen of de algemene veiligheid van personen of goederen oplegging van tbs noodzakelijk is op de conclusies van de verschillende deskundigen die de persoonlijkheid van de verdachte hebben onderzocht en hierover rapporten hebben opgemaakt. De rechtbank heeft de conclusies van die rapporten hiervoor samengevat weergegeven en neemt de conclusies over.
Op basis van de rapporten over de verdachte concludeert de rechtbank dat de verdachte tijdens het plegen van de feiten aan een gebrekkige ontwikkeling en/of ziekelijke stoornis van de geestvermogens leed en dat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen oplegging van de tbs-maatregel eist.
De tbs met verpleging van overheidswege zal worden opgelegd voor een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van personen. Dit betreffen de onder 1 en 2 meer subsidiair bewezenverklaarde feiten. Bij dergelijke misdrijven is er geen maximale duur van de tbs. Dat betekent dat de tbs pas zal eindigen als de rechter van oordeel is dat de verdachte niet langer een gevaar vormt voor de veiligheid van anderen of de algemene veiligheid van personen.

9.BESLAG

9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de inbeslaggenomen messen (dan wel onderdelen daarvan) te onttrekken aan het verkeer en tot verbeurdverklaring van de inbeslaggenomen handschoenen over te gaan.
9.2
Het standpunt van de verdediging
Verdachte heeft om teruggave van de inbeslaggenomen handschoenen verzocht en heeft ter terechtzitting afstand gedaan van overig inbeslaggenomen kleding.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Onttrekking aan het verkeer
De rechtbank zal de hierna te noemen in beslag genomen voorwerpen, te weten:
  • steekwapen: bebloed, aangetroffen onder rechter bed kamernr. 3, AAQI8256NL (omschrijving: PL0900-2023032960-G3114083);
  • steekwapen: handvat afbreekmes met stukje lemmet, passend bij AAQI8255NL (omschrijving: PL0900-2023032960-G3114080);
  • steekwapen: stukje lemmet van afbreekmes. Overloop voor kamer nr. 3, AAQI8255NL (omschrijving: PL0900-2023032960-G3114077),
onttrekken aan het verkeer. Met behulp van deze voorwerpen zijn de onder 1 en 2 meer subsidiair bewezen verklaarde feit begaan.
Teruggave aan de rechthebbende
De rechtbank zal teruggave gelasten van de in beslag genomen voorwerpen, te weten:
  • handschoen, schietmouw links (droeg verdachte na aanhouding) (omschrijving: PL0900-2023032960-G3114085);
  • handschoen, schietmouw rechts (droeg verdachte na aanhouding) (omschrijving: PL0900-2023032960-G3114111),
aan degene die redelijkerwijs als rechthebbende van deze voorwerpen kan worden aangemerkt.
Schietmouwen
Op de beslaglijst staan tevens een tweetal zogenaamde ‘schietmouwen’ vermeld, die verdachte na zijn aanhouding heeft aangekregen. Deze voorwerpen zijn gecategoriseerd onder ‘handschoenen’. Ter terechtzitting was verdachte in de veronderstelling dat deze inbeslaggenomen handschoenen van hem zelf waren die mogelijk nog goed waren om gebruikt te kunnen worden. Deze schietmouwen zijn echter aangebracht bij verdachte om sporen veilig te stellen. De rechtbank zal deze daarom niet terug geven aan verdachte, maar beslissen dat deze worden teruggegeven aan de rechthebbende.

10.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 14.299,64. Dit bedrag bestaat uit € 2.299,64 materiële schade en € 12.000,- immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 1 ten laste gelegde feit.
[slachtoffer 2] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 5.000,- immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 2 ten laste gelegde feit.
10.1
Het standpunt van de officier van justitie
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] :
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de schadepost ‘verlies aan verdienvermogen’ en de verzochte immateriële schade. Ten aanzien van de (bespaarde) kosten voor huishoudelijke hulp heeft de officier van justitie zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Het toe te wijzen bedrag dient te worden vermeerderd met de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
Ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer 2] :
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot integrale toewijzing van de vordering, vermeerderd met de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
10.2
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] :
De schadepost ‘verlies aan verdienvermogen’ is onvoldoende onderbouwd; de onderbouwing is in het Pools en onoverzichtelijk. Daarom dient dit onderdeel niet-ontvankelijk te worden verklaard.
De schadepost ‘bespaarde kosten huishoudelijke hulp’ dient bij gebrek aan onderbouwing niet-ontvankelijk te worden verklaard, dan wel te worden gematigd tot een bedrag van
€ 103,-.
De toe te kennen immateriële schade dient te worden gematigd.
Ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer 2] :
Primair is verzocht de vordering niet-ontvankelijk te verklaren vanwege de bepleite vrijspraak. Subsidiair is verzocht de vordering te matigen.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
Vaststaat dat beide benadeelde partijen als gevolg van de hiervoor bewezen verklaarde feiten rechtstreeks schade hebben geleden.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] :
verlies aan verdienvermogen
De raadsvrouw heeft deze schadepost betwist. De advocaat van de benadeelde partij heeft vervolgens ter terechtzitting de eerder gegeven onderbouwing van deze schadepost nader toegelicht. Daarmee is de geleden schade naar het oordeel van de rechtbank voldoende duidelijk geworden en komt dit verlies aan verdienvermogen de rechtbank evenmin onredelijk voor. De rechtbank zal deze schadepost ad € 1.787,14 dan ook toewijzen.
(bespaarde) kosten van huishoudelijke hulp
De raadsvrouw heeft deze schadepost inhoudelijk betwist en een alternatieve berekening gemaakt. De rechtbank kan die alternatieve berekening en de daarbij gegeven onderbouwing goed volgen en ziet daardoor niet in dat het volledig gevorderde bedrag toegewezen dient te worden. De rechtbank zal deze schadepost daarom toewijzen tot een bedrag van € 103,- en de benadeelde partij in deze schadevordering voor het overige niet-ontvankelijk verklaren.
immateriële schade
Vast staat dat de benadeelde partij door het handelen van verdachte ernstig lichamelijk letsel heeft opgelopen, waarvoor een operatie noodzakelijk was en waarvan nog grote littekens zichtbaar zijn en zullen blijven. Op grond van artikel 6:106 lid 1 sub b van het Burgerlijk Wetboek (BW) komt verdachte daarom een recht op schadevergoeding toe. Deze dient de rechtbank naar billijkheid te begroten. De rechtbank kijkt dan naar vergoedingen die in vergelijkbare gevallen worden toegekend, waaronder ook de voorbeelden die de benadeelde partij ter onderbouwing van de vordering naar voren heeft gebracht. Ook heeft de rechtbank acht geslagen op de door partijen aangehaalde Letsellijst van het Schadefonds Geweldsmisdrijven (hierna: de Letsellijst). Indien naar die Letsellijst wordt gekeken, past het letsel van de benadeelde partij meer in categorie 3, maar de omstandigheden waaronder het feit is begaan passen in een hogere categorie. Gelet op de toekenning van vergoedingen in vergelijkbare zaken en gezien de Letsellijst, begroot de rechtbank de immateriële schade op een bedrag van € 10.000,-. De rechtbank zal de gevorderde immateriële schade voor het overige afwijzen.
Conclusie:
De rechtbank waardeert de schade op – in totaal – € 11.890,14 en zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 1 februari 2023 tot de dag van volledige betaling. De rechtbank zal de benadeelde partij ter zake van de meer gevorderde materiële schade niet-ontvankelijk verklaren en zal de meer gevorderde immateriële schade afwijzen.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partij
[slachtoffer 1] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 11.890,14, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 1 februari 2023 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 94 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
Ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer 2] :
De benadeelde partij vordert immateriële schade ter hoogte van € 5.000,-. Vast staat dat [slachtoffer 2] door het handelen van verdachte lichamelijk letsel heeft opgelopen in zijn gezicht. Op grond van artikel 6:106 lid 1 sub b BW komt [slachtoffer 2] daarom een recht op schadevergoeding toe. Deze dient de rechtbank naar billijkheid te begroten. Ter onderbouwing van de vordering is aangevoerd dat het letsel valt onder letselcategorie 3 van de Letsellijst, hetgeen de raadsvrouw van verdachte betwist. De rechtbank overweegt dat het letsel – voor zover dat letsel volledig kan worden vastgesteld – tussen letselcategorie 0 en 1 van de Letsellijst in zit. Daar komt echter bij dat de benadeelde partij ten tijde van het bewezenverklaarde strafbare feit werd geconfronteerd met zeer ernstig letsel bij de persoon die hij te hulp schoot toen de benadeelde partij ook zelf slachtoffer werd. Dit alles in ogenschouw genomen, begroot de rechtbank de immateriële schade op een bedrag van € 1.500,-. De rechtbank zal de vordering voor het overige afwijzen.
Conclusie:
De rechtbank waardeert de schade van [slachtoffer 2] op € 1.500,- en zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 1 februari 2023 tot de dag van volledige betaling.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die deze benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer 2] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 1.500,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 1 februari 2023 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 25 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36b, 36c, 36f, 37a, 37b, 38d, 45, 57, 289 en 302 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 2 primair en subsidiair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 en onder 2 meer subsidiair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 1 en onder 2 meer subsidiair meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1 en onder 2 meer subsidiair bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 5 jaar;
- bepaalt dat de tijd door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Oplegging tbs-maatregel (niet gemaximeerd)
- gelast dat verdachte
ter beschikking wordt gestelden beveelt dat hij
van overheidswege wordt verpleegd;
Beslag
- verklaart de volgende voorwerpen onttrokken aan het verkeer:
  • steekwapen: bebloed, aangetroffen onder rechter bed kamernr. 3, AAQI8256NL (omschrijving: PL0900-2023032960-G3114083);
  • steekwapen: handvat afbreekmes met stukje lemmet, passend bij AAQI8255NL (omschrijving: PL0900-2023032960-G3114080);
  • steekwapen: stukje lemmet van afbreekmes. Overloop voor kamer nr. 3, AAQI8255NL (Omschrijving: PL0900-2023032960-G3114077);
- gelast de teruggave aan de rechthebbende van de volgende voorwerpen:
  • handschoen, schietmouw links (droeg verdachte na aanhouding) (omschrijving: PL0900-2023032960-G3114085);
  • handschoen, schietmouw rechts (droeg verdachte na aanhouding) (omschrijving: PL0900-2023032960-G3114111);
Benadeelde partij [slachtoffer 1] (feit 1)
- wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] toe tot een bedrag van
€ 11.890,14. Dit bedrag bestaat uit een bedrag van € 10.000,- aan immateriële schade en een bedrag van € 1.890,14 aan materiële schade;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van het toegewezen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 februari 2023 tot de dag van volledige betaling;
  • verklaart de benadeelde partij voor wat betreft het meer gevorderde bedrag aan materiële schade niet-ontvankelijk in de vordering;
  • wijst de vordering voor wat betreft het meer gevorderde aan immateriële schade af;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van de benadeelde partij aan de Staat
€ 11.890,14 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 februari 2023 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 94 dagen gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [slachtoffer 2] (feit 2 meer subsidiair)
- wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] toe tot een bedrag van
€ 1.500,-. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van het toegewezen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 februari 2023 tot de dag van volledige betaling;
  • wijst de vordering voor wat betreft het meer gevorderde aan immateriële schade af;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van de benadeelde partij aan de Staat
€ 1.500,- te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 februari 2023 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 25 dagen gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P.P. Hoekstra, voorzitter, mr. A.M. Loots en
mr. J.A. Koorevaar, rechters, in tegenwoordigheid van mr. D.J. Laanstra, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 28 juni 2024.
De griffier is buiten staat het vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1hij, op of omstreeks 1 februari 2023 te [woonplaats] , in elk geval in Nederland
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[slachtoffer 1] opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade van het leven te beroven,
met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, meermalen althans eenmaal, in het gezicht en/of in de hals, althans in het (boven)lichaam van voornoemde [slachtoffer 1] heeft gestoken en/of geprikt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2 primairhij, op of omstreeks 1 februari 2023 te [woonplaats] , in elk geval in Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[slachtoffer 2] opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade van het leven te beroven,
met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, meermalen althans eenmaal, in het gezicht, althans in het (boven)lichaam van voornoemde [slachtoffer 2] heeft gestoken en/of geprikt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2 subsidiairalthans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 1 februari 2023 te [woonplaats] , in elk geval in Nederland,
aan [slachtoffer 2] opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade
zwaar lichamelijk letsel, te weten een of meer (grote) steekwond(en) en/of een of
meer blijvend(e) litteken(s) in het gelaat heeft toegebracht,
door met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, meermalen althans eenmaal, in het gezicht, althans in het (boven)lichaam van voornoemde [slachtoffer 2] te steken en/of prikken;
2 meer subsidiairalthans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 1 februari 2023 te [woonplaats] , in elk geval in Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[slachtoffer 2] opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, meermalen althans eenmaal, in het gezicht, althans in het (boven)lichaam van voornoemde [slachtoffer 2] heeft gestoken en/of geprikt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal met nummer/documentcode MD2R023017 / HANSA, opgemaakt door politie eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 457. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina’s 34 tot en met 36.
3.Pagina’s 133, 134, 137, 138.
4.Pagina’s 429 en 430 tot en met 432.
5.Pagina 141.
6.Pagina’s 425 en 427.
7.Pagina’s 206 tot en met 208.
8.Pagina’s 28 tot en met 30.
9.Pagina’s 415 tot en met 419.
10.Pagina’s 228 tot en met 234.