Uitspraak
RECHTBANK Midden-Nederland
1.[eiser sub 1] ,
[eiseres sub 1],
GEMEENTE ALMERE,
1.De procedure
2.De kern van het geschil
3.De vorderingen
4.De beoordeling
De hoogte van het aflossingsbedrag gedurende deze 5 jaar bedraagt de helft van uw – gezamenlijke – netto inkomen dat meer bedraagt dan de voor u geldende bijstandsnorm. Wanneer deze aflossing geheel is voldaan zal hetgeen na vijf jaar nog niet is afgelost door ons geheel buiten invordering worden gesteld.”Dit strookt met de toelichting bij artikel 43 Bbz 2004.
kanonder omstandigheden afzien van (verdere) invordering van leenschulden op grond van de Awb en het Bbz 2004. Van deze discretionaire bevoegdheid kan slechts in uitzonderlijke gevallen gebruik worden gemaakt. Het uitgangspunt is namelijk dat naar de aard van een geldlening de leensom moet worden terugbetaald. In de Beleidsregel terug- en invordering Bbz 2004, opgesteld door de gemeente Almere en sinds 2020 van kracht, is in artikel 9 lid 1 bepaald dat het college van burgemeester en wethouders onder bepaalde voorwaarden
kanafzien van (verdere) terugvordering. De genoemde voorwaarden zijn dat (1) de vordering nog niet ter incasso is overgedragen, en (2) de schuldenaar een periode van vijf jaar aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan, waarbij de betalingsverplichting minimaal 5% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm bedraagt. Vanwege het discretionaire karakter van de bepalingen in deze wet- en regelgeving kan [eiser] zich hier niet rechtstreeks op beroepen. De Gemeente zal eerst moeten besluiten gebruik te maken van die discretionaire bevoegdheid. De vraag is dan: is ergens uit gebleken dat de Gemeente gebruik heeft gemaakt van de discretionaire bevoegdheid af te zien van de (verdere) invordering van de schuld van [eiser] ? Volgens [eiser] is dat gebeurd bij de beschikking van 9 oktober 2015. De beoordeling daarvan volgt vanaf alinea 4.13.
- de persoon vermeld als ondertekenaar van de overgelegde beschikking heeft verklaard dat zij de beschikking niet heeft opgesteld;
- de beschikking niet aanwezig is in het dossier of het archief van het Zlf;
- de inhoud van de beschikking op punten niet overeenstemt met de regelgeving en het beleid;
- het dossier van [eiser] al uit handen was gegeven aan de deurwaarder en dat het Zlf dan niet meer zelf regelingen treft met schuldenaren;
- het betrokken incassobureau ook geen kopie van de beschikking van 9 oktober 2015 heeft.
5.De beslissing
woensdag 24 april 2024voor uitlating door [eiser] of hij bewijs wil leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en/of door een ander bewijsmiddel,
getuigenwil laten horen, hij de getuigen en de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten in de maanden
apriltot en met
julidan direct moet opgeven, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald,
alle partijenuiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor
alle beschikbare bewijsstukkenaan de rechtbank en de wederpartij moeten toesturen,
bewijsstukkenwil overleggen, hij die stukken dan op de rol van
woensdag 22 mei 2024in het geding moet brengen,