ECLI:NL:RBMNE:2024:3949

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
3 juli 2024
Publicatiedatum
27 juni 2024
Zaaknummer
C/16/557118/ HA ZA 23-362
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van de Rabobank voor schade geleden door eiseres in de periode van 3 mei 2017 tot 26 september 2018

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, wordt de aansprakelijkheid van de Rabobank besproken. De rechtbank komt niet terug op haar eerdere beslissing dat de Rabobank aansprakelijk is voor de schade die eiseres 2 heeft geleden van 3 mei 2017 tot 26 september 2018. Eiseres 2, vertegenwoordigd door eiser sub 1, heeft de rechtbank verzocht om de schade nader toe te lichten. De rechtbank heeft de eisers in de gelegenheid gesteld om bewijs te leveren van de schade die in de genoemde periode is geleden.

De rechtbank heeft het verzoek van de Rabobank om terug te komen op de eerdere beslissing afgewezen. De Rabobank had aangevoerd dat de rechtbank een onjuiste grondslag had gehanteerd, omdat zij het adreswijzigingsverzoek had gecontroleerd in het Handelsregister. De rechtbank oordeelt echter dat de Rabobank niet het adres had mogen wijzigen op basis van een e-mail van een niet-bevoegde persoon. De rechtbank benadrukt dat het niet relevant is of de adreswijziging zichtbaar was in het Handelsregister.

Eisers hebben als bewijs bankafschriften overgelegd, maar de rechtbank stelt vast dat er onvoldoende bewijs is geleverd om aan te tonen dat de bedragen zijn weggesluisd naar de niet-bevoegde persoon. De rechtbank heeft eiser sub 1 c.s. de gelegenheid gegeven om meer inzicht te geven in de overboekingen en de schade die is geleden. De rechtbank heeft ook een aantal specifieke verzoeken gedaan aan eiser sub 1 c.s. om de benodigde informatie te verstrekken, zodat de rechtbank kan beoordelen of de bedragen ten gunste van de niet-bevoegde persoon zijn aangewend. De zaak is aangehouden voor verdere behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK Midden-Nederland

Civiel recht
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: C/16/557118 / HA ZA 23-362
Vonnis van 3 juli 2024
in de zaak van

1.[eiser sub 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
2.
[eiseres sub 2] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
eisers,
advocaat: mr. E.C.G. van Loon te Etten-Leur,
tegen
COÖPERATIEVE RABOBANK U.A.,
gevestigd te [vestigingsplaats 2] ,
gedaagde,
advocaten: mr. S. Brenninkmeijer en mr. K.M. van Zwieten te Utrecht.
Eisers zullen afzonderlijk [eiser sub 1] en de [eiseres sub 2] en gezamenlijk [eiser sub 1] c.s. genoemd worden. Gedaagde zal hierna de Rabobank genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 21 februari 2024,
- de akte na tussenvonnis van [eiser sub 1] c.s.,
- ( nogmaals) productie 23 van [eiser sub 1] c.s.,
- de akte na tussenvonnis, tevens verzoek herzien bindende eindbeslissing van Rabobank,
- de antwoordakte verzoek herzien bindende eindbeslissing van [eiser sub 1] c.s.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De kern van de beslissing

2.1.
De rechtbank komt niet terug op haar eerdere beslissing dat de Rabobank aansprakelijk is voor de door de [eiseres sub 2] geleden schade van 3 mei 2017 tot 26 september 2018. Verder wordt [eiser sub 1] c.s. in de gelegenheid gesteld om de door de [eiseres sub 2] vanaf 3 mei 2017 tot 26 september 2018 geleden schade nader toe te lichten.

3.De verdere beoordeling

Het verzoek om een bindende eindbeslissing te herzien, wordt afgewezen
3.1.
Bij antwoordakte is door de Rabobank aan de rechtbank verzocht om terug te komen op de eerdere beslissing dat de Rabobank aansprakelijk is voor de door de [eiseres sub 2] geleden schade van 3 mei 2017 tot 26 september 2018. Volgens de Rabobank is deze eindbeslissing gebaseerd op een onjuiste grondslag, omdat de rechtbank voorbij gaat aan het feit dat de Rabobank, toen zij het adreswijzigingsverzoek ontving, het adres in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel heeft gecontroleerd.
3.2.
De rechtbank ziet geen aanleiding om terug te komen op deze bindende eindbeslissing. Hetgeen de Rabobank aanvoert is een herhaling van zetten. De controle van het adres in het Handelsregister is reeds door de rechtbank in haar oordeel betrokken. De rechtbank overweegt in rechtsoverweging 2.8 van het tussenvonnis van 20 december 2023 al dat het niet relevant is of de adreswijziging van de [eiseres sub 2] nooit zichtbaar is geweest in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel. Het gaat erom dat de Rabobank het adres niet had mogen wijzigen enkel op grond van een e-mail van [A (voornaam)] .
3.3.
Evenmin is de rechtbank van oordeel dat haar beslissing is gegrond op een onjuiste grondslag. De derdenwerking van artikel 25 van de Handelsregisterwet 2007 maakt het oordeel van de rechtbank namelijk niet anders. Rabobank wist namelijk dat [A (voornaam)] , die het verzoek van de adreswijziging van de [eiseres sub 2] heeft gedaan, niet bevoegd was om het adres van de [eiseres sub 2] te laten wijzigen. Onder deze omstandigheid had de Rabobank, ongeacht of de adreswijziging in het Handelsregister stond, niet het adres van de [eiseres sub 2] mogen wijzigen zonder contact op te nemen met [eiser sub 1]
De schade geleden door de [eiseres sub 2] in de periode 3 mei 2017 tot 26 september 2018
3.4.
[eiser sub 1] c.s. heeft als productie 23 alle bankafschriften van de [eiseres sub 2] over de periode van 3 mei 2017 tot 26 september 2018 overgelegd. Daarin zijn de niet-gearceerde overboekingen volgens [eiser sub 1] c.s. door [A (voornaam)] :
naar de particuliere rekeningen van [eiser sub 1] overgemaakt en vanuit daar door [A (voornaam)] weggesluisd, of
door [A (voornaam)] rechtstreeks uitgegeven ten behoeve van hemzelf.
Maar uit deze bankafschriften kan niet worden opgemaakt dat het geld is weggesluisd naar [A (voornaam)] of ten behoeve van [A (voornaam)] is uitgegeven. [eiser sub 1] c.s. heeft eerder als productie 13 overgelegd een overzicht van overboekingen vanaf de privérekening van [eiser sub 1] (de Riantrekening) die ten gunste van [A (voornaam)] zijn aangewend. Maar het is niet de taak van de rechtbank om de overgelegde stukken zo te ordenen en bij elkaar te zoeken dat er een koppeling kan worden gemaakt tussen de bedragen uit productie 23 en de bedragen uit productie 13 om vast te stellen of de bedragen via de rekening van de [eiseres sub 2] naar [A (voornaam)] zijn overgemaakt of ten gunste van hem zijn aangewend. Dit is de taak van [eiser sub 1] c.s. [eiser sub 1] c.s. heeft daarvoor met producties 13 en 23 een begin van bewijs geleverd, maar dat bewijs is vooralsnog onvoldoende.
3.5.
De rechtbank stelt [eiser sub 1] c.s. daarom alsnog in de gelegenheid om voldoende inzichtelijk te maken en met stukken te onderbouwen:
Welk bedragen vanaf de rekening van de [eiseres sub 2] rechtstreeks naar de rekening van [A (voornaam)] zijn overgemaakt,
Welke bedragen via de rekening van de [eiseres sub 2] naar de particuliere rekeningen van [eiser sub 1] zijn overgemaakt
éndat deze bedragen vervolgens naar derden ten gunste van [A (voornaam)] zijn overgemaakt, en
Welke bedragen van de rekening van de [eiseres sub 2] naar derden ten gunste van [A (voornaam)] zijn overgemaakt.
3.6.
De rechtbank wil dan ook de volgende informatie
onderbouwt met stukkenvan [eiser sub 1] c.s. ontvangen:
Een overzicht waaruit blijkt welke derden/ontvangers vóór de fraudeperiode niet voorkwamen op de bankafschriften van de [eiseres sub 2] en de particuliere rekeningen van [eiser sub 1] , zodat door de rechtbank kan worden beoordeeld of die naar deze derden/ontvangers overgemaakte bedragen ten gunste van [A (voornaam)] en niet [eiser sub 1] zijn aangewend,
Een overzicht van de data waarop de koppeling bestond tussen de stortingen op de privérekening van [eiser sub 1] via de rekening van de [eiseres sub 2] én de daarvan verrichte betalingen ten behoeve van [A (voornaam)] , zodat kan worden vastgesteld of de bedragen ten gunste van [A (voornaam)] zijn aangewend. In dat overzicht staat dus a) de datum van de overboeking, b) hoeveel er is afgeschreven en c) naar wie dat bedrag is overgemaakt.
Een overzicht van de data en bedragen die vanaf de [eiseres sub 2] rechtstreeks naar [A (voornaam)] zijn overgemaakt.
De rechtbank gaat er vanuit dat [eiser sub 1] c.s. dit overzichtelijk aanlevert.
De schade geleden door [eiser sub 1] van de Directrekening en de Spaarrekening van in ieder geval 31 augustus 2018 tot 26 september 2018
3.7.
In de periode 31 augustus 2018 tot 26 september 2018 is volgens [eiser sub 1] c.s. een bedrag van in totaal € 20.301,00 vanaf de Riantrekening en een bedrag van in totaal € 478,67 vanaf de Directrekening door [A (voornaam)] weggesluisd. Zoals in rechtsoverwegingen 2.18 tot en met 2.20 van het tussenvonnis van 20 december 2023 is overwogen hoeft de Rabobank de betalingen van de
Riantrekening, niet afkomstig van de [eiseres sub 2] , niet op grond van artikel 7:528 lid 1 BW (oud) aan [eiser sub 1] terug te betalen. Het bedrag van € 20.301,00 zal dan ook niet worden toegewezen, tenzij dit bedrag afkomstig is van de [eiseres sub 2] . Maar als het afkomstig is van de rekening van de [eiseres sub 2] én is overgemaakt naar [A (voornaam)] of is aangewend ten behoeve van [A (voornaam)] , zal dit in de schadeberekening van de [eiseres sub 2] worden meegenomen, zoals hiervoor in rechtsoverwegingen 3.4 tot en met 3.6 is overwogen.
3.8.
De betalingen van in totaal € 478,67 vanaf de Directrekening zijn, zoals in rechtsoverweging 2.21 van het tussenvonnis van 20 december 20123, wel te kwalificeren als ‘niet-toegestane’ betalingen en moeten door de Rabobank worden terugbetaald. De Rabobank refereert zich hiervoor aan het oordeel van de rechtbank. De schade van € 478,67 zal daarom in het eindvonnis wel worden toegewezen.
3.9.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

4.De beslissing

De rechtbank
4.1.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
woensdag 31 juli 2024voor het nemen van een akte door [eiser sub 1] c.s. over wat is vermeld onder 3.5 en 3.6, waarna de wederpartij op de rol van vier weken daarna een antwoordakte kan nemen,
4.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. D. Wachter en in het openbaar uitgesproken op 3 juli 2024.
MvD5633