ECLI:NL:RBMNE:2024:3952

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 juni 2024
Publicatiedatum
27 juni 2024
Zaaknummer
16-028571-23, 16-138561-22 (vord. TUL) en 16-036906-24 (gev.ttz) (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugdstrafrecht. Vrijspraak van medeplegen van gijzeling, geen bijdrage van voldoende gewicht. Vrijspraak voor diefstal met geweld en medeplegen van afpersing. Veroordeling voor medeplichtig aan afpersing en bezit van en handel in cocaïne.

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 28 juni 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in Syrië. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de medepleging van gijzeling, diefstal met geweld en medeplegen van afpersing. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor een nauwe en bewuste samenwerking bij de gijzeling, en dat de bijdrage van de verdachte niet van voldoende gewicht was. De verdachte was wel schuldig aan medeplichtigheid aan afpersing en het bezit en de handel in cocaïne. De rechtbank legde een jeugddetentie op van 180 dagen, waarvan 136 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast werd een gedeeltelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij uitgesproken, waarbij de verdachte aansprakelijk werd gesteld voor immateriële schade van € 2.500,-. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn zwakbegaafdheid en gedragsproblemen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht (Jeugd)
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummers: 16-028571-23, 16-138561-22 (vord. TUL) en 16-036906-24 (gev.ttz) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 28 juni 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [2005] te [geboorteplaats] (Syrië),
wonende aan de [adres] te [woonplaats] ,
hierna: [verdachte] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het achter gesloten deuren gehouden onderzoek ter terechtzitting van 14 juni 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en de standpunten van de officier van justitie mr. N. Schapendonk en hetgeen [verdachte] en zijn raadsman mr. A. Boumanjal, advocaat in Utrecht, naar voren hebben gebracht.
De rechtbank heeft kennisgenomen van hetgeen mr. L.M.E. Kleczewski, advocaat in Venlo, namens de benadeelde partij [slachtoffer] naar voren heeft gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er in het kort op neer dat [verdachte] :
Zaak 1: 16-028571-23
feit 1op 28 januari 2023 in Hilversum en Bussum samen met anderen opzettelijk [slachtoffer] heeft gegijzeld;
feit 2 primair:op 28 januari 2023 in Hilversum en Bussum samen met anderen door (bedreiging met) geweld tegen [slachtoffer] een geldbedrag van [benadeelde 1] en [benadeelde 2] heeft gestolen
of
subsidiair:dat hij aan voornoemd feit medeplichtig is geweest;
feit 3 primair:op 28 januari 2023 in Hilversum en Bussum samen met anderen door (bedreiging met) geweld tegen [slachtoffer] een geldbedrag van [benadeelde 1] en [benadeelde 2] heeft afgeperst;
of
subsidiair:dat hij aan voornoemd feit medeplichtig is geweest.
Zaak 2: 16-036906-24feit 1op 30 januari 2024 in Amersfoort opzettelijk 49,79 gram cocaïne aanwezig heeft gehad;
feit 2in de periode van 8 november 2023 tot en met 30 januari 2024 in Amersfoort meermalen opzettelijk heeft gehandeld in cocaïne en heroïne.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
Zaak 1: 16-028571-23
De officier van justitie acht het onder feit 1 en feit 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen. Wat betreft feit 1 stelt de officier van justitie zich op het standpunt dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat sprake was van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tijdens de gijzeling in de woning en in de bus. De officier van justitie vordert integrale vrijspraak voor het onder feit 2 ten laste gelegde, aangezien geen sprake was wegneemhandelingen. Het geldbedrag is namelijk door de familie van aangever afgegeven.
Zaak 2: 16-036906-24
De officier van justitie acht het onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Zaak 1: 16-028571-23
De raadsman bepleit integrale vrijspraak voor het onder feit 1, feit 2 en feit 3 ten laste gelegde. De raadsman voert aan dat bij alle feiten de opzet op het gronddelict ontbreekt. [verdachte] is niet in het busje gestapt met het oog op wederrechtelijke toe-eigening van het geld. [verdachte] ontkent dat hij een mes heeft vastgehouden. Daarnaast is geen steunbewijs in het dossier aanwezig, dat de verklaring van aangever dat verdachte hem heeft geslagen en dat verdachte degene was die de telefoon tijdens het maken van filmpjes vasthield, bevestigt. De getuigen [getuige 1] en [getuige 2] verklaren dat [verdachte] nogal dronken was, in de woning stil was en dat hij steeds in slaap viel.
Zaak 2: 16-036906-24
De raadsman heeft geen verweer gevoerd ter zake deze feiten.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Zaak 1: 16-028571-23
Feit 1: Vrijspraak
Op basis van het dossier stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 28 januari 2023 ontstond in de woning aan de [adres] in [woonplaats] een conflict tussen aangever [slachtoffer] en medeverdachte [medeverdachte 1] . [slachtoffer] is door [medeverdachte 1] geslagen en gestompt. Daarbij is ook een knuppel gebruikt. De broer van [slachtoffer] en de begeleider van [slachtoffer] zijn gebeld en kregen filmpjes van [slachtoffer] . Zij kregen op die filmpjes de gewonde, ontklede en bebloede [slachtoffer] te zien en er werd gevraagd om een geldbedrag, anders zou [slachtoffer] dood gemaakt worden of uit het raam worden gegooid. Een geldbedrag van € 300,- moest bij station Bussum-Zuid worden neergelegd. [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [verdachte] zijn met aangever in een bus het geld gaan ophalen, waarna ze door de politie zijn aangehouden.
De vraag die de rechtbank dient te beantwoorden, is wat de rol van [verdachte] is geweest. De rechtbank is – net als de verdediging – van oordeel dat geen sprake is van medeplegen van gijzeling door [verdachte] . Zij licht dit als volgt toe.
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezen verklaard wanneer is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Ook wanneer het medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, maar uit de gedragingen die doorgaans met medeplichtigheid in verband worden gebracht (zoals het verstrekken van inlichtingen, op de uitkijk staan, helpen bij de vlucht), kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn.
Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting leidt de rechtbank met betrekking tot de betrokkenheid van [verdachte] het ten laste gelegde het volgende af.
Aangever verklaart dat hij met wat mensen (waaronder [verdachte] ) naar het huis aan de [straat] is gegaan. Daar ontstond het conflict met [medeverdachte 1] . [verdachte] verklaart dat hij in de woning aanwezig was, maar dat hij geen aandeel heeft gehad in het conflict. Zowel getuige [getuige 1] als getuige [getuige 2] verklaren ook dat [verdachte] niets te maken had met de ruzie. Uiteindelijk is aangever met [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [verdachte] in een Volkswagen bus gestapt. Aangever zat met [medeverdachte 1] achterin, die een mes bij zich had. [verdachte] verklaart dat hij in de bus is meegegaan. In de bus werd gezegd dat er geld gehaald moest worden. Op het station in Bussum is hij uitgestapt en heeft hij het geld gepakt.
De rechtbank overweegt dat op basis van deze feiten en omstandigheden niet is komen vast te staan dat sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen [verdachte] en de medeverdachten. Het zwaartepunt van de gijzeling heeft plaatsgevonden in de woning, namelijk de geweldshandelingen en het - onder bedreiging van een mes - bellen door aangever met de broer en de begeleider van aangever. De rechtbank kan niet vaststellen dat de bijdrage van [verdachte] op dat moment van voldoende gewicht is geweest. Mogelijk zou zijn bijdrage medeplichtigheid aan de gijzeling kunnen opleveren, maar dat is door de officier van justitie niet ten laste gelegd. De rechtbank spreekt verdachte dan ook vrij voor het onder feit 1 ten laste gelegde, wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs voor het medeplegen van de gijzeling.
Feit 2: Vrijspraak
De rechtbank is – net als de officier van justitie en de verdediging – van oordeel dat geen sprake is van diefstal in de zin van artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht. Uit het dossier is niet gebleken dat goederen of geld door [verdachte] of (een van) de medeverdachten is weggenomen. [verdachte] heeft weliswaar het geld bij het station gepakt, maar al daarvóór heeft de vader van [slachtoffer] het geld afgestaan, waardoor sprake is van afpersing. De rechtbank spreekt [verdachte] dan ook integraal vrij voor feit 2.
Feit 3, primair: vrijspraak
De rechtbank is van oordeel dat geen sprake is van medeplegen van afpersing (primair). De rechtbank heeft hiervoor onder ‘Feit 1: vrijspraak’ overwogen dat de handelingen die aan [verdachte] kunnen worden toegerekend (het aanwezig zijn in de woning, het meerijden in de bus en het uitstappen om het geld te pakken) van onvoldoende gewicht zijn om te spreken van een nauwe en bewuste samenwerking voor de ten laste gelegde gijzeling. Hetzelfde geldt voor het medeplegen aan de ten laste gelegde afpersing. De rechtbank spreekt [verdachte] daarom ook vrij van het aan hem onder feit 3 primair ten laste gelegde.
Feit 3, subsidiair: Bewijsmiddelen [1]
1.
Aangever [slachtoffer] heeft op 14 februari 2023 onder meer het volgende verklaard:
Op vrijdag 27 januari 2023 ben ik wezen stappen in Hilversum. Na het stappen kwam ik wat mensen tegen en ben ik met die mensen meegegaan naar een huis in [woonplaats] .
Ik ken ze alleen onder hun bijnamen: [bijnaam medeverdachte 2] , [bijnaam 1 medeverdachte 1] en [bijnaam verdachte] .
In dat huis kreeg ik toen klappen. Ik kreeg klappen met een honkbalknuppel en met vuisten, ik kreeg de klappen van [bijnaam 1 medeverdachte 1] . [2]
Maar plotseling werd ik gegijzeld en moest ik mensen bellen om die 300 euro te regelen. [bijnaam 1 medeverdachte 1] was de eerste die tegen mij zei: "ik wil geld zien!".
Ik heb gebeld met mijn begeleider [begeleider]
(de rechtbank begrijpt: [begeleider] ). [begeleider] kon mij niet helpen. [bijnaam 1 medeverdachte 1] heeft tegen [begeleider] gezegd door de telefoon dat als er geen geld zou komen ik uit het raam zou worden gegooid.
De verbinding werd verbroken en toen heb ik zelf mijn broertje (
(de rechtbank begrijpt [benadeelde 1] )gebeld. Ik zei tegen hem dat ik 300 euro nodig had. [bijnaam 1 medeverdachte 1] zei tegen mij dat ik tegen mijn broertje moest zeggen dat ik een schuld had. Mijn broertje belde ik via de telefoon van [bijnaam 1 medeverdachte 1] .
Mijn broertje zei dat hij die 300 euro zou gaan regelen. Bij alle telefoongesprekken werd ik bedreigd met een mes. Dat deed [bijnaam 1 medeverdachte 1] . [bijnaam 1 medeverdachte 1] had dat mes steeds in zijn handen. De honkbalknuppel werd steeds gebruikt door [bijnaam 1 medeverdachte 1] . Hij sloeg mij diverse keren op mijn been. Ook heeft [bijnaam 1 medeverdachte 1] de honkbalknuppel tegen mijn hoofd geduwd. En met z'n vuisten heeft [bijnaam 1 medeverdachte 1] mij een blauw oog geslagen. Ik voelde door al die klappen veel pijn.
Ik ben toen samen met [bijnaam 1 medeverdachte 1] , [bijnaam verdachte] en [bijnaam medeverdachte 2] naar de bus buiten gelopen. We zijn in de bus gestapt. [bijnaam medeverdachte 2] reed, [bijnaam verdachte] zat daarnaast. En ik zat samen met [bijnaam 1 medeverdachte 1] achterin de bus. [bijnaam 1 medeverdachte 1] liet daarbij steeds het mes zien. [bijnaam 1 medeverdachte 1] zei ook tegen mij dat ik geen verkeerde beweging moest maken, want anders zou hij het mes pakken.
We zijn toen naar het station in Bussum gereden.
Bij het station stopte de bus en liep [bijnaam verdachte] uit de bus en liep hij naar een groen huisje en een fietsenstalling daarnaast. Daar pakte hij een tasje en in de bus keek [bijnaam verdachte] of er geld in zat. [3]
2.
Aangever [slachtoffer] heeft op 27 februari 2023 onder meer nog het volgende verklaard:
Wij, verbalisanten, toonden de aangever enkele messen die aangetroffen werden in de bestelbus.
V: Dit is het voertuig waarin je ontvoerd bent geweest. Met welke messen ben jij bedreigd?
A: Met het gekartelde mes op de foto, met nummer 1, ben ik bedreigd door [bijnaam 1 medeverdachte 1] . Hij bedreigde mij met dit gekartelde mes in de flatwoning. [bijnaam 1 medeverdachte 1] heeft alle messen uit de keuken gepakt en deelde ze daarna uit. Het gekartelde mes hield [bijnaam 1 medeverdachte 1] zelf en de slagersmessen deelde hij uit aan [bijnaam verdachte] en [bijnaam medeverdachte 2] . Het mes op foto 2 had [bijnaam verdachte] in zijn handen. Dat was een van de slagersmessen. [4]
3.
[verdachte] heeft op de zitting van 14 juni 2024 onder meer het volgende verklaard: [5]
Ik was die nacht van 28 januari 2023 in die woning van [A] in [woonplaats] met wat vrienden. [medeverdachte 1] en [slachtoffer]
(de rechtbank begrijpt: [slachtoffer] )hadden ruzie. Ik hoorde dat het over een geldbedrag ging. Ik ging even weg en toen ik terug kwam was het chaos in de woning. Het zag eruit alsof ze hadden gevochten. [slachtoffer] had druppels bloed in zijn gezicht. Wij ( [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en ik) zijn toen met [slachtoffer] in de bus gestapt. In de bus werd gezegd dat er geld gehaald moest worden. Ik ben bij het station uitgestapt om het geld te pakken.
4.
Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft bij de politie op 22 februari 2023 onder meer het volgende verklaard:
(V= vraag en A= antwoord)
A: Op 28 januari 203 kregen in de woning van [A] [bijnaam 2 medeverdachte 1] en [slachtoffer] een conflict.
V: Heb hij een mes gezien?
A: Ja.
V: Wie had het mes in zijn handen?
A: Volgens mij had [bijnaam 2 medeverdachte 1] alleen een mes.
V: Heb jij zelf nog een mes gehad?
A: Toen we geld gingen ophalen hadden we alle drie een mes meegenomen. [6]
5.
Uit een proces-verbaal van bevindingen over verklaringen van de broer en begeleider van aangever op 28 januari 2023 blijkt onder meer het volgende:
Op 28 januari 2023 kregen wij, verbalisanten, de opdracht om te gaan naar de [adres] in [woonplaats] . Meldster zou hebben ingebeld dat haar zoon ontvoerd zou worden. Haar zoon bleek ons later te zijn: [slachtoffer] .
Verklaring [benadeelde 1]
(de rechtbank begrijpt: [benadeelde 1] )
"Ik word vandaag sinds 11.12 uur continu gebeld via snapchat. Ik word gebeld via het snapchat account van mij broer [slachtoffer] .
Ik heb ook een snapchatfilmpje ontvangen waarop [slachtoffer] te zien is. Hij zit op de grond en er ligt een witte doek naast hem met bloed.
Ik word constant gebeld dat ik geld moet pinnen. Het gaat om een bedrag van 250 euro. Ik moet het geld brengen naar station Bussum Zuid. Als ik dat niet doe maken ze hem dood. [7]
Terwijl wij ter plaatse waren werd er meerdere malen via snapchat contact gezocht met [benadeelde 1] . Wij zagen dat [benadeelde 1] de gesprekken aan nam.
Er werd vervolgens een tweede keer gebeld en wij hoorden de mannen aan de andere kant de lijn zeggen: Bro, ik ga jou 1 ding zeggen. Als mannen komen, Wollah, hij gaat doodgemaakt worden.
Telefoongesprek begeleider
(de rechtbank begrijpt: [begeleider] )
"Vandaag om 10.37 uur werd ik gebeld door het telefoonnummer van [slachtoffer] . Hij bleef maar bellen en uiteindelijk werd ik gefacetimed.
Ik zag en hoorde [slachtoffer] . Ik had het idee dat hij in een woning zat. Ik zag dat hij onder het bloed zat. Ik zag en hoorde dat er andere mannen te horen waren. Ik hoorde ze zeggen dat ze [slachtoffer] zouden doodmaken.” [8]
6.
Uit een proces-verbaal van bevindingen van het uitlezen van een filmpje op de telefoon van [medeverdachte 1] blijkt onder meer het volgende:
In de mobiele telefoon, behorende bij de verdachte [medeverdachte 1] , stond een filmopname waarop het slachtoffer [slachtoffer] mishandeld werd.
Ik, verbalisant, [verbalisant 1] , bekeek de filmopname. Ik herkende op de filmopname het slachtoffer [slachtoffer] . Ik zag dat hij gedeeltelijk ontkleed was en enkel zijn boxershort en sokken droeg. [9]
Ik zag dat de ogen van het slachtoffer wijd opengesperd stonden. Ik zag vervolgens linksonder in het beeld een honkbalknuppel in beeld verschijnen, ik zag dat de honkbalknuppel horizontaal naar voren gericht bewoog in de richting van het slachtoffer. Ik zag dat de punt van de honkbalknuppel het linker bovenbeen raakte van het slachtoffer.
Ik zag dat de honkbalknuppel nog twee keer op bovengenoemde wijze tegen het linker bovenbeen van het slachtoffer werd aangedrukt.
Ik zag dat de verdachte met kracht de honkbalknuppel van boven naar beneden met een diagonale slag de linker bovenarm raakte van het slachtoffer.
Ik zag direct hierna dat de verdachte met zijn vlakke hand een harde klap gaf tegen de rechterwang van het slachtoffer.
Ik zag vervolgens dat de verdachte tweemaal met zijn vlakke hand sloeg, ditmaal tegen het slachtoffer zijn linkerwang aan.
Ik zag dat het slachtoffer bij iedere vuistslag of slag met de honkbalknuppel zijn ogen sloot en hij met zijn lichaam ineen kroop. [10]
7.
Uit de aangifte van [benadeelde 2] blijkt onder meer het volgende:
Ik doe aangifte van afdreiging dan wel afpersing. Ik ben de vader van [slachtoffer] .
Op zaterdag 28 januari 2023 omstreeks 12:00 uur heeft [slachtoffer] tegen mijn andere zoon [benadeelde 1] via snapchat gezegd dat hij 250 euro moest overhandigen om hem uit de brand te helpen. Omstreeks 12:05 uur werd mijn zoon [benadeelde 1] voor de tweede keer benaderd door mijn andere zoon [slachtoffer] via snapchat. Ik hoorde [slachtoffer] zeggen: "Ik heb 300 euro nodig". Hierna hoorde ik [slachtoffer] zeggen: "Het geld moet naar Bussum zuid of naar Naarden Bussum
gebracht worden door [benadeelde 1] ".
Op het heb bureau het ik 250 euro gegeven aan uw collega. Ik hiervoor een kwitantie gekregen. [11]
8.
Uit het proces-verbaal van bevindingen over de verdeling van het losgeld van
€ 300,- blijkt het volgende. [12]
Door de vader van het slachtoffer is een bedrag van € 250,- ter
beschikking aan de politie gesteld. Door politie Midden-Nederland is het resterende bedrag van€ 50,- ter beschikking gesteld.
Bewijsoverweging
Anders dan de verdediging heeft aangevoerd, acht de rechtbank bewezen dat [verdachte] opzet had op de afpersing. [verdachte] verklaart dat in de woning ruzie was tussen [medeverdachte 1] en [slachtoffer] . Later zag [verdachte] dat er gevochten was en had [slachtoffer] bloed in zijn gezicht. Vervolgens zijn [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [verdachte] met [slachtoffer] in het busje gestapt. Medeverdachte [medeverdachte 2] verklaart net als aangever dat ze toen alle drie (de rechtbank begrijpt [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [verdachte] ) een mes bij zich hadden. Vervolgens zijn ze naar station Bussum-Zuid gereden, waar [verdachte] is uitgestapt en het geldbedrag van 300 euro heeft gepakt. Deze omstandigheden maken dat de rechtbank de verklaring van de verdachte – dat hij geen opzet had op wederrechtelijke toe-eigening – ongeloofwaardig vindt. Daarbij acht de rechtbank in het bijzonder van belang dat [verdachte] in de woning de toestand van [slachtoffer] heeft meegekregen en wist dat er een conflict was over geld en dat er geld gehaald moest worden. Het verweer van de verdediging wordt dan ook verworpen.
Zaak 2: 16-036906-24
Feit 1 en feit 2
De feiten zijn door verdachte begaan. [verdachte] heeft de onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde bekend. De raadsman heeft geen vrijspraak voor deze feiten bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van [verdachte] ter terechtzitting van 14 juni 2024;
  • een proces-verbaal van bevindingen over het aantreffen van de drugs bij [verdachte] ;
- het onderzoek naar de verdovende middelen; [14]
- een NFI-rapport inhoudende onderzoek naar de verdovende middelen; [15]
- een proces-verbaal van bevindingen over onderzoek naar de telefoon van [verdachte] ; [16]
- een proces-verbaal van bevindingen met bijlagen over onderzoek naar de telefoon van [verdachte] . [17]
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Zaak 1: 16-028571-23
Feit 3, subsidiair
[medeverdachte 1] en een of meer andere onbekend gebleven personen op 28 januari 2023 te Hilversum en Bussum, tezamen en in vereniging met een of meer anderen met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en bedreiging met geweld [benadeelde 1] en [benadeelde 2] hebben gedwongen tot de afgifte van 300 euro die ten dele aan [benadeelde 2] toebehoorden, door
- voornoemde [slachtoffer] meermalen te slaan en te stompen in het gezicht en
- voornoemde [slachtoffer] meermalen met een knuppel tegen het lichaam te slaan en
- tegen voornoemde [slachtoffer] en [begeleider] en voornoemde [benadeelde 1] (via FaceTime en/of Snapchat en/of een toegestuurd filmpje) te zeggen dat voornoemde [slachtoffer] dood gemaakt zou worden en uit het raam gegooid zou worden als er geen geld betaald zou worden, en
- een of meer filmpjes te maken en toe te sturen aan voornoemde [benadeelde 1] waarop voornoemde [slachtoffer] bebloed en gewond te zien is en waarbij voornoemde [slachtoffer] met een honkbalknuppel wordt geslagen en daarbij te zeggen dat er 300 euro betaald moest worden en dat dat geld bij station Bussum-Zuid neergelegd moest worden en
- voornoemde [slachtoffer] tegen zijn wil in een woning vast te houden en te voorkomen dat voornoemde [slachtoffer] weg zou gaan en
- voornoemde [slachtoffer] dreigend een of meer messen te tonen en
(vervolgens) voornoemde [slachtoffer] tegen zijn wil in een busje naar Bussum te brengen en te voorkomen dat voornoemde [slachtoffer] (intussen) weg zou gaan,
tot het plegen van welk misdrijf verdachte op 28 januari 2023 te Hilversum en Bussum opzettelijk gelegenheid en middelen heeft verschaft door
- terwijl hij, verdachte, een mes vast had met [slachtoffer] en [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] in een busje te stappen en naar station Bussum-Zuid te gaan en
- voornoemde 300 euro bij station Bussum-Zuid te pakken;
Zaak 2: 16-036906-24
feit 1
op 30 januari 2024 te Amersfoort, opzettelijk
aanwezig heeft gehad ongeveer 49,79 gram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I
feit 2
in de periode van 8 november 2023 tot en met 30 januari 2024 te Amersfoort,
meermalen (telkens) opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en verstrekt
een hoeveelheid cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Zaak 1: 16-028571-23
feit 3, subsidiair:medeplichtigheid aan afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
Zaak 2: 16-036906-24feit 1: opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 2: opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat ook in zaak 2 met parketnummer
16-036906-24 het jeugdstrafrecht dient te worden toegepast.
De officier van justitie heeft gevorderd [verdachte] ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een jeugddetentie van 180 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 137 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, met de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat ook in zaak 2 met parketnummer 16-036906-24 het jeugdstrafrecht dient te worden toegepast.
De verdediging verzoekt de rechtbank om een onvoorwaardelijke jeugddetentie op te leggen gelijk aan de tijd die [verdachte] al heeft vastgezeten en daarnaast een voorwaardelijke taakstraf. De raadsman voert aan dat de avondklok niet dient te worden opgelegd, aangezien het een vrijheidsbeperkende voorwaarde is die op dit moment niet meer proportioneel is.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
8.3.1.
De ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd
[verdachte] heeft zich op 28 januari 2023 schuldig gemaakt aan medeplichtigheid aan een in vereniging gepleegde afpersing van het slachtoffer [slachtoffer] . [slachtoffer] is in de woning door de medeverdachte mishandeld en bedreigd. Daarbij is ook met een mes gedreigd. Het slachtoffer was uitgekleed tot aan zijn onderbroek, waarna hij werd gefilmd en met een knuppel werd geslagen. De broer en de begeleider van het slachtoffer werden gebeld en kregen filmpjes van de toestand van [slachtoffer] toegestuurd, zodat zij geld zouden afgeven. Deze situatie moet voor de familie van het slachtoffer beangstigend zijn geweest. Zij kregen te horen dat hun broer en zoon was ontvoerd en dat als zij geen geld zouden geven, hij dood gemaakt zou worden. [verdachte] is aan deze situatie medeplichtig geweest door samen met de medeverdachten en het slachtoffer in een busje te stappen naar station Bussum-Zuid, daarbij een mes mee te nemen en bij het station uit te stappen om het geld te pakken. Het is een ernstige feit dat een grote impact op het slachtoffer en zijn familie moet hebben gehad.
De rechtbank houdt rekening met de rol van [verdachte] bij de strafoverweging, in die zin dat niet buiten redelijke twijfel vastgesteld is dat de verdachte een aandeel heeft gehad in de geweldshandelingen in de woning en de filmpjes en telefoongesprekken naar de familie van het slachtoffer. Volgens de wet wordt een medeplichtige gestraft met dezelfde straf als de pleger van het feit, alleen wordt hier dan wel een derde van de straf op in mindering gebracht (art. 49 Sr).
Daar komt bij dat [verdachte] zich op 30 januari 2024 schuldig heeft gemaakt aan het bezit van cocaïne en in de periode van 8 november 2023 tot en met 30 januari 2024 heeft gehandeld in cocaïne. De handel in verdovende middelen gaat veelal gepaard met criminaliteit en brengt uiteenlopende vormen van overlast met zich mee. Bovendien levert het gebruik van drugs gevaar op voor de volksgezondheid. [verdachte] heeft hier geen oog voor gehad, maar puur uit eigen financieel belang gehandeld.
8.3.2.
De persoon van de verdachte
De rechtbank heeft gekeken naar het strafblad van [verdachte] van 2 mei 2024, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
De rechtbank heeft ook gekeken naar:
  • het psychologisch onderzoek naar de persoon van [verdachte] van 17 mei 2023, opgesteld door A. Schouten, GZ-psycholoog;
  • het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) van 29 mei 2024, opgesteld door raadsonderzoeker A. Vermaas, en
  • het reclasseringsadvies van 6 juni 2024, opgesteld door mevrouw B. Westra, reclasseringswerker.
Uit het onderzoek van de psycholoog blijkt dat bij [verdachte] sprake is van zwakbegaafdheid en een achterstand in het taalbegrip. Ook is sprake van een matige stoornis in cannabisgebruik, in gedwongen remissie in een gereguleerde omgeving, van een oppositioneel opstandige gedragsstoornis en van ouder-kind relatieproblemen. Deze problematiek speelde ook ten tijde van de ten laste gelegde feiten. Door zijn zwakbegaafdheid overziet [verdachte] de gevolgen van zijn daden onvoldoende, denkt hij op korte termijn en handelt hij impulsief. De psycholoog adviseert om het ten laste gelegde in verminderde mate aan [verdachte] toe te rekenen. De rechtbank neemt dit advies over en rekent de bewezen verklaarde feiten in verminderde mate aan [verdachte] toe.
Uit het rapport van de Raad blijkt dat [verdachte] sinds vorig jaar november bij [instelling] verblijft. Op deze leefgroep kan [verdachte] zich – mede door de structuur en kaders die hem worden geboden – zich positief ontwikkelen. [verdachte] gaat naar school en is net met zijn behandeling bij De Waag gestart. De Raad geeft aan dat [verdachte] gebaat is bij een meer pedagogische ondersteuning, zoals reeds geboden wordt door de jeugdreclassering. Er wordt dan ook geadviseerd om in de zaak waarin [verdachte] meerderjarig was, het jeugdstrafrecht toe te passen. De rechtbank neemt dit advies over en past in de zaak met parketnummer 16-036906-24 het jeugdstrafrecht toe. De Raad ziet ten slotte een deels voorwaardelijke jeugddetentie als een passende consequentie. Daarbij dient het onvoorwaardelijke deel niet langer te zijn dan het voorarrest. Een nieuwe periode detentie zal stagnerend werken ten aanzien van de behandeling en schoolgang. Een werkstraf (in het kader van de vordering tot tenuitvoerlegging) wordt niet als passend gezien. De kans op overvraging is aanzienlijk. De Raad adviseert een verlenging van de proeftijd.
Ten slotte sluit de reclassering zich grotendeels aan bij het rapport van de Raad. De reclassering adviseert om een voorwaardelijke straf op te leggen met als voorwaarden (1) begeleiding door de jeugdreclassering, (2) ambulante behandeling, (3) begeleid wonen of maatschappelijke opvang, (4) volgen van onderwijs, (5) verkrijgen vrijetijdsbesteding en (6) middelencontrole.
8.3.3.
De strafoplegging
De rechtbank heeft acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd en op de Landelijke Oriëntatiepunten voor Straftoemeting (LOVS). Gelet op de ernst van het feit, dient een straf die vrijheidsbeneming met zich brengt te volgen.
Hoewel de rechtbank tot een andere bewezenverklaring komt dan de officier van justitie, zal zij dezelfde straf opleggen als door haar voorgesteld. Dit is gelegen in de aard en de ernst van het feit in de zaak met parketnummer 16-028571-23. Voor medeplichtigheid aan een dergelijke afpersing worden gemiddeld meerdere maanden detentie opgelegd. De rechtbank acht het in het kader van recidivebeperking van belang dat [verdachte] niet terug naar de jeugdgevangenis hoeft. De eis van de officier van justitie is dan ook passend.
Alles overwegende legt de rechtbank op een jeugddetentie voor de duur van 180 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan 136 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en met de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering.

9.BESLAG

9.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de verdovende middelen dienen te worden onttrokken aan het verkeer. De telefoon en het geldbedrag van 20 euro dienen verbeurd te worden verklaard.
9.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman stelt zich op het standpunt dat de telefoon dient te worden teruggegeven aan de verdachte.
9.3.
Het oordeel van de rechtbank
Verbeurdverklaring
De rechtbank zal de in beslag genomen voorwerpen, te weten:
zaak 2: 16-036906-24
  • 20 EUR (G3290866)
  • 1 STK Telefoontoestel (G3290826, wit, merk: Apple)
verbeurd verklaren.
Deze voorwerpen zijn geheel of grotendeels uit baten van het strafbare feit verkregen en/of met behulp van deze voorwerpen is het onder feit 2 bewezen verklaarde feit begaan.
Onttrekking aan het verkeer
De rechtbank zal de in beslag genomen voorwerpen, te weten
zaak 1: 16-028571-23
1 stuk Hennep - G3112195
zaak 2: 16-036906-24
2 1 STK Cocaïne (G3290836, 51,67 gram)
onttrekken aan het verkeer. Deze voorwerpen zijn van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.
Het in zaak 1 in beslag genomen voorwerp is bij gelegenheid van het onderzoek naar het door verdachte begane feit aangetroffen. Het voorwerp kan dienen tot het begaan van soortgelijke misdrijven. Uit het dossier blijkt dat verdachte ten tijde van het begaan van het feit onder invloed van drugs was.
Met betrekking tot het in zaak 2 in beslag genomen voorwerp is het in die zaak met parketnummer 16-036906-24 onder feit 1 en feit 2 bewezen verklaarde feit begaan.

10.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 6.000,-. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade, ten gevolge van de aan verdachte ten laste gelegde feiten.
10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij hoofdelijk toe te wijzen, met daarbij de gevorderde wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman stelt zich op het standpunt dat de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, gelet op de gevorderde vrijspraak. Subsidiair verzoekt de raadsman om de vordering te matigen, gelet op de minieme rol van de verdachte. De raadsman verzoekt om niet de hoofdelijkheid op te leggen, maar een kleiner bedrag in de zaak van deze verdachte toe te wijzen.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij [slachtoffer] rechtstreeks immateriële schade heeft geleden door het bewezen verklaarde feit. Gelet op het letsel van [slachtoffer] , de impact van het bewezen verklaarde feit op [slachtoffer] , de gevolgen die dat voor hem heeft gehad en de in vergelijkbare gevallen door rechters in Nederland toegewezen schadevergoeding, acht de rechtbank een vergoeding van € 2.500,- billijk.
De rechtbank zal daarom de vordering tot het bedrag van € 2.500,- toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 28 januari 2023 tot de dag van volledige betaling.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige in zijn vordering niet-ontvankelijk verklaren.
De rechtbank stelt vast dat verdachte de bewezen verklaarde feiten samen met anderen heeft gepleegd. Verdachte is daarom voor de geleden immateriële schade ter hoogte van € 2.500,- naar burgerlijk recht met zijn mededaders hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer] aan verdachte de hoofdelijke verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van
€ 2.500,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 28 januari 2023 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting
nietworden aangevuld met gijzeling.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

11.VORDERING TENUITVOERLEGGING

Bij vonnis van 24 november 2022 van de kinderrechter te rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad (parketnummer 16-138561-22) is verdachte een voorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf van 40 uur opgelegd.
11.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de vordering tot tenuitvoerlegging dient te worden toegewezen.
11.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman stelt zich op het standpunt dat de vordering tot tenuitvoerlegging dient te worden afgewezen en dat de proeftijd van de voorwaardelijke straf dient te worden verlengd.
11.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt dat de verdachte zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig heeft gemaakt aan strafbare feiten. Om die reden zal deze straf alsnog ten uitvoer gelegd worden.

12.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 33, 33a, 36b, 36c, 36f, 47, 48, 77a, 77c, 77g, 77x, 77y, 77z, 77aa, 317 van het Wetboek van Strafrecht en
  • 2 en 10 van de Opiumwet;
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

13.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het in de zaak met parketnummer 16-028571-23 onder feit 1, feit 2 primair en subsidiair en feit 3 primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het in de zaak met parketnummer 16-028571-23 onder feit 3 subsidiair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het in de zaak met parketnummer 16-036906-24 onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
jeugddetentie van 180 dagen;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht (
44 dagen), bij de tenuitvoerlegging van de jeugddetentie in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de jeugddetentie een gedeelte van
136 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van twee (
2) jarenvast;
- als algemene voorwaarden gelden dat [verdachte] :
  • zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat [verdachte] gedurende de proeftijd:
  • zich in het kader van de maatregel Toezicht en Begeleiding zal melden bij Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering, locatie Utrecht, en zich daarna gedurende een door de jeugdreclassering te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) en op de door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen dient te blijven melden bij deze instelling, zo vaak en zo lang die instelling dat noodzakelijk acht en zich houdt aan de aanwijzingen die hem in dit kader worden gegeven;
  • zich laat behandelen door De Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering.
De behandeling is reeds gestart. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt.
[verdachte] houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt.
 verblijft in [instelling] of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering.
Het verblijf is reeds gestart. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt.
[verdachte] houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld, inclusief een avondklok waarbinnen hij in de instelling aanwezig dient te zijn;
  • MBO-onderwijs volgt (niveau 1), zolang de reclassering dat nodig vindt;
  • een structurele vrijetijdsbesteding ontwikkelt in de vorm van bijvoorbeeld sport;
  • meewerkt aan middelencontroles (UC’s en blaastest) om het gebruik te monitoren;
  • op geen enkele wijze – direct of indirect – contact heeft of zoekt met [slachtoffer] (geboren op [2003] ), zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt. De politie houdt hierop toezicht;
waarbij aan het Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering opdracht wordt gegeven, met uitzondering van het contactverbod, toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de minderjarige ten behoeve daarvan te begeleiden;
Voorlopige hechtenis
- heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis;
Beslag
- verklaart de volgende voorwerpen verbeurd:
zaak 2: 16-036906-24
  • 20 EUR (G3290866)
  • 1 STK Telefoontoestel (G3290826)
- verklaart de volgende voorwerpen onttrokken aan het verkeer:
zaak 1: 16-028571-23
1 stuk Hennep - G3112195
zaak 2: 16-036906-24
1 STK Cocaïne (G3290836, 51,67 gram)
Zaak 1: 16-028571-23, feit 3, subsidiair:
Benadeelde partij [slachtoffer]
  • wijst de vordering van [slachtoffer] gedeeltelijk toe tot een bedrag van
  • veroordeelt verdachte
  • verklaart [slachtoffer] voor wat betreft het meer gevorderde
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Zaak 1: 16-028571-23
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 16-138561-22
- wijst de vordering toe;
- gelast de tenuitvoerlegging van de door de kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland bij vonnis van 24 november 2022 opgelegde voorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 40 uren.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.M. Vos, voorzitter, mr. N.M.H. van Ek en mr. L.M.G. de Weerd, kinderrechters, in tegenwoordigheid van mr. L. Visser, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 28 juni 2024.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
Zaak 1: 16-028571-23
feit 1
hij, op of omstreeks 28 januari 2023 te Hilversum en/of Bussum, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer]
wederrechtelijk van de vrijheid heeft/hebben beroofd en/of beroofd gehouden, door
- voornoemde [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, te slaan en/of te stompen en/of schoppen en/of te trappen in/tegen het gezicht en/of het lichaam en/of
- voornoemde [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, met een knuppel, althans een hard voorwerp, tegen het lichaam te slaan en/of
- tegen voornoemde [slachtoffer] en/ of [begeleider] en/of voornoemde [benadeelde 1] (via FaceTime en/of Snapchat en/of een toegestuurd filmpje) te zeggen dat
voornoemde [slachtoffer] dood gemaakt zou worden en/of uit het raam gegooid zou worden als er geen geld betaald zou worden, althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking en/of
- een of meer filmpjes te maken en/of toe te sturen aan voornoemde [benadeelde 1] en/of [begeleider] waarop voornoemde [slachtoffer] bebloed en/of gewond te zien
is en/of waarbij verdachte(n) voornoemde [slachtoffer] met een honkbalknuppel, althans een hard voorwerp aantikken en/of slaan en/of stompen en/of daarbij te
zeggen dat er 400 euro, althans enig geldbedrag, betaald moest worden en/of dat dat geld in een tasje gedaan moest worden en/of dat dat geld bij station
Bussum-Zuid neergelegd moest worden en/of
- voornoemde [slachtoffer] tegen zijn wil in een woning vast te houden en/of te voorkomen dat voornoemde [slachtoffer] weg zou gaan en/of
- voornoemde [slachtoffer] dreigend een of meer messen te tonen en/of
(vervolgens)voornoemde [slachtoffer] tegen zijn wil in een busje, althans een voertuig, naar Bussum te brengen en/of te voorkomen dat voornoemde [slachtoffer]
(intussen) weg zou gaan met het oogmerk een ander, te weten [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] , te dwingen iets te doen of niet te doen, te weten het afgeven/neerleggen van 300
euro, althans enig geldbedrag bij het station Bussum-Zuid;
( art 282a lid 1 Wetboek van Strafrecht )
feit 2
primair:hij, op of omstreeks 28 januari 2023 te Hilversum en/of Bussum, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, 300 euro, althans een geldbedrag, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele
aan [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het
oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld
tegen [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere
deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- voornoemde [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, te slaan en/of te stompen en/of schoppen en/of te trappen in/tegen het gezicht en/of het lichaam en/of
- voornoemde [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, met een knuppel, althans een hard voorwerp, tegen het lichaam te slaan en/of
- tegen voornoemde [slachtoffer] en/ of [begeleider] en/of voornoemde [benadeelde 1] (via FaceTime en/of Snapchat en/of een toegestuurd filmpje) te zeggen dat voornoemde [slachtoffer] dood gemaakt zou worden en/of uit het raam gegooid
zou worden als er geen geld betaald zou worden, althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking en/of
- een of meer filmpjes te maken en/of toe te sturen aan voornoemde [benadeelde 1] en/of [begeleider] waarop voornoemde [slachtoffer] bebloed en/of gewond te zien
is en/of waarbij verdachte(n) voornoemde [slachtoffer] met een honkbalknuppel, althans een hard voorwerp aantikken en/of slaan en/of stompen en/of daarbij te zeggen dat er 400 euro, althans enig geldbedrag, betaald moest worden en/of dat
dat geld in een tasje gedaan moest worden en/of dat dat geld bij station Bussum-Zuid neergelegd moest worden en/of
- voornoemde [slachtoffer] tegen zijn wil in een woning vast te houden en/of te voorkomen dat voornoemde [slachtoffer] weg zou gaan en/of
- voornoemde [slachtoffer] dreigend een of meer messen te tonen en/of (vervolgens)voornoemde [slachtoffer] tegen zijn wil in een busje, althans een
voertuig, naar Bussum te brengen en/of te voorkomen dat voornoemde [slachtoffer] (intussen) weg zou gaan;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair
althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of een of meer andere onbekend gebleven personen op of omstreeks 28 januari 2023 te Hilversum en/of Bussum, althans in
Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, 300 euro, althans een geldbedrag, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele
aan [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het
oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld of bedreiging met geweld tegen
[slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of
andere deelnemers aan dat misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren door
- voornoemde [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, te slaan en/of te stompen en/of schoppen en/of te trappen in/tegen het gezicht en/of het lichaam en/of
- voornoemde [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, met een knuppel, althans een hard voorwerp, tegen het lichaam te slaan en/of
- tegen voornoemde [slachtoffer] en/ of [begeleider] en/of voornoemde [benadeelde 1] (via FaceTime en/of Snapchat en/of een toegestuurd filmpje) te zeggen dat
voornoemde [slachtoffer] dood gemaakt zou worden en/of uit het raam gegooid zou worden als er geen geld betaald zou worden, althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking en/of
- een of meer filmpjes te maken en/of toe te sturen aan voornoemde [benadeelde 1] en/of [begeleider] waarop voornoemde [slachtoffer] bebloed en/of gewond te zien
is en/of waarbij verdachte(n) voornoemde [slachtoffer] met een honkbalknuppel, althans een hard voorwerp aantikken en/of slaan en/of stompen en/of daarbij te
zeggen dat er 400 euro, althans enig geldbedrag, betaald moest worden en/of dat dat geld in een tasje gedaan moest worden en/of dat dat geld bij station Bussum-Zuid neergelegd moest worden en/of
- voornoemde [slachtoffer] tegen zijn wil in een woning vast te houden en/of te voorkomen dat voornoemde [slachtoffer] weg zou gaan en/of
- voornoemde [slachtoffer] dreigend een of meer messen te tonen en/of
(vervolgens)voornoemde [slachtoffer] tegen zijn wil in een busje, althans een voertuig, naar Bussum te brengen en/of te voorkomen dat voornoemde [slachtoffer]
(intussen) weg zou gaan
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 28 januari 2023 te Hilversum en/of Bussum, althans in Nederland, opzettelijk behulpzaam is
geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door
- [slachtoffer] te slaan en/of stompen en/of
- [slachtoffer] te filmen en
- terwijl hij, verdachte een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp vast had en/of dreigend aan [slachtoffer] heeft getoond, met [slachtoffer] en/of [medeverdachte 1]
en/of [medeverdachte 2] in een busje, althans een voertuig, te stappen en naar station Bussum-Zuid te gaan en/of
- voornoemde 300 euro, althans enig geldbedrag, bij station Bussum-Zuid te pakken;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art 48 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 48 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht )
feit 3
primair:
hij, op of omstreeks 28 januari 2023 te Hilversum en/of Bussum, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te
bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] heeft gedwongen tot de afgifte van goed, in elk
geval enig 300 euro, althans een geldbedrag, dat geheel of ten dele aan die [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] toebehoorde, door
- voornoemde [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, te slaan en/of te stompen en/of schoppen en/of te trappen in/tegen het gezicht en/of het lichaam en/of
- voornoemde [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, met een knuppel, althans een hard voorwerp, tegen het lichaam te slaan en/of
- tegen voornoemde [slachtoffer] en/ of [begeleider] en/of voornoemde [benadeelde 1] (via FaceTime en/of Snapchat en/of een toegestuurd filmpje) te zeggen dat
voornoemde [slachtoffer] dood gemaakt zou worden en/of uit het raam gegooid zou worden als er geen geld betaald zou worden, althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking en/of
- een of meer filmpjes te maken en/of toe te sturen aan voornoemde [benadeelde 1] en/of [begeleider] waarop voornoemde [slachtoffer] bebloed en/of gewond te zien
is en/of waarbij verdachte(n) voornoemde [slachtoffer] met een honkbalknuppel, althans een hard voorwerp aantikken en/of slaan en/of stompen en/of daarbij te
zeggen dat er 400 euro, althans enig geldbedrag, betaald moest worden en/of dat dat geld in een tasje gedaan moest worden en/of dat dat geld bij station Bussum-Zuid neergelegd moest worden en/of
- voornoemde [slachtoffer] tegen zijn wil in een woning vast te houden en/of te voorkomen dat voornoemde [slachtoffer] weg zou gaan en/of
- voornoemde [slachtoffer] dreigend een of meer messen te tonen en/of (vervolgens) voornoemde [slachtoffer] tegen zijn wil in een busje, althans een
voertuig, naar Bussum te brengen en/of te voorkomen dat voornoemde [slachtoffer] (intussen) weg zou gaan;
( art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 317 lid 3 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair
althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of een of meer andere onbekend gebleven personen op of omstreeks 28 januari 2023 te Hilversum en/of Bussum, althans in
Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en/of bedreiging met geweld [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] heeft gedwongen tot de afgifte van 300 euro, althans een geldbedrag, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan die [benadeelde 1]
en/of [benadeelde 2] en/of een derde toebehoorde(n), door
- voornoemde [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, te slaan en/of te stompen en/of schoppen en/of te trappen in/tegen het gezicht en/of het lichaam en/of
- voornoemde [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, met een knuppel, althans een hard voorwerp, tegen het lichaam te slaan en/of
- tegen voornoemde [slachtoffer] en/ of [begeleider] en/of voornoemde [benadeelde 1] (via FaceTime en/of Snapchat en/of een toegestuurd filmpje) te zeggen dat
voornoemde [slachtoffer] dood gemaakt zou worden en/of uit het raam gegooid zou worden als er geen geld betaald zou worden, althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking en/of
- een of meer filmpjes te maken en/of toe te sturen aan voornoemde [benadeelde 1] en/of [begeleider] waarop voornoemde [slachtoffer] bebloed en/of gewond te zien
is en/of waarbij verdachte(n) voornoemde [slachtoffer] met een honkbalknuppel, althans een hard voorwerp aantikken en/of slaan en/of stompen en/of daarbij te
zeggen dat er 400 euro, althans enig geldbedrag, betaald moest worden en/of dat dat geld in een tasje gedaan moest worden en/of dat dat geld bij station Bussum-Zuid neergelegd moest worden en/of
- voornoemde [slachtoffer] tegen zijn wil in een woning vast te houden en/of te voorkomen dat voornoemde [slachtoffer] weg zou gaan en/of
- voornoemde [slachtoffer] dreigend een of meer messen te tonen en/of
(vervolgens)voornoemde [slachtoffer] tegen zijn wil in een busje, althans een voertuig, naar Bussum te brengen en/of te voorkomen dat voornoemde [slachtoffer]
(intussen) weg zou gaan bij en/of
tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 28 januari 2023 te Hilversum en/of Bussum, althans in Nederland, opzettelijk behulpzaam is
geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door
- [slachtoffer] te slaan en/of stompen en/of
- [slachtoffer] te filmen en/of
- terwijl hij, verdachte een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp vast had en/of dreigend aan [slachtoffer] heeft getoond, met [slachtoffer] en/of [medeverdachte 1]
en/of [medeverdachte 2] in een busje, althans een voertuig, te stappen en naar station Bussum-Zuid te gaan en/of
- voornoemde 300 euro, althans enig geldbedrag, bij station Bussum-Zuid te pakken;
( art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 48 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 48 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht )
Zaak 2: 16-036906-24
feit 1
hij op of omstreeks 30 januari 2024 te Amersfoort, althans in Nederland opzettelijk
aanwezig heeft gehad ongeveer 49,79 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
( art 10 lid 3 Opiumwet, art 2 ahf/ond C Opiumwet )
feit 2
hij in of omstreeks de periode van 8 november 2023 tot en met 30 januari 2024 te Amersfoort, althans in Nederland
meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd,
een (gebruikers)hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne,
zijnde cocaïne en/of heroïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel
aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
( art 10 lid 4 Opiumwet, art 2 ahf/ond B Opiumwet )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 21 juni 2023, genaamd onderzoek Gumpert / MD2R023011, opgemaakt door Districtrecherche Gooi en Vechtstreek (Midden-Nederland), doorgenummerd pagina 1 tot en met 326. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 195.
3.Pagina 196.
4.Pagina 250.
5.De verklaring van de verdachte in het proces-verbaal ter terechtzitting van 14 juni 2024.
6.Pagina 228.
7.Pagina 28.
8.Pagina 29.
9.Pagina 259.
10.Pagina 260.
11.Pagina 25.
12.Een los in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 26 september 2023.
13.Een proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] op 30 januari 2024, met nummer PL0900-2024031482-9, pagina 15 tot en met 17 van het procesdossier met nummer 2024031482, doorgenummerd pagina 1 tot en met 65.
14.Een proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 5] op 31 januari 2024, met nummer PL0900-2024031482-16, pagina 53 tot en met 55 van het procesdossier met nummer 2024031482, doorgenummerd pagina 1 tot en met 65.
15.Een geschrift, inhoudende een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut van 1 februari 2024, opgesteld door ing. N. van Doorn (bijlage bij PL0900-2024031482-16).
16.Een proces-verbaal van bevindingen, opgesteld door [verbalisant 6] op 6 februari 2024, met nummer PL0900-2024031482-21, pagina 7 tot en met 9 van het procesdossier RDK met nummer 2024031482, doorgenummerd pagina 1 tot en met 1341.
17.Een proces-verbaal van bevindingen met bijlagen, opgesteld door [verbalisant 6] op 13 februari 2024, met nummer PL0900-2024031482-27, pagina 7 tot en met 12 van het aanvullend procesdossier, doorgenummerd pagina 1 tot en met 360.