ECLI:NL:RBMNE:2024:3946

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 juni 2024
Publicatiedatum
27 juni 2024
Zaaknummer
16-028448-23, 16-335074-22 (gev. ttz) en 16-020468-23 (gev. ttz) (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen van gijzeling, afpersing in vereniging, openlijk geweld, bedreiging en belediging met gevangenisstraf en taakstraf

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 28 juni 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1999 in Somalië, die beschuldigd werd van meerdere strafbare feiten. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld voor het medeplegen van gijzeling, afpersing in vereniging, openlijk geweld, bedreiging en belediging. De feiten vonden plaats in de periode van december 2022 tot januari 2023, waarbij de verdachte samen met anderen betrokken was bij de gijzeling van slachtoffer 1 en het afpersen van geld. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 28 januari 2023 in Hilversum en Bussum slachtoffer 1 wederrechtelijk van zijn vrijheid heeft beroofd en hem heeft bedreigd met geweld. Daarnaast heeft de verdachte op 23 december 2022 openlijk geweld gepleegd tegen slachtoffers 2 en 3 in een trein en op het perron. De rechtbank heeft de verdachte een gevangenisstraf van 240 dagen opgelegd, waarvan 191 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, en daarnaast een taakstraf van 200 uur. De vorderingen van de benadeelde partijen zijn deels toegewezen, waarbij de rechtbank de verdachte hoofdelijk aansprakelijk heeft gesteld voor de schade.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummers: 16-028448-23, 16-335074-22 (gev. ttz) en 16-020468-23 (gev. ttz) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 28 juni 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1999] te [geboorteplaats] (Somalië),
wonende aan de [adres] te [woonplaats] ,
hierna: [verdachte] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 14 juni 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en de standpunten van de officier van justitie mr. N. Schapendonk en van hetgeen [verdachte] en zijn raadsman mr. A.J.M. Mohrmann, advocaat in Bussum, naar voren hebben gebracht.
De rechtbank heeft kennisgenomen van hetgeen mr. L.M.E. Kleczewski, advocaat in Venlo, namens de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] naar voren heeft gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er in het kort op neer dat [verdachte] :
Zaak 1: 16-028448-23
feit 1:op 28 januari 2023 in Hilversum en Bussum samen met anderen [slachtoffer 1] heeft gegijzeld;
feit 2:op 28 januari 2023 in Hilversum en Bussum samen met anderen door (bedreiging met) geweld tegen [slachtoffer 1] een geldbedrag van [benadeelde 1] en [benadeelde 2] heeft gestolen;
feit 3:op 28 januari 2023 in Hilversum en Bussum samen met anderen door (bedreiging met) geweld tegen [slachtoffer 1] een geldbedrag van [benadeelde 1] en [benadeelde 2] heeft afgeperst;
Zaak 2: 16-335074-22
feit 1:op 23 december 2022 in de trein van Utrecht naar Hilversum samen met anderen openlijk geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 2] ;
feit 2:op 23 december 2022 in Hilversum samen met anderen openlijk geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 3] ;
feit 3: op 23 december 2022 in de trein van Utrecht naar Hilversum [slachtoffer 2] heeft bedreigd;
feit 4: op 23 december 2022 in Hilversum [slachtoffer 3] heeft bedreigd;
Zaak 3: 16-020468-23
op 21 januari 2023 in Hilversum opzettelijk een hoofdagent ( [hoofdagent] ) heeft beledigd door te zeggen: "je kankermoeder".

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
Zaak 1: 16-028448-23
De officier van justitie acht het onder feit 1 en feit 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen. De officier van justitie vordert integrale vrijspraak voor het onder feit 2 ten laste gelegde, aangezien geen sprake was wegneemhandelingen. Het geldbedrag is namelijk door de familie van aangever afgegeven.
Zaak 2: 16-335074-22 en zaak 3: 16-020468-23
De officier van justitie acht alle ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Zaak 1: 16-028448-23
Wat betreft feit 1 voert de raadsman aan dat [verdachte] deels bekent. [verdachte] heeft aangever geslagen. Toch dient voor dit feit vrijspraak te volgen. Op basis van het dossier kan niet overtuigend worden bewezen dat aangever wederrechtelijk van zijn vrijheid is beroofd. Uit meerdere getuigenverklaringen blijkt dat aangever de mogelijkheid had om weg te gaan. Hij is niet tegen zijn wil in vastgehouden.
De raadsman bepleit net als de officier van justitie integrale vrijspraak voor het onder feit 2 ten laste gelegde, aangezien niet is gebleken van een diefstal.
De raadsman refereert zich aan het oordeel van de rechtbank wat betreft feit 3, met uitzondering van de gedachtestreepjes die zien op wederrechtelijke vrijheidsberoving. Van dit onderdeel dient [verdachte] partieel te worden vrijgesproken.
Zaak 2: 16-335074-22
De raadsman refereert zich aan het oordeel van de rechtbank wat betreft feit 1. De raadsman bepleit vrijspraak voor het onder feit 2 tot en met feit 4 ten laste gelegde.
Wat betreft feit 2 voert de raadsman aan dat hoewel [verdachte] wel aanwezig was, niet vastgesteld kan worden dat hij een significante bijdrage heeft gehad.
Wat betreft feiten 3 en 4 (de bedreigingen) kan niet wettig en overtuigend worden bewezen dat [verdachte] met een mes heeft gedreigd. In het dossier wordt wisselend gesproken over het signalement van de persoon met het mes. Op basis van de ter zitting bekeken beelden kan bovendien niet vastgesteld worden dat [verdachte] een mes heeft getrokken. Er is weliswaar een mes aangetroffen op het perron, maar uit het dossier blijkt niet dat [verdachte] de persoon was die dit mes heeft vastgehad. Ten slotte was aangever [slachtoffer 2] dronken en is zijn verklaring niet betrouwbaar.
Zaak 3: 16-020468-23
De raadsman refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak
Zaak 1: 16-028448-23, feit 2
De rechtbank is – net als de officier van justitie en de verdediging – van oordeel dat geen sprake is van diefstal in de zin van artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht. Uit het dossier is niet gebleken dat goederen of geld door [verdachte] of (een van) de medeverdachten zijn weggenomen. De rechtbank spreekt [verdachte] dan ook vrij voor feit 2.
Veroordelingen
Bewijsmiddelen:Zaak 1: 16-028448-23, feit 1 en feit 3 [1]
1.
Aangever [slachtoffer 1] heeft op 14 februari 2023 onder meer het volgende verklaard:
Op vrijdag 27 januari 2023 ben ik wezen stappen in Hilversum. Na het stappen kwam ik wat mensen tegen en ben ik met die mensen meegegaan naar een huis in [woonplaats] .
Ik ken ze alleen onder hun bijnamen: [bijnaam medeverdachte 1] , [bijnaam 1 verdachte] en [bijnaam medeverdachte 2] .
In dat huis kreeg ik toen klappen. Ik kreeg klappen met een honkbalknuppel en met vuisten, ik kreeg de klappen van [bijnaam 1 verdachte] . [2]
Maar plotseling werd ik gegijzeld en moest ik mensen bellen om die 300 euro te regelen. [bijnaam 1 verdachte] was de eerste die tegen mij zei: "ik wil geld zien!".
Ik heb gebeld met mijn begeleider [begeleider]
(de rechtbank begrijpt: [begeleider] ). [begeleider] kon mij niet helpen. [bijnaam 1 verdachte] heeft tegen [begeleider] gezegd door de telefoon dat als er geen geld zou komen ik uit het raam zou worden gegooid.
De verbinding werd verbroken en toen heb ik zelf mijn broertje (
de rechtbank begrijpt [benadeelde 1]) gebeld. Ik zei tegen hem dat ik 300 euro nodig had. [bijnaam 1 verdachte] zei tegen mij dat ik tegen mijn broertje moest zeggen dat ik een schuld had. Mijn broertje belde ik via de telefoon van [bijnaam 1 verdachte] .
Mijn broertje zei dat hij die 300 euro zou gaan regelen. Bij alle telefoongesprekken werd ik bedreigd met een mes. Dat deed [bijnaam 1 verdachte] . [bijnaam 1 verdachte] had dat mes steeds in zijn handen. De honkbalknuppel werd steeds gebruikt door [bijnaam 1 verdachte] . Hij sloeg mij diverse keren op mijn been. Ook heeft [bijnaam 1 verdachte] de honkbalknuppel tegen mijn hoofd geduwd. En met z'n vuisten heeft [bijnaam 1 verdachte] mij een blauw oog geslagen. Ik voelde door al die klappen veel pijn.
Ik ben toen samen met [bijnaam 1 verdachte] , [bijnaam medeverdachte 2] en [bijnaam medeverdachte 1] naar de bus buiten gelopen. We zijn in de bus gestapt. [bijnaam medeverdachte 1] reed, [bijnaam medeverdachte 2] zat daarnaast. En ik zat samen met [bijnaam 1 verdachte] achterin de bus. [bijnaam 1 verdachte] liet daarbij steeds het mes zien. [bijnaam 1 verdachte] zei ook tegen mij dat ik geen verkeerde beweging moest maken, want anders zou hij het mes pakken.
We zijn toen naar het station in Bussum gereden.
Bij het station stopte de bus en liep [bijnaam medeverdachte 2] uit de bus en liep hij naar een groen huisje en een fietsenstalling daarnaast. Daar pakte hij een tasje en in de bus keek [bijnaam medeverdachte 2] of er geld in zat. [3]
2.
[verdachte] heeft op de terechtzitting van 14 juni 2024 onder meer het volgende verklaard: [4]
Ik was op 28 januari 2023 met meerdere mensen in de woning van [A] in [woonplaats] . [slachtoffer 1]
(de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 1] )was daar ook. Ik kreeg ruzie met [slachtoffer 1] , omdat ik nog geld van hem kreeg. Het ging om 300 euro. Ik vroeg aan hem waar mijn geld was. Hij zei dat hij het geld niet had en toen heb ik hem geslagen. Ik zei dat ik mijn geld wilde hebben. Ik had een honkbalknuppel en daarmee heb ik hem op zijn benen geslagen. We zijn toen het geld gaan ophalen bij het station Bussum-Zuid. Ik zat met [slachtoffer 1] achterin.
3.
De medeverdachte [medeverdachte] heeft bij de politie op 22 februari 2023 onder meer het volgende verklaard:
(V= vraag en A= antwoord)
A: Op 28 januari 203 kregen in de woning van [A] [bijnaam 2 verdachte] en [slachtoffer 1] een conflict.
V: Wie is [bijnaam 2 verdachte] .
Noot verbalisanten: Verbalisanten tonen foto’s van verdachten.
A: [bijnaam 2 verdachte] is [verdachte] . [5]
V: Heb hij een mes gezien?
A: Ja.
V: Wie had het mes in zijn handen?
A: Volgens mij had [bijnaam 2 verdachte] alleen een mes.
V: Heb jij zelf nog een mes gehad?
A: Toen we geld gingen ophalen hadden we alle drie een mes meegenomen.
A: [bijnaam 2 verdachte] zat met [slachtoffer 1] achterin. [6]
4.
Uit een proces-verbaal van bevindingen over verklaringen van de broer en begeleider van aangever op 28 januari 2023 blijkt onder meer het volgende:
Op 28 januari 2023 kregen wij, verbalisanten, de opdracht om te gaan naar de [adres] in [woonplaats] . Meldster zou hebben ingebeld dat haar zoon ontvoerd zou worden. Haar zoon bleek ons later te zijn: [slachtoffer 1] .
Verklaring [benadeelde 1]
(de rechtbank begrijpt: [benadeelde 1] )
"Ik word vandaag sinds 11.12 uur continu gebeld via snapchat. Ik word gebeld via het snapchat account van mijn broer [slachtoffer 1] .
Ik heb ook een snapchatfilmpje ontvangen waarop [slachtoffer 1] te zien is. Hij zit op de grond en er ligt een witte doek naast hem met bloed.
Ik word constant gebeld dat ik geld moet pinnen. Het gaat om een bedrag van 250 euro. Ik moet het geld brengen naar station Bussum Zuid. Als ik dat niet doe maken ze hem dood. " [7]
Terwijl wij ter plaatse waren, werd er meerdere malen via snapchat contact gezocht met [benadeelde 1] . Wij zagen dat [benadeelde 1] de gesprekken aannam.
Er werd vervolgens een tweede keer gebeld en wij hoorden de mannen aan de andere kant van de lijn zeggen: Bro, ik ga jou 1 ding zeggen. Als mannen komen, Wollah, hij gaat doodgemaakt worden.
Telefoongesprek begeleider van [slachtoffer 1]
(de rechtbank begrijpt: [begeleider] )
"Vandaag om 10.37 uur werd ik gebeld door het telefoonnummer van [slachtoffer 1] . Hij bleef maar bellen en uiteindelijk werd ik gefacetimed.
Ik zag en hoorde [slachtoffer 1] . Ik had het idee dat hij in een woning zat. Ik zag dat hij onder het bloed zat. Ik zag en hoorde dat er andere mannen te horen waren. Ik hoorde ze zeggen dat ze [slachtoffer 1] zouden doodmaken.” [8]
5.
Uit een proces-verbaal van bevindingen van het uitlezen van een filmpje op de telefoon van [verdachte] blijkt onder meer het volgende:
In de mobiele telefoon, behorende bij de verdachte [verdachte] , stond een filmopname waarop het slachtoffer [slachtoffer 1] mishandeld werd.
Ik, verbalisant, [verbalisant 1] , bekeek de filmopname. Ik herkende op de filmopname het slachtoffer [slachtoffer 1] . Ik zag dat hij gedeeltelijk ontkleed was en enkel zijn boxershort en sokken droeg. [9]
Ik zag dat de ogen van het slachtoffer wijd opengesperd stonden. Ik zag vervolgens linksonder in het beeld een honkbalknuppel in beeld verschijnen. Ik zag dat de honkbalknuppel horizontaal naar voren gericht bewoog in de richting van het slachtoffer. Ik zag dat de punt van de honkbalknuppel het linker bovenbeen raakte van het slachtoffer.
Ik zag dat de honkbalknuppel nog twee keer op bovengenoemde wijze tegen het linker bovenbeen van het slachtoffer werd aangedrukt.
Ik zag dat de verdachte met kracht de honkbalknuppel van boven naar beneden met een diagonale slag de linker bovenarm raakte van het slachtoffer.
Ik zag direct hierna dat de verdachte met zijn vlakke hand een harde klap gaf tegen de rechterwang van het slachtoffer.
Ik zag vervolgens dat de verdachte tweemaal met zijn vlakke hand sloeg, ditmaal tegen het slachtoffer zijn linkerwang aan.
Ik zag dat het slachtoffer bij iedere vuistslag of slag met de honkbalknuppel zijn ogen sloot en hij met zijn lichaam ineen kroop. [10]
6.
Uit de aangifte van [benadeelde 2] blijkt onder meer het volgende:
Ik doe aangifte van afdreiging dan wel afpersing. Ik ben de vader van [slachtoffer 1] .
Op zaterdag 28 januari 2023 omstreeks 12:00 uur heeft [slachtoffer 1] tegen mijn andere zoon [benadeelde 1] via snapchat gezegd dat hij 250 euro moest overhandigen om hem uit de brand te helpen. Omstreeks 12:05 uur werd mijn zoon [benadeelde 1] voor de tweede keer benaderd door mijn andere zoon [slachtoffer 1] via snapchat. Ik hoorde [slachtoffer 1] zeggen: "Ik heb 300 euro nodig". Hierna hoorde ik [slachtoffer 1] zeggen: "Het geld moet naar Bussum zuid of naar Naarden Bussum
gebracht worden door [benadeelde 1] ". Op het heb bureau het ik 250 euro gegeven aan uw collega. Ik heb hiervoor een kwitantie gekregen. [11]
7.
Uit het proces-verbaal van bevindingen over de verdeling van het losgeld van
€ 300,- blijkt het volgende. [12]
Door de vader van het slachtoffer is een bedrag van € 250,- ter beschikking aan de politie gesteld. Door politie Midden-Nederland is het resterende bedrag van€ 50,- ter beschikking gesteld.
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Bewijsoverweging feit 1 (gijzeling) en feit 3 (inz. wederrechtelijke vrijheidsberoving)
De rechtbank stelt voorop dat gijzeling in de zin van artikel 282a van het Wetboek van Strafrecht (Sr) inhoudt een opzettelijke wederrechtelijke vrijheidsberoving van iemand met het oogmerk om een ander te dwingen iets te doen of niet te doen. Er is sprake van wederrechtelijke vrijheidsberoving in een situatie waarin men – zonder dat de verdachte daartoe gerechtigd is – iemand doet verblijven op een plaats waarvan of waaruit die persoon zich niet op ieder gewenst ogenblik kan verwijderen. Van wederrechtelijke vrijheidsberoving kan, naast het geval dat het iemand tegen diens wil fysiek onmogelijk wordt gemaakt om zich te verplaatsen, onder bepaalde omstandigheden sprake zijn wanneer iemand zich als gevolg van geestelijke dwang niet vrij voelt te gaan en te staan waar hij wil, bijvoorbeeld als hij moet vrezen voor zijn leven wanneer hij een bepaalde plaats verlaat.
Op grond van de gebruikte bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat aangever [slachtoffer 1] wederrechtelijk van zijn vrijheid is beroofd en beroofd gehouden en dat zijn broer, zijn begeleider en uiteindelijk zijn vader werden gedwongen om geld te betalen. Als zij het geld niet zouden betalen, zou aangever worden gedood of uit het raam worden gegooid. De verklaring van [verdachte] dat aangever vrijwillig weg had kunnen gaan, acht de rechtbank ongeloofwaardig. Aangever is namelijk door [verdachte] mishandeld en geslagen met een knuppel. Bij de telefoongesprekken is aangever bedreigd met een mes. Op filmpjes is te zien dat aangever uitgekleed was en enkel zijn onderbroek en sokken nog aanhad. Aangever werd vervolgens geslagen en de verbalisant beschrijft dat aangever bij elke vuistslag of slag met de honkbalknuppel zijn ogen sloot en met zijn lichaam ineen kroop. De beelden zijn naar de broer en de begeleider van aangever gestuurd en zij zijn ook gebeld. Daarbij werd aangever bedreigd dat hij uit het raam zou worden gegooid of dood gemaakt zou worden als het geld niet zou worden gegeven. [verdachte] heeft door het creëren van een situatie van geweld en bedreiging met de dood aangever dusdanig veel angst aangejaagd, dat hij hem daarmee heeft belemmerd in zijn vrijheid om te gaan en staan waar hij wenste. Aangever heeft zich niet aan de intimiderende situatie kunnen onttrekken, vanwege het geweld, de vernederende toestand en de psychische druk die door [verdachte] op hem werd uitgeoefend, waardoor sprake is van een wederrechtelijke vrijheidsberoving. Die wederrechtelijke vrijheidsberoving is vervolgens door [verdachte] ingezet als drukmiddel met het oogmerk om de broer, de begeleider en uiteindelijk vader van aangever te dwingen een geldbedrag te betalen. De rechtbank acht het onder feit 1 ten laste gelegde en het onder 3 ten laste gelegde onderdeel wederrechtelijke vrijheidsberoving wettig en overtuigend bewezen. Het verweer van de raadsman wordt dan ook verworpen.
Bewijsmiddelen:Zaak 2: 16-335074-22, feiten 1 tot en met 4 [13]
1.
Aangever [slachtoffer 2] heeft op 23 december 2022 onder meer het volgende verklaard:
Op 23 december 2022, omstreeks 00.24 uur, nam ik de trein van Utrecht naar Hilversum. Ik zag vlakbij de WC vijf personen. [14]
Wij zijn gaan zitten in een coupe.
Verdachte 1 zat naast mij op een andere bank. Het gangpad zat tussen ons. Ik zag en voelde dat verdachte 1 op mijn bovenbeen sloeg. Hij deed dit met een open hand op mijn linker bovenbeen.
Ik zag en voelde dat verdachte 1, 2 en 3 daarop met zijn allen op mij sprongen. Ik zag en voelde dat ik twee klappen in mijn gezicht kreeg. Ik voelde dat ik geraakt werd op de rechterzijde van mijn neus en mijn lip. Ik voelde hier pijn van.
Ik bleef weg lopen van de verdachten. De jongens bleven naar mij toe komen.
Verdachte 1 bleef agressief tegen mij doen. Hij wilde mij steeds aanvallen. [15]
Ik zag ineens dat verdachte 1 een mes naast mij had. Het mes zat zeer dicht bij de linkerzijde van mijn middel. Ik zag dat hij een mes in zijn rechterhand vast had.
Ik weet dat er toen nog een gevecht plaatsvond tussen de verdachten en de omstander.
Ik weet dat de verdachten ook de omstander hebben geslagen. [16]
2. Aangever [slachtoffer 3] heeft op 23 december 2022 onder meer het volgende verklaard:
Op 23 december 2022, omstreeks 00.24 uur, pakte ik de trein van Utrecht centraal station naar Hilversum centraal station. [17]
Jongen 5 was het andere slachtoffer. Ik zag dat jongen 5 werd geslagen door jongen 1 en jongen 2. Ik weet niet hoe en hoe vaak er is geslagen. Ik zag wel dat jongen 1 de agressor was. Ik zag dat jongen 1 de hele tijd bleef slaan. Ik zag dat jongen 5 weg liep.
Ik zag dat jongen 1 tot en met 4 aan het duwen en trekken waren tegen jongen 5. Ik zag ook dat jongen 5 meerdere malen geslagen werd door hen. [18]
Toen ben ik al trekkend en duwend samen met jongen 1 tot en met 3 de trein uitgestapt. Buiten de trein ontstond een gevecht tussen mij en jongen 1 tot en met 3. Ik ben diverse keren door jongen 1 tot en met 3 geslagen. Zij sloegen mij met de vuist in mijn gezicht.
Ik ben samen met jongen 1 en jongen 3 ten val gekomen.
Ik voelde toen dat iemand mij met de vuist op de rechterkant van mijn gezicht sloeg. Daarna voelde ik dat ik nog diverse andere keren ben geslagen op mijn gezicht dan wel lichaam.
Ik zag dat jongen 1 rechts net iets achter mij stond. Ik hoorde dat jongen 1 zei: "ik ga je steken" en "ik ga je dood maken".
Ik zag dat jongen 1 vervolgens een mes pakte. Ik zag dat hij het mes openklapte. Ik zag dat jongen 1 meerdere zwaai bewegingen met het mes richting mij maakte. Ik zag dat dit op om en nabij één meter was.
De conducteur kwam eraan en heeft het mes van jongen 1 afgepakt. [19]
3.
[verdachte] heeft op de zitting van 14 juni 2024 onder meer het volgende verklaard: [20]
Ik zat op 23 december 2022 in de trein van Utrecht naar Hilversum. Ik was met drie andere jongens. We kwamen aangever [slachtoffer 2] tegen. Hij kwam erbij zitten. Ik sloeg hem op zijn bovenbeen. Ik heb hem bij zijn keel gegrepen. Ik ben de persoon op de beelden die een zwarte pet droeg.
4.
Uit het proces-verbaal van bevindingen over het uitlezen van de camerabeelden in de trein blijkt onder meer het volgende:
Kijkend naar de beelden en het lezen van de aangifte van [slachtoffer 2] , kan ik onder andere het volgende waarnemen en concluderen:
Verdachte [verdachte]
- Het opgegeven signalement 1 komt overeen met aangehouden verdachte [verdachte] . Ik zag namelijk dat deze een zwarte pet droeg, een staart in zijn haar had en een mager postuur had.
Op de beelden zag ik onder andere het volgende:
- Op een gegeven moment sloeg [verdachte] met kracht op het been van slachtoffer [slachtoffer 2]
- [verdachte] stond op en greep [slachtoffer 2] bij de keel
- De onbekend gebleven persoon sloeg hierop direct met kracht tegen het gezicht van [slachtoffer 2]
- Hierop greep [verdachte] slachtoffer [slachtoffer 2] wederom bij de keel en terwijl hij deze vast had gaf hij een vuistslag in het gezicht van [slachtoffer 2] . [21]
- Op een gegeven moment, als de trein het station nadert, komt slachtoffer 2, [slachtoffer 3] in beeld.
- Bij het uitstappen op het station door verdachten, zag ik dat de onbekend gebleven persoon slachtoffer [slachtoffer 3] een klap in het gezicht gaf [22]
5.
Getuige [getuige] (de conducteur) heeft op 23 december 2022 onder meer het volgende verklaard:
Op 23 december 2022, omstreeks 00:24 uur, vertrok de trein waar ik op dat moment in werkte, vanuit Utrecht. Toen de trein ter hoogte was van de Hollandse Rading zag ik een aantal jongeren die ruzie onderling hadden.
Ik liep door de trein en zag dat er een ruzie was tussen meerdere personen. Ik zag dat er geduwd en getrokken wordt. [23]
Toen de trein stil stond bij station Hilversum Sportpark, stapten de jongens allemaal uit. Ik zag dat de jongens vochten op het perron.
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Bewijsoverweging bij zaak 2 (16-335074-22)
De rechtbank acht de verklaring van aangever [slachtoffer 2] betrouwbaar en gebruikt deze voor het bewijs. De verklaring is gedetailleerd en direct na het incident afgelegd. De door hem geschetste gang van zaken wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen, te weten door de verklaring van de andere aangever, [slachtoffer 3] , de conducteur, [getuige] , en de bevindingen op grond van de camerabeelden
Zowel aangever [slachtoffer 2] als aangever [slachtoffer 3] verklaren dat verdachte, door hen omschreven als verdachte 1 respectievelijk jongen 1, een mes vasthad. De rechtbank komt daarom ook tot een bewezenverklaring van het onder 3 en 4 ten laste gelegde. Op grond van de hierboven vermelde bewijsmiddelen stelt de rechtbank verder vast dat verdachte – te weten jongen 1 – een significante en wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het onder 2 ten laste gelegde openlijke geweld tegen aangever [slachtoffer 3] .
Het verweer van de raadsman wordt verworpen.
Bewijsmiddelen:Zaak 3: 16-020468-23 [25]
1.
Uit een proces-verbaal van aangifte door verbalisant [hoofdagent] blijkt onder meer het volgende:
Ik doe aangifte van belediging van ambtenaar in functie. Ik was als hoofdagent werkzaam.
Op 21 januari 2023 was ik werkzaam in mijn functie en uitgemaakt om toezicht te houden in de horeca. Op diezelfde dag en datum, omstreeks 04.53 uur, was ik op de Groest ter hoogte van nummer [nummer] te Hilversum.
Wij hadden op dat moment een bekeuringsgesprek met een man.
Later bleek dit te zijn:
* [verdachte] , geboren op [1999] te [geboorteplaats] (Somalië).
Ik hoorde dat [verdachte] tegen mij zei: "Je kankermoeder!" [26]
2.
Uit een proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [hoofdagent] en [verbalisant 2] blijkt onder meer het volgende:
Op 21 januari 2023 waren wij, verbalisanten [verbalisant 2] en [hoofdagent] , belast met een nachtdienst voor het horeca gebied van Hilversum. Wij waren in uniform gekleed en herkenbaar als politie.
Wij hoorden [verdachte] toen 'je kankermoeder' zeggen terwijl hij in onze richting keek.
Door de uitspraken van [verdachte] voelde ik, verbalisant [hoofdagent] , mij in mijn eer en goede naam aangetast. [27]

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Zaak 1: 16-028448-23
feit 1
op 28 januari 2023 te Hilversum en Bussum
tezamen en in vereniging met een ander of anderen opzettelijk
[slachtoffer 1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden,
door
- voornoemde [slachtoffer 1] meermalen te slaan en te stompen in het gezicht en
- voornoemde [slachtoffer 1] meermalen met een knuppel tegen het lichaam te slaan en
- tegen voornoemde [slachtoffer 1] en [begeleider] en voornoemde [benadeelde 1] (via FaceTime en/of Snapchat en/of een toegestuurd filmpje) te zeggen dat voornoemde [slachtoffer 1] dood gemaakt zou worden en uit het raam gegooid zou worden als er geen geld betaald zou worden en
- een of meer filmpjes te maken en toe te sturen aan voornoemde [benadeelde 1] waarop voornoemde [slachtoffer 1] bebloed en gewond te zien is en waarbij verdachte voornoemde [slachtoffer 1] met een honkbalknuppel slaat en daarbij te zeggen dat er 300 euro betaald moest worden en dat dat geld bij station Bussum-Zuid neergelegd moest worden en
- voornoemde [slachtoffer 1] tegen zijn wil in een woning vast te houden en te voorkomen dat voornoemde [slachtoffer 1] weg zou gaan en
- voornoemde [slachtoffer 1] dreigend en of meer messen te tonen en (vervolgens) voornoemde [slachtoffer 1] tegen zijn wil in een busje, naar Bussum te brengen en te voorkomen dat voornoemde [slachtoffer 1] (intussen) weg zou gaan
met het oogmerk een ander, te weten [benadeelde 1] en [benadeelde 2] , te dwingen iets te doen, te weten het afgeven van 300 euro bij het station Bussum-Zuid;
feit 3
op 28 januari 2023 te Hilversum en Bussum
tezamen en in vereniging met een of meer anderen
met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [benadeelde 1] en [benadeelde 2] heeft gedwongen tot de afgifte van 300 euro, dat ten dele aan [benadeelde 2] toebehoorde, door
- voornoemde [slachtoffer 1] meermalen te slaan en te stompen in het gezicht en tegen het lichaam en
- voornoemde [slachtoffer 1] meermalen met een knuppel tegen het lichaam te slaan en
- tegen voornoemde [slachtoffer 1] en [begeleider] en voornoemde [benadeelde 1] (via FaceTime en/of Snapchat en/of een toegestuurd filmpje) te zeggen dat voornoemde [slachtoffer 1] dood gemaakt zou worden en uit het raam gegooid zou worden als er geen geld betaald zou worden, en
- een of meer filmpjes te maken en toe te sturen aan voornoemde [benadeelde 1] waarop voornoemde [slachtoffer 1] bebloed en gewond te zien is en waarbij verdachte voornoemde [slachtoffer 1] met een honkbalknuppel slaat en daarbij te zeggen dat er 300 euro betaald moest worden en dat dat geld bij station Bussum-Zuid neergelegd moest worden en
- voornoemde [slachtoffer 1] tegen zijn wil in een woning vast te houden en te voorkomen dat voornoemde [slachtoffer 1] weg zou gaan en
- voornoemde [slachtoffer 1] dreigend een of meer messen te tonen en (vervolgens) voornoemde [slachtoffer 1] tegen zijn wil in een busje naar Bussum te brengen en te voorkomen dat voornoemde [slachtoffer 1] (intussen) weg zou gaan;
Zaak 2: 16-335074-22
feit 1
op 23 december 2022, in het treintraject van Utrecht naar Hilversum, openlijk, te weten in een trein in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon te weten [slachtoffer 2] door
- die [slachtoffer 2] bij de keel te grijpen, en
- meerdere malen in het gezicht en/of op het lichaam van die [slachtoffer 2] te slaan;
feit 2
op 23 december 2022 te Hilversum openlijk, te weten op het perron, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon te weten [slachtoffer 3] door
- meerdere malen in het gezicht en tegen het lichaam van die [slachtoffer 3] te slaan en te stompen;
feit 3
op 23 december 2022, in het treintraject van Utrecht naar Hilversum [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door een mes vast te houden en te tonen aan die [slachtoffer 2] ;
feit 4
op 23 december 2022 te Hilversum, [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en door een mes vast te houden en (vervolgens) het mes open te klappen en (vervolgens) meerdere zwaaibewegingen met het mes in de richting van die [slachtoffer 3] te maken;
Zaak 3: 16-020468-23
op 21 januari 2023 te Hilversum opzettelijk een ambtenaar, te weten [hoofdagent] , hoofdagent bij de eenheid Midden-Nederland, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem de woorden toe te voegen: 'je kankermoeder'.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Zaak 1: 16-028448-23
Eendaadse samenloop van:
feit 1:medeplegen van gijzeling;
en
feit 3:afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
Zaak 2: 16-335074-22
feit 1, feit 2:telkens: openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
feit 3, feit 4: telkens: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
Zaak 3: 16-020468-23
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd [verdachte] ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 240 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 191 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering en
- een taakstraf van 200 uren, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 100 dagen hechtenis.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging vraagt de rechtbank om rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van [verdachte] . De verdediging acht een taakstraf van 240 uur, waarvan 120 uur voorwaardelijk passend.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
8.3.1.
De ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd
[verdachte] heeft zich op 28 januari 2023 samen met anderen schuldig gemaakt aan gijzeling en afpersing van slachtoffer [slachtoffer 1] . [verdachte] heeft slachtoffer in een woning mishandeld en hem bedreigd met een mes. Hij heeft door zijn handelswijze een vergaande inbreuk gemaakt op de lichamelijke en psychische integriteit van slachtoffer en hem gevoelens van angst en onveiligheid bezorgd. Ook moet het handelen van de verdachten voor het slachtoffer vernederend zijn geweest. Zo was het slachtoffer bijvoorbeeld uitgekleed tot aan zijn onderbroek, waarna hij werd gefilmd en met een knuppel werd geslagen. De situatie moet ook beangstigend zijn geweest voor de familie van het slachtoffer, die door de filmpjes en telefoongesprekken direct geconfronteerd werden met de gijzeling van hun broer en zoon, waardoor zij zich genoodzaakt voelden om geld te geven om hem vrij te krijgen.
Daarnaast heeft [verdachte] zich op 23 december 2022 samen met anderen schuldig gemaakt aan tweemaal openlijk geweld en tweemaal bedreiging van slachtoffers [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] . Slachtoffer [slachtoffer 2] is daarbij in de trein door [verdachte] bij de keel gegrepen en door [verdachte] en zijn mededaders geslagen en gestompt. Slachtoffer [slachtoffer 3] die bij de benarde situatie van [slachtoffer 2] in de trein probeerde in te grijpen is vervolgens door [verdachte] en zijn mededaders op het perron geslagen en gestompt. [verdachte] heeft beide
slachtoffers ook met een mes bedreigd. [verdachte] heeft met zijn handelen inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van beide slachtoffers. Door geweld te gebruiken in en bij een trein, waarin zich ook andere personen begaven, heeft hij niet alleen bij de slachtoffers van dit geweld, maar ook op de (toevallige) omstanders die hiervan getuige zijn gevoelens van angst en onveiligheid veroorzaakt. Dat rekent de rechtbank [verdachte] aan.
Ten slotte heeft [verdachte] zich schuldig gemaakt aan de belediging van een agent op 21 januari 2023 in Hilversum, door tegen hem te zeggen: “je kankermoeder”. Ook dit is een vervelend feit, omdat het plegen van dit feit een inbreuk maakt op het gezag van deze persoon en het respect dat hij verdient.
8.3.2.
De persoon van de verdachte
De rechtbank heeft gekeken naar het strafblad van [verdachte] van 2 mei 2024. Daaruit is gebleken dat [verdachte] eerder is veroordeeld voor vermogensdelicten. De rechtbank neemt dit in strafverzwarende zin mee.
De reclassering heeft op 5 januari 2024 een rapport over [verdachte] opgesteld. Daarin wordt beschreven dat hij ten tijde van het delict in zaak 1 (16-028448-23) onder invloed was. In 2021 is er bij hem een verstandelijke beperking vastgesteld. Het lukte hem niet om op een adequate manier met het conflict over het geld om te gaan. Daarnaast was hij omringd met vrienden die geen goede invloed op hem hadden. Inmiddels heeft hij het contact met hen verbroken. Sinds enige tijd ontvangt [verdachte] hulpverlening vanuit Kwintes, Inforsa en budgetbeheer. Vanuit hier wordt er gewerkt aan zijn schulden, het opbouwen van een structurele dagbesteding en aan zijn cannabisverslaving. Hij komt zijn afspraken hierover na en staat open voor de hulpverlening. Dit ziet de reclassering als een beschermende factor. Het voorzetten van de hulpverlening kan het gedrag van [verdachte] beïnvloeden en het risico op recidive verminderen. Bij een veroordeling adviseert de reclassering aan de rechtbank om een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden (1) meldplicht bij de reclassering, (2) ambulante behandeling, (3) contactverbod, (4) locatiegebod zonder EM, (5) dagbesteding en (6) meewerken aan schuldhulpverlening. Ten slotte geeft de reclassering aan dat [verdachte] mogelijk zijn woning verliest, als een gevangenisstraf wordt opgelegd.
8.3.3.
De strafoplegging
De rechtbank heeft acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Gelet op de ernst van de feiten (met name de gijzeling), dient een straf die vrijheidsbeneming met zich brengt te volgen.
De rechtbank zal een straf opleggen zoals voorgesteld door de officier van justitie. De rechtbank acht het in deze zaak in het kader van recidivebeperking namelijk van belang een zodanige straf op te leggen dat de maatschappij (en de verdachte) gebaat is bij de uitkomst van deze strafzaak en het verdere verloop van de toekomst van de verdachte. De verdachte krijgt op dit moment hulp en begeleiding en zal waarschijnlijk zijn woning kwijtraken als hij in detentie komt te zitten. De rechtbank zal daarom de verdachte niet terugsturen naar de gevangenis.
Alles overwegende legt de rechtbank op een gevangenisstraf van 240 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 191 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering.
Daarnaast legt de rechtbank op een taakstraf van 200 uren, te vervangen door 100 dagen hechtenis.

9.BESLAG

9.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de verdovende middelen onttrokken dienen te worden aan het verkeer. De jas dient te worden teruggegeven aan de rechthebbende. De messen dienen verbeurd te worden verklaard. Over de papieren zakken hoeft geen beslissing te worden genomen. Dit betreft een FO-beslag en kan door het Openbaar Ministerie zelf worden afgedaan.
9.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.
9.3.
Het oordeel van de rechtbank
Verbeurdverklaring
De rechtbank zal de in beslag genomen voorwerpen, te weten:
zaak 1: 16-028448-23
1 STK Mes (G3112139: GEKARTELD LEMMET, BORD 4)
1 STK Mes (G3112146: HAKMES ONDER MAT BESTUURDERSZIJDE)
1 STK Mes (G3112148: HAKMES ONDER MAT PASSAGIERSZIJDE)
zaak 2: 16-335074-22
1 STK Mes (G3094252)
verbeurd verklaren.
Met betrekking tot deze voorwerpen zijn de bewezen verklaarde feiten begaan.
Onttrekking aan het verkeer
De rechtbank zal de in beslag genomen voorwerpen, te weten:
zaak 1: 16-028448-23
1 STK Hashish (G3112196)
1 STK Verdovende Middelen (G3112152: WIKKEL MET WITTE BROKKEN ACHTER ZONNEKLEP BEST-ZIJDE
1 STK Verdovende Middelen (G3112154)
zaak 2: 16-335074-22
1 STK Hashish (G3094814)
onttrekken aan het verkeer.
Deze voorwerpen zijn van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang. De voorwerpen zijn bij gelegenheid van het onderzoek naar de door verdachte begane feiten aangetroffen. Deze voorwerpen kunnen dienen tot het begaan van soortgelijke misdrijven. Uit beide dossiers blijkt dat de verdachte ten tijde van het begaan van de feiten onder invloed van drugs was.
Teruggave aan verdachte
De rechtbank zal teruggave gelasten aan verdachte van het in beslag genomen voorwerp, te weten:
zaak 1: 16-028448-23
1 STK Jas (G3112138 omschrijving: LAG IN CABINE OP ZITBANK VAN VW).
Geen beslissing
De rechtbank zal geen beslissing nemen over de papieren zaken, omdat deze ten behoeve van het onderzoek door de politie zelf zijn verstrekt en daarom niet onder het beslag vallen.

10.BENADEELDE PARTIJ

Zaak 1: 16-028448-23
[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 6.000,-. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade, ten gevolge van de aan verdachte ten laste gelegde feiten.
Zaak 2: 16-335074-22
[slachtoffer 2] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van
€ 450,-. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder feit 1 en feit 3 ten laste gelegde.
10.1
Het standpunt van de officier van justitie
Zaak 1: 16-028448-23
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij hoofdelijk toe te wijzen, met daarbij de gevorderde wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Zaak 2: 16-335074-22
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij hoofdelijk toe te wijzen, met daarbij de gevorderde wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
10.2
Het standpunt van de verdediging
Zaak 1: 16-028448-23
De raadsman stelt zich primair op het standpunt dat de vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, gelet op de gevorderde vrijspraak. Subsidiair stelt de raadsman zich op het standpunt dat de vordering aanzienlijk dient te worden gematigd.
Zaak 2: 16-335074-22
De raadsman stelt zich primair op het standpunt dat de schadevergoeding niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, gelet op de gevorderde vrijspraak. Subsidiair stelt de raadsman zich op het standpunt dat een bedrag van € 250,- euro redelijk is, aangezien de benadeelde partij niet aangeeft dat het mes bedreigend is gebruikt en hij zich daardoor extra bedreigd heeft gevoeld.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
Zaak 1: 16-028448-23, feit 1 en feit 3
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij [slachtoffer 1] rechtstreeks immateriële schade heeft geleden door de bewezen verklaarde feiten. Gelet op het letsel van [slachtoffer 1] , de gevolgen die dat voor hem heeft gehad, de impact van de bewezen verklaarde feiten op [slachtoffer 1] en de in vergelijkbare gevallen door rechters in Nederland toegewezen schadevergoeding, acht de rechtbank een vergoeding van € 2.500,- billijk.
De rechtbank zal daarom de vordering tot het bedrag van € 2.500,- toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 28 januari 2023 tot de dag van volledige betaling.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige in zijn vordering niet-ontvankelijk verklaren.
De rechtbank stelt vast dat verdachte de bewezen verklaarde feiten samen met anderen heeft gepleegd. Verdachte is daarom voor de geleden immateriële schade ter hoogte van € 2.500,- naar burgerlijk recht met zijn mededaders hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer 1] aan verdachte de hoofdelijke verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van
€ 2.500,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 28 januari 2023 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 35 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
Zaak 2: 16-335074-22, feit 1 en feit 3
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij [slachtoffer 2] rechtstreeks immateriële schade heeft geleden door de bewezen verklaarde feiten. De vordering is goed onderbouwd en de rechtbank acht het gevorderde bedrag – mede gelet op de toegewezen vorderingen in vergelijkbare zaken – billijk.
De rechtbank wijst de vordering van € 450,- aan immateriële schade toe, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 23 december 2022.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer 2] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 450,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 23 december 2022. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 9 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 33, 33a, 36b, 36c, 36f, 47, 55, 57, 141, 285, 266, 267, 282a en 317 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het in de zaak met parketnummer 16-028448-23 onder feit 2 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het in de zaak met parketnummer 16-028448-23 onder feit 1 en feit 3 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het in de zaak met parketnummer 16-335074-22 feit 1 tot en met feit 4 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het in de zaak met parketnummer 16-020468-23 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 240 dagen;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht (
49 dagen);
- bepaalt dat van de 240 dagen gevangenisstraf een gedeelte
van 191 dagen, nietzal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van
twee (2) jarenvast;
Van rechtswege gelden de voorwaarden dat de verdachte gedurende de proeftijd:
  • zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit nodig acht, daaronder begrepen.
De rechtbank stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte gedurende de proeftijd:
  • zich de eerstvolgende werkdag na de uitspraak van het vonnis meldt bij Reclassering Nederland, op het adres Zwarte Woud 2 in Utrecht. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt en hij houdt zich daarbij aan de aanwijzingen die deze instantie hem geeft;
  • zich laat behandelen door Inforsa of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. De verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
  • zich laat begeleiden door Kwintes of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De begeleiding duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. De verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de begeleiding.
  • op geen enkele wijze – direct of indirect – contact heeft of zoekt met [slachtoffer 1] (geboren op [2003] ), zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt. De politie houdt hierop toezicht;
  • gedurende het toezicht op vooraf vastgestelde tijdstippen aanwezig is op het verblijfadres, zolang de reclassering dit nodig acht. De reclassering stelt de precieze tijdstippen vast in overleg met de verdachte en mede afhankelijk van de dagbesteding. Er is geen sprake van elektronische monitoring;
Het huidige verblijfadres is [adres] [woonplaats] . Een ander adres voor het locatiegebod is alleen mogelijk als de reclassering daarvoor toestemming geeft. De politie handhaaft het locatiegebod. Het Openbaar Ministerie kan op verzoek van de reclassering de genoemde bloktijden veranderen of het locatiegebod laten vervallen;
  • zich inspant voor het vinden en behouden van een zinvolle dagbesteding of betaald werk met een vaste structuur;
  • meewerkt aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. De verdachte geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden, met uitzondering van het contact- en locatiegebod, en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf van 200 uren;
- beveelt dat voor het geval de verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door
100 dagen hechtenis;
Voorlopige hechtenis
- heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis;
Beslag
- verklaart de volgende voorwerpen
verbeurd:
zaak 1: 16-028448-23
  • 1 STK Mes (G3112139)
  • 1 STK Mes (G3112146)
  • 1 STK Mes (G3112148)
zaak 2: 16-335074-22
1 STK Mes (G3094252)
- verklaart de volgende voorwerpen
onttrokken aan het verkeer:
zaak 1: 16-028448-23
  • 1 STK Hashish (G3112196)
  • 1 STK Verdovende Middelen (G3112152)
  • 1 STK Verdovende Middelen (G3112154)
zaak 2: 16-335074-22
1 STK Hashish (G3094814)
- gelast
de teruggaveaan verdachte van het volgende voorwerp:
zaak 1: 16-028448-23
1 STK Jas (G3112138).
Zaak 1: 16-028448-23, feit 1 en feit 3
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
  • wijst de vordering van [slachtoffer 1] gedeeltelijk toe tot een bedrag van
  • veroordeelt verdachte
  • verklaart [slachtoffer 1] voor wat betreft het meer gevorderde
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Zaak 2: 16-335074-22, feit 1 en feit 3
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
  • wijst de vordering van [slachtoffer 2] toe tot een bedrag
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer 2] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 2] aan de Staat € 450,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 december 2022 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met
  • verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde partij bevrijd voorzover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.M.H. van Ek, voorzitter, mr. L.M.G. de Weerd en mr. H.M. Vos, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L. Visser, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 28 juni 2024.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan [verdachte] wordt ten laste gelegd dat:
Zaak 1: 16-028448-23
feit 1
hij, op of omstreeks 28 januari 2023 te Hilversum en/of Bussum, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk
[slachtoffer 1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft/hebben beroofd en/of beroofd gehouden,
door
- voornoemde [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal, te slaan en/of te
stompen en/of schoppen en/of te trappen in/tegen het gezicht en/of het lichaam
en/of
- voornoemde [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal, met een knuppel,
althans een hard voorwerp, tegen het lichaam te slaan en/of
- tegen voornoemde [slachtoffer 1] en/of [begeleider] en/of voornoemde [benadeelde 1]
(via FaceTime en/of Snapchat en/of een toegestuurd filmpje) te zeggen dat
voornoemde [slachtoffer 1] dood gemaakt zou worden en/of uit het raam gegooid
zou worden als er geen geld betaald zou worden, althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking en/of
- een of meer filmpjes te maken en/of toe te sturen aan voornoemde [benadeelde 1]
en/of [begeleider] waarop voornoemde [slachtoffer 1] bebloed en/of gewond te zien
is en/of waarbij verdachte(n) voornoemde [slachtoffer 1] met een honkbalknuppel,
althans een hard voorwerp aantikken en/of slaan en/of stompen en/of daarbij te
zeggen dat er 400 euro, althans enig geldbedrag, betaald moest worden en/of dat
dat geld in een tasje gedaan moest worden en/of dat dat geld bij station
Bussum-Zuid neergelegd moest worden en/of
- voornoemde [slachtoffer 1] tegen zijn wil in een woning vast te houden en/of te
voorkomen dat voornoemde [slachtoffer 1] weg zou gaan en/of
- voornoemde [slachtoffer 1] dreigend een of meer messen te tonen en/of
(vervolgens)voornoemde [slachtoffer 1] tegen zijn wil in een busje, althans een
voertuig, naar Bussum te brengen en/of te voorkomen dat voornoemde [slachtoffer 1]
(intussen) weg zou gaan met het oogmerk een ander, te weten [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] ,
te dwingen iets te doen of niet te doen, te weten het afgeven/neerleggen van 300
euro, althans enig geldbedrag bij het station Bussum-Zuid
(art 282a lid 1 Wetboek van Strafrecht)
feit 2
hij, op of omstreeks 28 januari 2023 te Hilversum en/of Bussum, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
300 euro, althans een geldbedrag, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele
aan [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] , in elk geval aan een ander dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het
oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd
voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld
tegen [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of
gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere
deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van
het gestolene te verzekeren, door
-voornoemde [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal, te slaan en/of te stompen
en/of schoppen en/of te trappen in/tegen het gezicht en/of het lichaam en/of
-voornoemde [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal, met een knuppel, althans
een hard voorwerp, tegen het lichaam te slaan en/of
- tegen voornoemde [slachtoffer 1] en/ of [begeleider] en/of voornoemde [benadeelde 1]
(via FaceTime en/of Snapchat en/of een toegestuurd filmpje) te zeggen dat
voornoemde [slachtoffer 1] dood gemaakt zou worden en/of uit het raam gegooid
zou worden als er geen geld betaald zou worden, althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking en/of
- een of meer filmpjes te maken en/of toe te sturen aan voornoemde [benadeelde 1]
en/of [begeleider] waarop voornoemde [slachtoffer 1] bebloed en/of gewond te zien
is en/of waarbij verdachte(n) voornoemde [slachtoffer 1] met een honkbalknuppel,
althans een hard voorwerp aantikken en/of slaan en/of stompen en/of daarbij te
zeggen dat er 400 euro, althans enig geldbedrag, betaald moest worden en/of dat
dat geld in een tasje gedaan moest worden en/of dat dat geld bij station
Bussum-Zuid neergelegd moest worden en/of
- voornoemde [slachtoffer 1] tegen zijn wil in een woning vast te houden en/of te
voorkomen dat voornoemde [slachtoffer 1] weg zou gaan en/of
- voornoemde [slachtoffer 1] dreigend een of meer messen te tonen en/of
(vervolgens)voornoemde [slachtoffer 1] tegen zijn wil in een busje, althans een
voertuig, naar Bussum te brengen en/of te voorkomen dat voornoemde [slachtoffer 1]
(intussen) weg zou gaan;
(art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2
ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht)
feit 3
hij, op of omstreeks 28 januari 2023 te Hilversum en/of Bussum, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door
geweld en/of bedreiging met geweld [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] heeft gedwongen tot de afgifte van goed, in elk geval enig 300 euro, althans een geldbedrag, dat geheel of ten dele aan die [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] toebehoorde, door
-voornoemde [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal, te slaan en/of te stompen
en/of schoppen en/of te trappen in/tegen het gezicht en/of het lichaam en/of
-voornoemde [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal, met een knuppel, althans
een hard voorwerp, tegen het lichaam te slaan en/of
- tegen voornoemde [slachtoffer 1] en/ of [begeleider] en/of voornoemde [benadeelde 1]
(via FaceTime en/of Snapchat en/of een toegestuurd filmpje) te zeggen dat
voornoemde [slachtoffer 1] dood gemaakt zou worden en/of uit het raam gegooid
zou worden als er geen geld betaald zou worden, althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking en/of
- een of meer filmpjes te maken en/of toe te sturen aan voornoemde [benadeelde 1]
en/of [begeleider] waarop voornoemde [slachtoffer 1] bebloed en/of gewond te zien
is en/of waarbij verdachte(n) voornoemde [slachtoffer 1] met een honkbalknuppel,
althans een hard voorwerp aantikken en/of slaan en/of stompen en/of daarbij te
zeggen dat er 400 euro, althans enig geldbedrag, betaald moest worden en/of dat
dat geld in een tasje gedaan moest worden en/of dat dat geld bij station
Bussum-Zuid neergelegd moest worden en/of
- voornoemde [slachtoffer 1] tegen zijn wil in een woning vast te houden en/of te
voorkomen dat voornoemde [slachtoffer 1] weg zou gaan en/of
- voornoemde [slachtoffer 1] dreigend een of meer messen te tonen en/of
(vervolgens) voornoemde [slachtoffer 1] tegen zijn wil in een busje, althans een
voertuig, naar Bussum te brengen en/of te voorkomen dat voornoemde [slachtoffer 1]
(intussen) weg zou gaan;
(art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht,
art 317 lid 3 Wetboek van Strafrecht)
Zaak 2: 16-335074-22
feit 1
hij op of omstreeks 23 december 2022, in het treintraject van Utrecht naar Hilversum, althans in Nederland, openlijk, te weten in een trein, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon en/of een goed te weten [slachtoffer 2] door
- die [slachtoffer 2] bij de keel te grijpen, en/of
- meerdere malen in/op/tegen het gezicht en/of het lichaam van die [slachtoffer 2] te slaan en/of te stompen;
(art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
feit 2
hij op of omstreeks 23 december 2022 te Hilversum, althans in Nederland, openlijk, te weten, in een trein en/of op het perron, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon en/of een goed te weten [slachtoffer 3] door
- meerdere malen in/op/tegen het gezicht en/of het lichaam van die [slachtoffer 3] te slaan en/of te stompen;
(art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
feit 3
hij op of omstreeks 23 december 2022, in het treintraject van Utrecht naar Hilversum, althans in Nederland, [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door een mes vast te houden en te tonen aan die [slachtoffer 2] ;
(art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
feit 4
hij op of omstreeks 23 december 2022 te Hilversum, althans in Nederland, [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door een mes vast te houden en/of (vervolgens) het mes open te klappen en/of
(vervolgens) meerdere zwaaibewegingen met het mes in de richting van die [slachtoffer 3] te maken;
(art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
Zaak 3: 16-020468-23
hij op of omstreeks 21 januari 2023 te Hilversum opzettelijk een ambtenaar, te weten [hoofdagent] , hoofdagent bij de eenheid Midden-Nederland, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar bediening, in zijn/haar tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem/haar de woorden toe te voegen: 'je kankermoeder', althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
(art 266 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 267 lid 1 ahf/sub 2° Wetboek van Strafrecht)

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 21 juni 2023, genaamd onderzoek Gumpert / MD2R023011, opgemaakt door Districtrecherche Gooi en Vechtstreek (Midden-Nederland), doorgenummerd pagina 1 tot en met 329. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 195.
3.Pagina 196.
4.De verklaring van de verdachte in het proces-verbaal ter terechtzitting van 14 juni 2024.
5.Pagina 226.
6.Pagina 228.
7.Pagina 28.
8.Pagina 29.
9.Pagina 259.
10.Pagina 260.
11.Pagina 24-25.
12.Een los in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 26 september 2023.
13.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 10 januari 2023, genummerd PL0900-2022380294, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 93. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
14.Pagina 16.
15.Pagina 17.
16.Pagina 18.
17.Pagina 8.
18.Pagina 9.
19.Pagina 10.
20.De verklaring van de verdachte in het proces-verbaal ter terechtzitting van 14 juni 2024.
21.Pagina 65.
22.Pagina 66.
23.Pagina 26.
24.Pagina 27.
25.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 21 januari 2023, genummerd PL0900-2023020977, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 24. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
26.Pagina 5.
27.Pagina 8.