4.3Het oordeel van de rechtbank
Zaak 1: 16-028448-23, feit 2
De rechtbank is – net als de officier van justitie en de verdediging – van oordeel dat geen sprake is van diefstal in de zin van artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht. Uit het dossier is niet gebleken dat goederen of geld door [verdachte] of (een van) de medeverdachten zijn weggenomen. De rechtbank spreekt [verdachte] dan ook vrij voor feit 2.
Bewijsmiddelen:Zaak 1: 16-028448-23, feit 1 en feit 3
1.
Aangever [slachtoffer 1] heeft op 14 februari 2023 onder meer het volgende verklaard:
Op vrijdag 27 januari 2023 ben ik wezen stappen in Hilversum. Na het stappen kwam ik wat mensen tegen en ben ik met die mensen meegegaan naar een huis in [woonplaats] .
Ik ken ze alleen onder hun bijnamen: [bijnaam medeverdachte 1] , [bijnaam 1 verdachte] en [bijnaam medeverdachte 2] .
In dat huis kreeg ik toen klappen. Ik kreeg klappen met een honkbalknuppel en met vuisten, ik kreeg de klappen van [bijnaam 1 verdachte] .
Maar plotseling werd ik gegijzeld en moest ik mensen bellen om die 300 euro te regelen. [bijnaam 1 verdachte] was de eerste die tegen mij zei: "ik wil geld zien!".
Ik heb gebeld met mijn begeleider [begeleider]
(de rechtbank begrijpt: [begeleider] ). [begeleider] kon mij niet helpen. [bijnaam 1 verdachte] heeft tegen [begeleider] gezegd door de telefoon dat als er geen geld zou komen ik uit het raam zou worden gegooid.
De verbinding werd verbroken en toen heb ik zelf mijn broertje (
de rechtbank begrijpt [benadeelde 1]) gebeld. Ik zei tegen hem dat ik 300 euro nodig had. [bijnaam 1 verdachte] zei tegen mij dat ik tegen mijn broertje moest zeggen dat ik een schuld had. Mijn broertje belde ik via de telefoon van [bijnaam 1 verdachte] .
Mijn broertje zei dat hij die 300 euro zou gaan regelen. Bij alle telefoongesprekken werd ik bedreigd met een mes. Dat deed [bijnaam 1 verdachte] . [bijnaam 1 verdachte] had dat mes steeds in zijn handen. De honkbalknuppel werd steeds gebruikt door [bijnaam 1 verdachte] . Hij sloeg mij diverse keren op mijn been. Ook heeft [bijnaam 1 verdachte] de honkbalknuppel tegen mijn hoofd geduwd. En met z'n vuisten heeft [bijnaam 1 verdachte] mij een blauw oog geslagen. Ik voelde door al die klappen veel pijn.
Ik ben toen samen met [bijnaam 1 verdachte] , [bijnaam medeverdachte 2] en [bijnaam medeverdachte 1] naar de bus buiten gelopen. We zijn in de bus gestapt. [bijnaam medeverdachte 1] reed, [bijnaam medeverdachte 2] zat daarnaast. En ik zat samen met [bijnaam 1 verdachte] achterin de bus. [bijnaam 1 verdachte] liet daarbij steeds het mes zien. [bijnaam 1 verdachte] zei ook tegen mij dat ik geen verkeerde beweging moest maken, want anders zou hij het mes pakken.
We zijn toen naar het station in Bussum gereden.
Bij het station stopte de bus en liep [bijnaam medeverdachte 2] uit de bus en liep hij naar een groen huisje en een fietsenstalling daarnaast. Daar pakte hij een tasje en in de bus keek [bijnaam medeverdachte 2] of er geld in zat.
2.
[verdachte] heeft op de terechtzitting van 14 juni 2024 onder meer het volgende verklaard:
Ik was op 28 januari 2023 met meerdere mensen in de woning van [A] in [woonplaats] . [slachtoffer 1]
(de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 1] )was daar ook. Ik kreeg ruzie met [slachtoffer 1] , omdat ik nog geld van hem kreeg. Het ging om 300 euro. Ik vroeg aan hem waar mijn geld was. Hij zei dat hij het geld niet had en toen heb ik hem geslagen. Ik zei dat ik mijn geld wilde hebben. Ik had een honkbalknuppel en daarmee heb ik hem op zijn benen geslagen. We zijn toen het geld gaan ophalen bij het station Bussum-Zuid. Ik zat met [slachtoffer 1] achterin.
3.
De medeverdachte [medeverdachte] heeft bij de politie op 22 februari 2023 onder meer het volgende verklaard:
(V= vraag en A= antwoord)
A: Op 28 januari 203 kregen in de woning van [A] [bijnaam 2 verdachte] en [slachtoffer 1] een conflict.
V: Wie is [bijnaam 2 verdachte] .
Noot verbalisanten: Verbalisanten tonen foto’s van verdachten.
A: [bijnaam 2 verdachte] is [verdachte] .
V: Heb hij een mes gezien?
A: Ja.
V: Wie had het mes in zijn handen?
A: Volgens mij had [bijnaam 2 verdachte] alleen een mes.
V: Heb jij zelf nog een mes gehad?
A: Toen we geld gingen ophalen hadden we alle drie een mes meegenomen.
A: [bijnaam 2 verdachte] zat met [slachtoffer 1] achterin.
4.
Uit een proces-verbaal van bevindingen over verklaringen van de broer en begeleider van aangever op 28 januari 2023 blijkt onder meer het volgende:
Op 28 januari 2023 kregen wij, verbalisanten, de opdracht om te gaan naar de [adres] in [woonplaats] . Meldster zou hebben ingebeld dat haar zoon ontvoerd zou worden. Haar zoon bleek ons later te zijn: [slachtoffer 1] .
Verklaring [benadeelde 1]
(de rechtbank begrijpt: [benadeelde 1] )
"Ik word vandaag sinds 11.12 uur continu gebeld via snapchat. Ik word gebeld via het snapchat account van mijn broer [slachtoffer 1] .
Ik heb ook een snapchatfilmpje ontvangen waarop [slachtoffer 1] te zien is. Hij zit op de grond en er ligt een witte doek naast hem met bloed.
Ik word constant gebeld dat ik geld moet pinnen. Het gaat om een bedrag van 250 euro. Ik moet het geld brengen naar station Bussum Zuid. Als ik dat niet doe maken ze hem dood. "
Terwijl wij ter plaatse waren, werd er meerdere malen via snapchat contact gezocht met [benadeelde 1] . Wij zagen dat [benadeelde 1] de gesprekken aannam.
Er werd vervolgens een tweede keer gebeld en wij hoorden de mannen aan de andere kant van de lijn zeggen: Bro, ik ga jou 1 ding zeggen. Als mannen komen, Wollah, hij gaat doodgemaakt worden.
Telefoongesprek begeleider van [slachtoffer 1]
(de rechtbank begrijpt: [begeleider] )
"Vandaag om 10.37 uur werd ik gebeld door het telefoonnummer van [slachtoffer 1] . Hij bleef maar bellen en uiteindelijk werd ik gefacetimed.
Ik zag en hoorde [slachtoffer 1] . Ik had het idee dat hij in een woning zat. Ik zag dat hij onder het bloed zat. Ik zag en hoorde dat er andere mannen te horen waren. Ik hoorde ze zeggen dat ze [slachtoffer 1] zouden doodmaken.”
5.
Uit een proces-verbaal van bevindingen van het uitlezen van een filmpje op de telefoon van [verdachte] blijkt onder meer het volgende:
In de mobiele telefoon, behorende bij de verdachte [verdachte] , stond een filmopname waarop het slachtoffer [slachtoffer 1] mishandeld werd.
Ik, verbalisant, [verbalisant 1] , bekeek de filmopname. Ik herkende op de filmopname het slachtoffer [slachtoffer 1] . Ik zag dat hij gedeeltelijk ontkleed was en enkel zijn boxershort en sokken droeg.
Ik zag dat de ogen van het slachtoffer wijd opengesperd stonden. Ik zag vervolgens linksonder in het beeld een honkbalknuppel in beeld verschijnen. Ik zag dat de honkbalknuppel horizontaal naar voren gericht bewoog in de richting van het slachtoffer. Ik zag dat de punt van de honkbalknuppel het linker bovenbeen raakte van het slachtoffer.
Ik zag dat de honkbalknuppel nog twee keer op bovengenoemde wijze tegen het linker bovenbeen van het slachtoffer werd aangedrukt.
Ik zag dat de verdachte met kracht de honkbalknuppel van boven naar beneden met een diagonale slag de linker bovenarm raakte van het slachtoffer.
Ik zag direct hierna dat de verdachte met zijn vlakke hand een harde klap gaf tegen de rechterwang van het slachtoffer.
Ik zag vervolgens dat de verdachte tweemaal met zijn vlakke hand sloeg, ditmaal tegen het slachtoffer zijn linkerwang aan.
Ik zag dat het slachtoffer bij iedere vuistslag of slag met de honkbalknuppel zijn ogen sloot en hij met zijn lichaam ineen kroop.
6.
Uit de aangifte van [benadeelde 2] blijkt onder meer het volgende:
Ik doe aangifte van afdreiging dan wel afpersing. Ik ben de vader van [slachtoffer 1] .
Op zaterdag 28 januari 2023 omstreeks 12:00 uur heeft [slachtoffer 1] tegen mijn andere zoon [benadeelde 1] via snapchat gezegd dat hij 250 euro moest overhandigen om hem uit de brand te helpen. Omstreeks 12:05 uur werd mijn zoon [benadeelde 1] voor de tweede keer benaderd door mijn andere zoon [slachtoffer 1] via snapchat. Ik hoorde [slachtoffer 1] zeggen: "Ik heb 300 euro nodig". Hierna hoorde ik [slachtoffer 1] zeggen: "Het geld moet naar Bussum zuid of naar Naarden Bussum
gebracht worden door [benadeelde 1] ". Op het heb bureau het ik 250 euro gegeven aan uw collega. Ik heb hiervoor een kwitantie gekregen.
7.
Uit het proces-verbaal van bevindingen over de verdeling van het losgeld van
€ 300,- blijkt het volgende.
Door de vader van het slachtoffer is een bedrag van € 250,- ter beschikking aan de politie gesteld. Door politie Midden-Nederland is het resterende bedrag van€ 50,- ter beschikking gesteld.
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Bewijsoverweging feit 1 (gijzeling) en feit 3 (inz. wederrechtelijke vrijheidsberoving)
De rechtbank stelt voorop dat gijzeling in de zin van artikel 282a van het Wetboek van Strafrecht (Sr) inhoudt een opzettelijke wederrechtelijke vrijheidsberoving van iemand met het oogmerk om een ander te dwingen iets te doen of niet te doen. Er is sprake van wederrechtelijke vrijheidsberoving in een situatie waarin men – zonder dat de verdachte daartoe gerechtigd is – iemand doet verblijven op een plaats waarvan of waaruit die persoon zich niet op ieder gewenst ogenblik kan verwijderen. Van wederrechtelijke vrijheidsberoving kan, naast het geval dat het iemand tegen diens wil fysiek onmogelijk wordt gemaakt om zich te verplaatsen, onder bepaalde omstandigheden sprake zijn wanneer iemand zich als gevolg van geestelijke dwang niet vrij voelt te gaan en te staan waar hij wil, bijvoorbeeld als hij moet vrezen voor zijn leven wanneer hij een bepaalde plaats verlaat.
Op grond van de gebruikte bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat aangever [slachtoffer 1] wederrechtelijk van zijn vrijheid is beroofd en beroofd gehouden en dat zijn broer, zijn begeleider en uiteindelijk zijn vader werden gedwongen om geld te betalen. Als zij het geld niet zouden betalen, zou aangever worden gedood of uit het raam worden gegooid. De verklaring van [verdachte] dat aangever vrijwillig weg had kunnen gaan, acht de rechtbank ongeloofwaardig. Aangever is namelijk door [verdachte] mishandeld en geslagen met een knuppel. Bij de telefoongesprekken is aangever bedreigd met een mes. Op filmpjes is te zien dat aangever uitgekleed was en enkel zijn onderbroek en sokken nog aanhad. Aangever werd vervolgens geslagen en de verbalisant beschrijft dat aangever bij elke vuistslag of slag met de honkbalknuppel zijn ogen sloot en met zijn lichaam ineen kroop. De beelden zijn naar de broer en de begeleider van aangever gestuurd en zij zijn ook gebeld. Daarbij werd aangever bedreigd dat hij uit het raam zou worden gegooid of dood gemaakt zou worden als het geld niet zou worden gegeven. [verdachte] heeft door het creëren van een situatie van geweld en bedreiging met de dood aangever dusdanig veel angst aangejaagd, dat hij hem daarmee heeft belemmerd in zijn vrijheid om te gaan en staan waar hij wenste. Aangever heeft zich niet aan de intimiderende situatie kunnen onttrekken, vanwege het geweld, de vernederende toestand en de psychische druk die door [verdachte] op hem werd uitgeoefend, waardoor sprake is van een wederrechtelijke vrijheidsberoving. Die wederrechtelijke vrijheidsberoving is vervolgens door [verdachte] ingezet als drukmiddel met het oogmerk om de broer, de begeleider en uiteindelijk vader van aangever te dwingen een geldbedrag te betalen. De rechtbank acht het onder feit 1 ten laste gelegde en het onder 3 ten laste gelegde onderdeel wederrechtelijke vrijheidsberoving wettig en overtuigend bewezen. Het verweer van de raadsman wordt dan ook verworpen.
Bewijsmiddelen:Zaak 2: 16-335074-22, feiten 1 tot en met 4
1.
Aangever [slachtoffer 2] heeft op 23 december 2022 onder meer het volgende verklaard:
Op 23 december 2022, omstreeks 00.24 uur, nam ik de trein van Utrecht naar Hilversum. Ik zag vlakbij de WC vijf personen.
Wij zijn gaan zitten in een coupe.
Verdachte 1 zat naast mij op een andere bank. Het gangpad zat tussen ons. Ik zag en voelde dat verdachte 1 op mijn bovenbeen sloeg. Hij deed dit met een open hand op mijn linker bovenbeen.
Ik zag en voelde dat verdachte 1, 2 en 3 daarop met zijn allen op mij sprongen. Ik zag en voelde dat ik twee klappen in mijn gezicht kreeg. Ik voelde dat ik geraakt werd op de rechterzijde van mijn neus en mijn lip. Ik voelde hier pijn van.
Ik bleef weg lopen van de verdachten. De jongens bleven naar mij toe komen.
Verdachte 1 bleef agressief tegen mij doen. Hij wilde mij steeds aanvallen.
Ik zag ineens dat verdachte 1 een mes naast mij had. Het mes zat zeer dicht bij de linkerzijde van mijn middel. Ik zag dat hij een mes in zijn rechterhand vast had.
Ik weet dat er toen nog een gevecht plaatsvond tussen de verdachten en de omstander.
Ik weet dat de verdachten ook de omstander hebben geslagen.
2. Aangever [slachtoffer 3] heeft op 23 december 2022 onder meer het volgende verklaard:
Op 23 december 2022, omstreeks 00.24 uur, pakte ik de trein van Utrecht centraal station naar Hilversum centraal station.
Jongen 5 was het andere slachtoffer. Ik zag dat jongen 5 werd geslagen door jongen 1 en jongen 2. Ik weet niet hoe en hoe vaak er is geslagen. Ik zag wel dat jongen 1 de agressor was. Ik zag dat jongen 1 de hele tijd bleef slaan. Ik zag dat jongen 5 weg liep.
Ik zag dat jongen 1 tot en met 4 aan het duwen en trekken waren tegen jongen 5. Ik zag ook dat jongen 5 meerdere malen geslagen werd door hen.
Toen ben ik al trekkend en duwend samen met jongen 1 tot en met 3 de trein uitgestapt. Buiten de trein ontstond een gevecht tussen mij en jongen 1 tot en met 3. Ik ben diverse keren door jongen 1 tot en met 3 geslagen. Zij sloegen mij met de vuist in mijn gezicht.
Ik ben samen met jongen 1 en jongen 3 ten val gekomen.
Ik voelde toen dat iemand mij met de vuist op de rechterkant van mijn gezicht sloeg. Daarna voelde ik dat ik nog diverse andere keren ben geslagen op mijn gezicht dan wel lichaam.
Ik zag dat jongen 1 rechts net iets achter mij stond. Ik hoorde dat jongen 1 zei: "ik ga je steken" en "ik ga je dood maken".
Ik zag dat jongen 1 vervolgens een mes pakte. Ik zag dat hij het mes openklapte. Ik zag dat jongen 1 meerdere zwaai bewegingen met het mes richting mij maakte. Ik zag dat dit op om en nabij één meter was.
De conducteur kwam eraan en heeft het mes van jongen 1 afgepakt.
3.
[verdachte] heeft op de zitting van 14 juni 2024 onder meer het volgende verklaard:
Ik zat op 23 december 2022 in de trein van Utrecht naar Hilversum. Ik was met drie andere jongens. We kwamen aangever [slachtoffer 2] tegen. Hij kwam erbij zitten. Ik sloeg hem op zijn bovenbeen. Ik heb hem bij zijn keel gegrepen. Ik ben de persoon op de beelden die een zwarte pet droeg.
4.
Uit het proces-verbaal van bevindingen over het uitlezen van de camerabeelden in de trein blijkt onder meer het volgende:
Kijkend naar de beelden en het lezen van de aangifte van [slachtoffer 2] , kan ik onder andere het volgende waarnemen en concluderen:
Verdachte [verdachte]
- Het opgegeven signalement 1 komt overeen met aangehouden verdachte [verdachte] . Ik zag namelijk dat deze een zwarte pet droeg, een staart in zijn haar had en een mager postuur had.
Op de beelden zag ik onder andere het volgende:
- Op een gegeven moment sloeg [verdachte] met kracht op het been van slachtoffer [slachtoffer 2]
- [verdachte] stond op en greep [slachtoffer 2] bij de keel
- De onbekend gebleven persoon sloeg hierop direct met kracht tegen het gezicht van [slachtoffer 2]
- Hierop greep [verdachte] slachtoffer [slachtoffer 2] wederom bij de keel en terwijl hij deze vast had gaf hij een vuistslag in het gezicht van [slachtoffer 2] .
- Op een gegeven moment, als de trein het station nadert, komt slachtoffer 2, [slachtoffer 3] in beeld.
- Bij het uitstappen op het station door verdachten, zag ik dat de onbekend gebleven persoon slachtoffer [slachtoffer 3] een klap in het gezicht gaf
5.
Getuige [getuige] (de conducteur) heeft op 23 december 2022 onder meer het volgende verklaard:
Op 23 december 2022, omstreeks 00:24 uur, vertrok de trein waar ik op dat moment in werkte, vanuit Utrecht. Toen de trein ter hoogte was van de Hollandse Rading zag ik een aantal jongeren die ruzie onderling hadden.
Ik liep door de trein en zag dat er een ruzie was tussen meerdere personen. Ik zag dat er geduwd en getrokken wordt.
Toen de trein stil stond bij station Hilversum Sportpark, stapten de jongens allemaal uit. Ik zag dat de jongens vochten op het perron.
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Bewijsoverweging bij zaak 2 (16-335074-22)
De rechtbank acht de verklaring van aangever [slachtoffer 2] betrouwbaar en gebruikt deze voor het bewijs. De verklaring is gedetailleerd en direct na het incident afgelegd. De door hem geschetste gang van zaken wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen, te weten door de verklaring van de andere aangever, [slachtoffer 3] , de conducteur, [getuige] , en de bevindingen op grond van de camerabeelden
Zowel aangever [slachtoffer 2] als aangever [slachtoffer 3] verklaren dat verdachte, door hen omschreven als verdachte 1 respectievelijk jongen 1, een mes vasthad. De rechtbank komt daarom ook tot een bewezenverklaring van het onder 3 en 4 ten laste gelegde. Op grond van de hierboven vermelde bewijsmiddelen stelt de rechtbank verder vast dat verdachte – te weten jongen 1 – een significante en wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het onder 2 ten laste gelegde openlijke geweld tegen aangever [slachtoffer 3] .
Het verweer van de raadsman wordt verworpen.
Bewijsmiddelen:Zaak 3: 16-020468-23
1.
Uit een proces-verbaal van aangifte door verbalisant [hoofdagent] blijkt onder meer het volgende:
Ik doe aangifte van belediging van ambtenaar in functie. Ik was als hoofdagent werkzaam.
Op 21 januari 2023 was ik werkzaam in mijn functie en uitgemaakt om toezicht te houden in de horeca. Op diezelfde dag en datum, omstreeks 04.53 uur, was ik op de Groest ter hoogte van nummer [nummer] te Hilversum.
Wij hadden op dat moment een bekeuringsgesprek met een man.
Later bleek dit te zijn:
* [verdachte] , geboren op [1999] te [geboorteplaats] (Somalië).
Ik hoorde dat [verdachte] tegen mij zei: "Je kankermoeder!"
2.
Uit een proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [hoofdagent] en [verbalisant 2] blijkt onder meer het volgende:
Op 21 januari 2023 waren wij, verbalisanten [verbalisant 2] en [hoofdagent] , belast met een nachtdienst voor het horeca gebied van Hilversum. Wij waren in uniform gekleed en herkenbaar als politie.
Wij hoorden [verdachte] toen 'je kankermoeder' zeggen terwijl hij in onze richting keek.
Door de uitspraken van [verdachte] voelde ik, verbalisant [hoofdagent] , mij in mijn eer en goede naam aangetast.