ECLI:NL:RBMNE:2024:3945

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 juni 2024
Publicatiedatum
27 juni 2024
Zaaknummer
16-028555-23 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van medeplegen van gijzeling en diefstal met geweld, veroordeling voor medeplichtigheid aan afpersing

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 28 juni 2024 uitspraak gedaan in de zaak tegen [verdachte], geboren in 1999 in Somalië. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten van medeplegen van gijzeling, diefstal met geweld en medeplegen van afpersing. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor een nauwe en bewuste samenwerking bij de gijzeling en dat de verdachte niet voldoende bijgedragen had aan de gewelddadige handelingen. De rechtbank concludeerde dat de verdachte enkel als chauffeur had gefungeerd en niet actief had deelgenomen aan de gijzeling of de diefstal. Echter, de rechtbank heeft de verdachte wel veroordeeld voor medeplichtigheid aan afpersing, omdat hij aanwezig was bij de afpersing en de medeverdachten naar het station had gereden om het geld op te halen. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 120 dagen, waarvan 108 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, en een taakstraf van 100 uur. Daarnaast werd een gedeeltelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] gedaan, waarbij de rechtbank een schadevergoeding van € 2.500,- toekende.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16-028555-23 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 28 juni 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1999] te [geboorteplaats] (Somalië),
wonende aan de [adres] te [woonplaats] ,
hierna: [verdachte] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 14 juni 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en de standpunten van de officier van justitie mr. N. Schapendonk en van hetgeen [verdachte] en zijn raadsman mr. F. van Seventer, advocaat in Bussum, naar voren hebben gebracht.
De rechtbank heeft kennisgenomen van hetgeen mr. L.M.E. Kleczewski, advocaat in Venlo, namens de benadeelde partij [slachtoffer] naar voren heeft gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er in het kort op neer dat [verdachte] :
feit 1op 28 januari 2023 in Hilversum en Bussum samen met anderen opzettelijk [slachtoffer] heeft gegijzeld;
feit 2 primair:op 28 januari 2023 in Hilversum en Bussum samen met anderen door (bedreiging met) geweld tegen [slachtoffer] een geldbedrag van [benadeelde 1] en [benadeelde 2] heeft gestolen
of
subsidiair:dat hij aan voornoemd feit medeplichtig is geweest;
feit 3 primair:op 28 januari 2023 in Hilversum en Bussum samen met anderen door (bedreiging met) geweld tegen [slachtoffer] een geldbedrag van [benadeelde 1] en [benadeelde 2] heeft afgeperst;
of
subsidiair:dat hij aan voornoemd feit medeplichtig is geweest.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht feit 1 en feit 3 primair wettig en overtuigend te bewijzen. Wat betreft feit 1 stelt de officier van justitie zich op het standpunt dat partiële vrijspraak dient te volgen voor de handelingen die in de woning zijn verricht, maar dat [verdachte] wel veroordeeld dient te worden voor de handelingen in de bus. De officier van justitie vordert integrale vrijspraak voor het onder feit 2 ten laste gelegde, aangezien geen sprake was wegneemhandelingen. Het geldbedrag is namelijk door de familie van aangever afgegeven.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman bepleit integrale vrijspraak van het onder feit 1, feit 2 en feit 3 ten laste gelegde.
Wat betreft feit 1 voert de raadsman aan dat [verdachte] enkel de chauffeur was van de bus waarin de medeverdachte en aangever zaten. Dat is niet voldoende voor het ten laste gelegde medeplegen. Wat betreft feit 2 dient vrijspraak te volgen, aangezien op basis van het dossier niet vastgesteld kan worden dat een diefstal heeft plaatsgevonden. Wat betreft feit 3 is geen sprake van een gezamenlijke uitvoering of nauwe en bewuste samenwerking, waardoor het medeplegen (primair) niet bewezen kan worden. Bovendien kan ook de medeplichtigheid (subsidiair) niet worden bewezen. [verdachte] was niet op de hoogte van de plannen van de medeverdachten en had daarom geen opzet op de afpersing.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Feit 1: Vrijspraak
Op basis van het dossier stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 28 januari 2023 ontstond in de woning aan de Van [adres] in [woonplaats] een conflict tussen aangever [slachtoffer] en medeverdachte [medeverdachte 1] . [slachtoffer] is door [medeverdachte 1] geslagen en gestompt. Daarbij is ook een knuppel gebruikt. De broer van [slachtoffer] en de begeleider van [slachtoffer] zijn gebeld en kregen filmpjes van [slachtoffer] . Zij kregen op die filmpjes de gewonde, ontklede en bebloede [slachtoffer] te zien en er werd gevraagd om een geldbedrag, anders zou [slachtoffer] dood gemaakt worden of uit het raam worden gegooid. Een geldbedrag van € 300,- moest bij station Bussum-Zuid worden neergelegd. [medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 2] zijn met aangever in een bus het geld gaan ophalen, waarna ze door de politie zijn aangehouden.
De vraag die de rechtbank dient te beantwoorden, is wat de rol van [verdachte] is geweest. De rechtbank is – net als de verdediging – van oordeel dat geen sprake is van medeplegen van gijzeling. Zij licht dit als volgt toe.
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezen verklaard wanneer is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Ook wanneer het medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, maar uit de gedragingen die doorgaans met medeplichtigheid in verband worden gebracht (zoals het verstrekken van inlichtingen, op de uitkijk staan, helpen bij de vlucht), kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn.
Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting leidt de rechtbank met betrekking tot de betrokkenheid van [verdachte] bij het ten laste gelegde het volgende af.
Aangever verklaart dat hij met wat mensen (waaronder [verdachte] ) naar het huis aan de [straat] is gegaan. Daar ontstond het conflict met [medeverdachte 1] . [verdachte] (bijnaam [bijnaam verdachte] ) heeft hem volgens aangever niet geslagen. Uiteindelijk is aangever met [medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 2] in een bus gestapt. Aangever zat met [medeverdachte 1] achterin, die een mes bij zich had. [verdachte] verklaart dat hij in de woning aanwezig was en zag dat [medeverdachte 1] en aangever op een gegeven moment gingen vechten. Hij is even weggeweest. Bij terugkomst zag hij dat aangever in zijn onderbroek zat en bebloed was. Hij heeft aangever niet geslagen. Uiteindelijk zijn [verdachte] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en aangever met de bus naar station Bussum-Zuid gereden, waarbij [verdachte] de bus heeft bestuurd. [verdachte] verklaart dat zij toen alle drie (de rechtbank begrijpt: de drie verdachten) een mes hadden meegenomen.
De rechtbank overweegt dat het zwaartepunt van de tenlastegelegde gijzeling ligt bij wat in de woning heeft plaatsgevonden, namelijk de geweldshandelingen en aangever onder bedreiging van een mes laten bellen met zijn broer en zijn begeleider voor geld. Niet kan worden vastgesteld dat op dat moment sprake was van een gezamenlijke uitvoering. [verdachte] was wel het grootste deel van de tijd aanwezig in de woning, maar de rechtbank kan niet vaststellen dat hij op dat moment ook een materieel en/of intellectueel aandeel in de gijzeling heeft gehad. [verdachte] was vervolgens de bestuurder van de bus en had bij het ophalen van het geld een mes bij zich. De rechtbank oordeelt dat deze feiten en omstandigheden van onvoldoende gewicht zijn om te kunnen spreken van medeplegen van de gijzeling. De aard van deze handelingen is namelijk vooral gericht op het behulpzaam zijn bij het ophalen van het geld bij het station. Van een bijdrage van voldoende gewicht aan de gijzeling zelf (de wederrechtelijke vrijheidsberoving met het oogmerk om een derde te bewegen iets (niet) te laten doen) is de rechtbank niet gebleken. Mogelijk is daarbij wel sprake van medeplichtigheid aan de gijzeling, maar dat is door de officier van justitie niet ten laste gelegd.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen [verdachte] en de medeverdachte(n) niet is komen vast te staan. De rechtbank spreekt de rechtbank [verdachte] daarom vrij van het onder feit 1 ten laste gelegde.
Feit 2: Vrijspraak
De rechtbank is – net als de officier van justitie en de verdediging – van oordeel dat geen sprake is van diefstal in de zin van artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht. Uit het dossier is niet gebleken dat goederen of geld door [verdachte] of (een van) de medeverdachten zijn weggenomen. De rechtbank spreekt [verdachte] dan ook integraal vrij voor feit 2.
Feit 3, primair: vrijspraak
De rechtbank is – net als de verdediging – van oordeel dat geen sprake is van medeplegen van afpersing (primair). De rechtbank heeft hiervoor onder ‘Feit 1: vrijspraak’ overwogen dat de handelingen die aan [verdachte] kunnen worden toegerekend (het aanwezig zijn in de woning, het besturen van de auto en het daarbij meenemen van het mes) van onvoldoende gewicht zijn om te spreken van een nauwe en bewuste samenwerking voor de ten laste gelegde gijzeling. Hetzelfde geldt voor het medeplegen aan de ten laste gelegde afpersing. De rechtbank spreekt [verdachte] daarom ook vrij van het aan hem onder feit 3 primair ten laste gelegde.
Feit 3, subsidiair: Bewijsmiddelen [1]
1.
Aangever [slachtoffer] heeft op 14 februari 2023 onder meer het volgende verklaard:
Op vrijdag 27 januari 2023 ben ik wezen stappen in Hilversum. Na het stappen kwam ik wat mensen tegen en ben ik met die mensen meegegaan naar een huis in [woonplaats] .
Ik ken ze alleen onder hun bijnamen: [bijnaam verdachte] , [bijnaam medeverdachte 1] en [bijnaam medeverdachte 2] .
In dat huis kreeg ik toen klappen. Ik kreeg klappen met een honkbalknuppel en met vuisten, ik kreeg de klappen van [bijnaam medeverdachte 1] . [2]
Maar plotseling werd ik gegijzeld en moest ik mensen bellen om die 300 euro te regelen. [bijnaam medeverdachte 1] was de eerste die tegen mij zei: "ik wil geld zien!".
Ik heb gebeld met mijn begeleider [begeleider]
(de rechtbank begrijpt: [begeleider] ). [begeleider] kon mij niet helpen. [bijnaam medeverdachte 1] heeft tegen [begeleider] gezegd door de telefoon dat als er geen geld zou komen ik uit het raam zou worden gegooid.
De verbinding werd verbroken en toen heb ik zelf mijn broertje
(de rechtbank begrijpt [benadeelde 1] )gebeld. Ik zei tegen hem dat ik 300 euro nodig had. [bijnaam medeverdachte 1] zei tegen mij dat ik tegen mijn broertje moest zeggen dat ik een schuld had. Mijn broertje belde ik via de telefoon van [bijnaam medeverdachte 1] .
Mijn broertje zei dat hij die 300 euro zou gaan regelen. Bij alle telefoongesprekken werd ik bedreigd met een mes. Dat deed [bijnaam medeverdachte 1] . [bijnaam medeverdachte 1] had dat mes steeds in zijn handen. De honkbalknuppel werd steeds gebruikt door [bijnaam medeverdachte 1] . Hij sloeg mij diverse keren op mijn been. Ook heeft [bijnaam medeverdachte 1] de honkbalknuppel tegen mijn hoofd geduwd. En met z'n vuisten heeft [bijnaam medeverdachte 1] mij een blauw oog geslagen. Ik voelde door al die klappen veel pijn.
Ik ben toen samen met [bijnaam medeverdachte 1] , [bijnaam medeverdachte 2] en [bijnaam verdachte] naar de bus buiten gelopen. We zijn in de bus gestapt. [bijnaam verdachte] reed, [bijnaam medeverdachte 2] zat daarnaast. En ik zat samen met [bijnaam medeverdachte 1] achter in de bus. [bijnaam medeverdachte 1] liet daarbij steeds het mes zien. [bijnaam medeverdachte 1] zei ook tegen mij dat ik geen verkeerde beweging moest maken, want anders zou hij het mes pakken.
We zijn toen naar het station in Bussum gereden.
Bij het station stopte de bus en liep [bijnaam medeverdachte 2] uit de bus en liep hij naar een groen huisje en een fietsenstalling daarnaast. Daar pakte hij een tasje en in de bus keek [bijnaam medeverdachte 2] of er geld in zat. [3]
2.
De verdachte [verdachte] heeft op de zitting van 14 juni 2024 onder meer het volgende verklaard: [4]
Ik was die nacht van 28 januari 2023 met onder andere [medeverdachte 1] . We zijn naar het huis van [A] in [woonplaats] gegaan. [slachtoffer]
(de rechtbank begrijpt: [slachtoffer] )was ook meegegaan. [medeverdachte 1] en [slachtoffer] kregen een conflict met elkaar. Ik heb toen een gevecht gezien. Ik ging weg om eten te halen en toen ik terug kwam, zag ik dat [slachtoffer] bloed en een gezwollen oog had. We gingen toen het geld (300 euro) ophalen met de bus bij het station Bussum-Zuid. [slachtoffer] moest eerst het geld regelen met [medeverdachte 1] en daarna mocht hij weg. We hadden allemaal een mes mee. Ik was de bestuurder van het busje.
Uit een proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte 1] volgt dat [medeverdachte 1] het onder meer volgende heeft verklaard: [5]
Na het uitgaan op 28 janauri 2023 gingen we naar het huis van [A] . Ik kreeg nog geld van [slachtoffer] . [slachtoffer] en ik kregen ruzie en ik heb hem een paar klappen gegeven, ongeveer 5 keer op zijn oog en op zijn lichaam. Het ging om 300 euro.
3.
Uit een proces-verbaal van bevindingen over verklaringen van de broer en begeleider van aangever op 28 januari 2023 blijkt onder meer het volgende:
Op 28 januari 2023 kregen wij, verbalisanten, de opdracht om te gaan naar de [adres] in [woonplaats] . Meldster zou hebben ingebeld dat haar zoon ontvoerd zou worden. Haar zoon bleek ons later te zijn: [slachtoffer] .
Verklaring [benadeelde 1]
(de rechtbank begrijpt: [benadeelde 1] )
"Ik word vandaag sinds 11.12 uur continu gebeld via snapchat. Ik word gebeld via het snapchat account van mij broer [slachtoffer] .
Ik heb ook een snapchatfilmpje ontvangen waarop [slachtoffer] te zien is. Hij zit op de grond en er ligt een witte doek naast hem met bloed.
Ik word constant gebeld dat ik geld moet pinnen. Het gaat om een bedrag van 250 euro. Ik moet het geld brengen naar station Bussum Zuid. Als ik dat niet doe maken ze hem dood. [6]
Terwijl wij ter plaatse waren werd er meerdere malen via snapchat contact gezocht met [benadeelde 1] . Wij zagen dat [benadeelde 1] de gesprekken aan nam.
Er werd vervolgens een tweede keer gebeld en wij hoorden de mannen aan de andere kant van de lijn zeggen: Bro, ik ga jou 1 ding zeggen. Als mannen komen, Wollah, hij gaat doodgemaakt worden.
Telefoongesprek begeleider van [slachtoffer]
(de rechtbank begrijpt: [begeleider] )
"Vandaag om 10.37 uur werd ik gebeld door het telefoonnummer van [slachtoffer] .
Ik zag en hoorde [slachtoffer] . Ik had het idee dat hij in een woning zat. Ik zag dat hij onder het bloed zat. Ik zag en hoorde dat er andere mannen te horen waren. Ik hoorde ze zeggen dat ze [slachtoffer] zouden doodmaken.” [7]
4.
Uit een proces-verbaal van bevindingen van het uitlezen van een filmpje op de telefoon van [medeverdachte 1] blijkt onder meer het volgende:
In de mobiele telefoon, behorende bij de verdachte [medeverdachte 1] , stond een filmopname waarop het slachtoffer [slachtoffer] mishandeld werd.
Ik, verbalisant, [verbalisant] , bekeek de filmopname. Ik herkende op de filmopname het slachtoffer [slachtoffer] . Ik zag dat hij gedeeltelijk ontkleed was en enkel zijn boxershort en sokken droeg. [8]
Ik zag dat de ogen van het slachtoffer wijd opengesperd stonden. Ik zag vervolgens linksonder in het beeld een honkbalknuppel in beeld verschijnen, ik zag dat de honkbalknuppel horizontaal naar voren gericht bewoog in de richting van het slachtoffer. Ik zag dat de punt van de honkbalknuppel het linker bovenbeen raakte van het slachtoffer.
Ik zag dat de honkbalknuppel nog twee keer op bovengenoemde wijze tegen het linker bovenbeen van het slachtoffer werd aangedrukt.
Ik zag dat de verdachte met kracht de honkbalknuppel van boven naar beneden met een diagonale slag de linker bovenarm raakte van het slachtoffer.
Ik zag direct hierna dat de verdachte met zijn vlakke hand een harde klap gaf tegen de rechterwang van het slachtoffer.
Ik zag vervolgens dat de verdachte tweemaal met zijn vlakke hand sloeg, ditmaal tegen het slachtoffer zijn linkerwang aan.
Ik zag dat het slachtoffer bij iedere vuistslag of slag met de honkbalknuppel zijn ogen sloot en hij met zijn lichaam ineen kroop. [9]
5.
Uit de aangifte van [benadeelde 2] blijkt onder meer het volgende:
Ik doe aangifte van afdreiging dan wel afpersing. Ik ben de vader van [slachtoffer] .
Op zaterdag 28 januari 2023 omstreeks 12:00 uur heeft [slachtoffer] tegen mijn andere zoon [benadeelde 1] via snapchat gezegd dat hij 250 euro moest overhandigen om hem uit de brand te helpen. Omstreeks 12:05 uur werd mijn zoon [benadeelde 1] voor de tweede keer benaderd door mijn andere zoon [slachtoffer] via snapchat. Ik hoorde [slachtoffer] zeggen: "Ik heb 300 euro nodig". Hierna hoorde ik [slachtoffer] zeggen: "Het geld moet naar Bussum zuid of naar Naarden Bussum
gebracht worden door [benadeelde 1] ".
Op het heb bureau het ik 250 euro gegeven aan uw collega. Ik heb hiervoor een kwitantie gekregen. [10]
6.
Uit het proces-verbaal van bevindingen over de verdeling van het losgeld van
€ 300,- blijkt het volgende. [11]
Door de vader van het slachtoffer is een bedrag van € 250,- ter
beschikking aan de politie gesteld. Door politie Midden-Nederland is het resterende bedrag van€ 50,- ter beschikking gesteld.
Bewijsoverweging
Anders dan de verdediging heeft aangevoerd, acht de rechtbank bewezen dat [verdachte] opzet had op de afpersing. [verdachte] verklaart dat in de woning een conflict speelde tussen [medeverdachte 1] en [slachtoffer] . Later (nadat hij weg is geweest) zag [verdachte] dat [slachtoffer] bebloed was en een dik oog had. Vervolgens zijn [medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 2] met [slachtoffer] in het busje gestapt. [verdachte] verklaart dat zij toen alle drie (de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 2] ) een mes bij zich hadden. Vervolgens heeft [verdachte] de bus bestuurd en zijn ze naar station Bussum-Zuid gereden om het geld (300 euro) op te halen. Deze omstandigheden maken dat de rechtbank de verklaring van de verdachte – dat hij niet wist dat familie van [slachtoffer] zou worden afgeperst – ongeloofwaardig vindt. Daarbij acht de rechtbank in het bijzonder van belang dat [verdachte] in de woning de toestand van [slachtoffer] heeft meegekregen en (in ieder geval bij het instappen in de bus) wist dat er een conflict was, waarbij [slachtoffer] geld moest regelen voor [medeverdachte 1] . Het verweer van de verdediging wordt dan ook verworpen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 3, subsidiair
[medeverdachte 1] en een of meer andere onbekend gebleven personen op 28 januari 2023 te Hilversum en Bussum tezamen en in vereniging met een of meer anderen, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en bedreiging met geweld [benadeelde 1] en [benadeelde 2] hebben gedwongen tot de afgifte van 300 euro,
die ten dele aan [benadeelde 2] toebehoorden, door
- voornoemde [slachtoffer] meermalen te slaan en te stompen in het gezicht en
- voornoemde [slachtoffer] meermalen met een knuppel tegen het lichaam te slaan en
- tegen voornoemde [slachtoffer] en [begeleider] en voornoemde [benadeelde 1] (via FaceTime en/of Snapchat en/of een toegestuurd filmpje) te zeggen dat voornoemde [slachtoffer] dood gemaakt zou worden en uit het raam gegooid zou worden als er geen geld betaald zou worden, en
- een of meer filmpjes te maken en toe te sturen aan voornoemde [benadeelde 1] waarop voornoemde [slachtoffer] bebloed en gewond te zien is en waarbij voornoemde [slachtoffer] met een honkbalknuppel wordt geslagen en daarbij te zeggen dat er 300 euro betaald moest worden en dat dat geld bij station Bussum-Zuid neergelegd moest worden en
- voornoemde [slachtoffer] tegen zijn wil in een woning vast te houden en te voorkomen dat voornoemde [slachtoffer] weg zou gaan en
- voornoemde [slachtoffer] dreigend een of meer messen te tonen en (vervolgens) voornoemde [slachtoffer] tegen zijn wil in een busje naar Bussum te brengen en te voorkomen dat voornoemde [slachtoffer] (intussen) weg zou gaan;
tot het plegen van welk misdrijf verdachte op 28 januari 2023 te Hilversum en Bussum opzettelijk gelegenheid en middelen heeft verschaft door
- aanwezig te zijn in de woning gelegen aan de [adres] te [woonplaats] en de groep getalsmatig te versterken en
- terwijl hij, verdachte, een mes vast had en met [slachtoffer] en [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] in een busje te stappen en hen naar station Bussum-Zuid te rijden.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
feit 3, subsidiair:medeplichtigheid aan afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd [verdachte] ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 120 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 108 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met als (bijzondere) voorwaarde een contactverbod met aangever;
- een taakstraf van 100 uren, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 50 dagen hechtenis.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging voert aan dat rekening dient te worden gehouden met het tijdsverloop, artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht en de rol die [verdachte] heeft gespeeld. De raadsman benadrukt dat [verdachte] niet terug wil naar de gevangenis.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
8.3.1.
De ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd
[verdachte] heeft zich op 28 januari 2023 schuldig gemaakt aan medeplichtigheid aan een in vereniging gepleegde afpersing van het slachtoffer [slachtoffer] . [slachtoffer] is in de woning door de medeverdachte mishandeld en bedreigd. Daarbij is ook een mes getoond. Het slachtoffer was uitgekleed tot aan zijn onderbroek, waarna hij werd gefilmd en met een knuppel werd geslagen. De broer en de begeleider van het slachtoffer werden gebeld en kregen filmpjes van de toestand van [slachtoffer] toegestuurd, zodat zij geld zouden afgeven. Deze situatie moet voor de familie van het slachtoffer beangstigend zijn geweest. Zij kregen te horen dat hun broer en zoon was ontvoerd en dat als zij geen geld zouden geven, hij dood gemaakt zou worden. [verdachte] is aan deze situatie medeplichtig geweest door samen met de medeverdachten en het slachtoffer in een busje te stappen, daarbij een mes mee te nemen en hen te vervoeren naar station Bussum-Zuid. Daar is het geld door een andere medeverdachte opgehaald. Het is een ernstig feit dat een grote impact op het slachtoffer en zijn familie moet hebben gehad.
De rechtbank houdt rekening met de rol van [verdachte] bij de strafoverweging, in die zin dat niet vastgesteld is dat de verdachte een aandeel heeft gehad in de geweldshandelingen in de woning en de filmpjes en telefoongesprekken naar de familie van het slachtoffer. Volgens de wet wordt een medeplichtige gestraft met dezelfde straf als de pleger van het feit, alleen wordt hier dan wel een derde van de straf op in mindering gebracht (art. 49 Sr).
8.3.2.
De persoon van de verdachte
De rechtbank heeft gekeken naar het strafblad van [verdachte] van 2 mei 2024, waaruit blijkt dat hij onlangs tot straf is veroordeeld voor een vermogensdelict. Aangezien deze veroordeling plaatsvond op 29 maart 2024, is artikel 63 Sr van toepassing. De rechtbank houdt hier rekening mee bij haar strafoverweging.
De rechtbank heeft ook gekeken naar het reclasseringsadvies van 7 maart 2024, opgesteld door mevrouw E. Wims, ter aanvulling op het reclasseringsadvies van 29 februari 2024. Uit deze rapporten blijkt dat om het recidiverisico te beperken een plan van aanpak gewenst is. [verdachte] heeft zich echter tijdens een schorsing niet aan de voorwaarden gehouden en heeft verdiepingsdiagnostiek geweigerd. De reclassering heeft daarom onvoldoende zicht op zijn psychosociaal functioneren. Gelet op de houding van [verdachte] , ziet de reclassering geen mogelijkheden om met bijzondere voorwaarden het risico in te perken. Op zitting heeft [verdachte] laten weten dat hij inmiddels hulp krijgt vanuit de gemeente om zijn leven op orde te krijgen.
8.3.3.
De strafoplegging
De rechtbank heeft acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Gelet op de ernst van het feit, dient een straf die vrijheidsbeneming met zich brengt te volgen.
Hoewel de rechtbank tot een andere bewezenverklaring komt dan de officier van justitie, zal zij dezelfde straf opleggen als door haar voorgesteld. Dit is gelegen in de aard en de ernst van het feit. Voor medeplichtigheid aan een dergelijke afpersing worden gemiddeld meerdere maanden onvoorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd. Gelet op het tijdsverloop en het feit dat verdachte inmiddels hulp krijgt vanuit de gemeente, zal de rechtbank [verdachte] niet terug naar de gevangenis sturen. De eis van de officier van justitie is dan ook passend.
Alles overwegende legt de rechtbank op een gevangenisstraf van 120 dagen, met aftrek van het voorarrest (
12 dagen), waarvan een gedeelte van 108 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met als bijzondere voorwaarde een contactverbod met aangever.
Daarnaast legt de rechtbank op een taakstraf van 100 uren, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 50 dagen hechtenis.

10.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 6.000,-. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade, ten gevolge van de aan verdachte ten laste gelegde feiten.
10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij hoofdelijk toe te wijzen, met daarbij de gevorderde wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt de rechtbank om de vordering te matigen, in overeenstemming met de rol van de verdachte. De verdediging verzoekt daarbij nadrukkelijk om geen hoofdelijkheid op te leggen.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij [slachtoffer] rechtstreeks immateriële schade heeft geleden door het bewezen verklaarde feit. Gelet op het letsel van [slachtoffer] , de gevolgen die dat voor hem heeft gehad, de impact van het bewezen verklaarde feit op [slachtoffer] en de in vergelijkbare gevallen door rechters in Nederland toegewezen schadevergoeding, acht de rechtbank een vergoeding van € 2.500,- billijk.
De rechtbank zal daarom de vordering tot het bedrag van € 2.500,- toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 28 januari 2023 tot de dag van volledige betaling.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige in zijn vordering niet-ontvankelijk verklaren.
De rechtbank stelt vast dat verdachte de bewezen verklaarde feiten samen met anderen heeft gepleegd. Verdachte is daarom voor de geleden immateriële schade ter hoogte van € 2.500,- naar burgerlijk recht met zijn mededaders hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer] aan verdachte de hoofdelijke verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van
€ 2.500,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 28 januari 2023 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 35 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 47, 48, 63 en 317
van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder
feit 1 en feit 2, primair en subsidiair, feit 3, primairten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder
feit 3, subsidiairten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder feit 3, subsidiair bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 120 dagen;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in
minderingzal worden gebracht
(12 dagen);
- bepaalt dat van de 120 dagen gevangenisstraf een gedeelte van
108 dagen, nietzal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van
twee (2) jarenvast;
Van rechtswege gelden de voorwaarden dat de verdachte gedurende de proeftijd:
  • zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
De rechtbank stelt als bijzondere voorwaarde dat verdachte gedurende de proeftijd:
 op geen enkele wijze – direct of indirect – contact heeft of zoekt met [slachtoffer] (geboren op [2003] ), zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;
De politie is belast met het toezicht op naleving van het contactverbod.
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf van 100 uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door
50 dagen hechtenis;
Feit 3, subsidiair:
Benadeelde partij [slachtoffer]
  • wijst de vordering van [slachtoffer] gedeeltelijk toe tot een bedrag van
  • veroordeelt verdachte
  • verklaart [slachtoffer] voor wat betreft het meer gevorderde
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.M.H. van Ek, voorzitter, mr. L.M.G. de Weerd en
mr. H.M. Vos, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L. Visser, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 28 juni 2024.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan [verdachte] wordt ten laste gelegd dat:
feit 1hij, op of omstreeks 28 januari 2023 te Hilversum en/of Bussum, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk
[slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft/hebben beroofd en/of beroofd gehouden,
door
- voornoemde [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, te slaan en/of te stompen en/of schoppen en/of te trappen in/tegen het gezicht en/of het lichaam en/of
- voornoemde [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, met een knuppel, althans een hard voorwerp, tegen het lichaam te slaan en/of
- tegen voornoemde [slachtoffer] en/of [begeleider] en/of voornoemde [benadeelde 1] (via FaceTime en/of Snapchat en/of een toegestuurd filmpje) te zeggen dat voornoemde [slachtoffer] dood gemaakt zou worden en/of uit het raam gegooid zou worden als er geen geld betaald zou worden, althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking en/of
- een of meer filmpjes te maken en/of toe te sturen aan voornoemde [benadeelde 1] en/of [begeleider] waarop voornoemde [slachtoffer] bebloed en/of gewond te zien is en/of waarbij verdachte(n) voornoemde [slachtoffer] met een honkbalknuppel,
althans een hard voorwerp aantikken en/of slaan en/of stompen en/of daarbij te zeggen dat er 400 euro, althans enig geldbedrag, betaald moest worden en/of dat dat geld in een tasje gedaan moest worden en/of dat dat geld bij station
Bussum-Zuid neergelegd moest worden en/of
- voornoemde [slachtoffer] tegen zijn wil in een woning vast te houden en/of te voorkomen dat voornoemde [slachtoffer] weg zou gaan en/of
- voornoemde [slachtoffer] dreigend een of meer messen te tonen en/of
(vervolgens)voornoemde [slachtoffer] tegen zijn wil in een busje, althans een voertuig, naar Bussum te brengen en/of te voorkomen dat voornoemde [slachtoffer] (intussen) weg zou gaan
met het oogmerk een ander, te weten [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] , te dwingen iets te doen of niet te doen, te weten het afgeven/neerleggen van 300 euro, althans enig geldbedrag bij het station Bussum-Zuid;
(art 282a lid 1 Wetboek van Strafrecht)
feit 2primairhij, op of omstreeks 28 januari 2023 te Hilversum en/of Bussum, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, 300 euro, althans een geldbedrag, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele
aan [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld
tegen [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere
deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- voornoemde [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, te slaan en/of te stompen en/of schoppen en/of te trappen in/tegen het gezicht en/of het lichaam en/of
- voornoemde [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, met een knuppel, althans een hard voorwerp, tegen het lichaam te slaan en/of
- tegen voornoemde [slachtoffer] en/ of [begeleider] en/of voornoemde [benadeelde 1] (via FaceTime en/of Snapchat en/of een toegestuurd filmpje) te zeggen dat voornoemde [slachtoffer] dood gemaakt zou worden en/of uit het raam gegooid zou worden als er geen geld betaald zou worden, althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking en/of
- een of meer filmpjes te maken en/of toe te sturen aan voornoemde [benadeelde 1] en/of [begeleider] waarop voornoemde [slachtoffer] bebloed en/of gewond te zien is en/of waarbij verdachte(n) voornoemde [slachtoffer] met een honkbalknuppel,
althans een hard voorwerp aantikken en/of slaan en/of stompen en/of daarbij te zeggen dat er 400 euro, althans enig geldbedrag, betaald moest worden en/of dat dat geld in een tasje gedaan moest worden en/of dat dat geld bij station Bussum-Zuid neergelegd moest worden en/of
- voornoemde [slachtoffer] tegen zijn wil in een woning vast te houden en/of te voorkomen dat voornoemde [slachtoffer] weg zou gaan en/of
- voornoemde [slachtoffer] dreigend een of meer messen te tonen en/of
(vervolgens)voornoemde [slachtoffer] tegen zijn wil in een busje, althans een voertuig, naar Bussum te brengen en/of te voorkomen dat voornoemde [slachtoffer] (intussen) weg zou gaan;
(art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht)
subsidiairalthans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of een of meer andere onbekend gebleven personen op of omstreeks 28 januari 2023 te Hilversum en/of Bussum, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, 300 euro, althans een geldbedrag, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld of bedreiging met geweld tegen
[slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of
andere deelnemers aan dat misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren door
- voornoemde [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, te slaan en/of te stompen en/of schoppen en/of te trappen in/tegen het gezicht en/of het lichaam en/of
- voornoemde [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, met een knuppel, althans een hard voorwerp, tegen het lichaam te slaan en/of
- tegen voornoemde [slachtoffer] en/ of [begeleider] en/of voornoemde [benadeelde 1] (via FaceTime en/of Snapchat en/of een toegestuurd filmpje) te zeggen dat voornoemde [slachtoffer] dood gemaakt zou worden en/of uit het raam gegooid zou worden als er geen geld betaald zou worden, althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking en/of
- een of meer filmpjes te maken en/of toe te sturen aan voornoemde [benadeelde 1] en/of [begeleider] waarop voornoemde [slachtoffer] bebloed en/of gewond te zien is en/of waarbij verdachte(n) voornoemde [slachtoffer] met een honkbalknuppel,
althans een hard voorwerp aantikken en/of slaan en/of stompen en/of daarbij te zeggen dat er 400 euro, althans enig geldbedrag, betaald moest worden en/of dat dat geld in een tasje gedaan moest worden en/of dat dat geld bij station Bussum-Zuid neergelegd moest worden en/of
- voornoemde [slachtoffer] tegen zijn wil in een woning vast te houden en/of te voorkomen dat voornoemde [slachtoffer] weg zou gaan en/of
- voornoemde [slachtoffer] dreigend een of meer messen te tonen en/of
(vervolgens)voornoemde [slachtoffer] tegen zijn wil in een busje, althans een voertuig, naar Bussum te brengen en/of te voorkomen dat voornoemde [slachtoffer] (intussen) weg zou gaan
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 28 januari 2023 te Hilversum en/of Bussum, althans in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door
- aanwezig te zijn in de woning gelegen aan de [adres] te [woonplaats] en/of de groep getalsmatig te versterken en/of
- terwijl hij, verdachte een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp vast had en/of dreigend aan [slachtoffer] heeft getoond, met [slachtoffer] en/of [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] in een busje, althans een voertuig te stappen en hen naar station Bussum-Zuid te rijden;
(art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art 48 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 48 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht)
feit 3primair
hij, op of omstreeks 28 januari 2023 te Hilversum en/of Bussum, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] heeft gedwongen tot de afgifte van goed, in elk
geval enig 300 euro, althans een geldbedrag, dat geheel of ten dele aan die [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] toebehoorde, door
- voornoemde [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, te slaan en/of te stompen en/of schoppen en/of te trappen in/tegen het gezicht en/of het lichaam en/of
- voornoemde [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, met een knuppel, althans een hard voorwerp, tegen het lichaam te slaan en/of
- tegen voornoemde [slachtoffer] en/ of [begeleider] en/of voornoemde [benadeelde 1] (via FaceTime en/of Snapchat en/of een toegestuurd filmpje) te zeggen dat voornoemde [slachtoffer] dood gemaakt zou worden en/of uit het raam gegooid zou worden als er geen geld betaald zou worden, althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking en/of
- een of meer filmpjes te maken en/of toe te sturen aan voornoemde [benadeelde 1] en/of [begeleider] waarop voornoemde [slachtoffer] bebloed en/of gewond te zien is en/of waarbij verdachte(n) voornoemde [slachtoffer] met een honkbalknuppel, althans een hard voorwerp aantikken en/of slaan en/of stompen en/of daarbij te zeggen dat er 400 euro, althans enig geldbedrag, betaald moest worden en/of dat dat geld in een tasje gedaan moest worden en/of dat dat geld bij station Bussum-Zuid neergelegd moest worden en/of
- voornoemde [slachtoffer] tegen zijn wil in een woning vast te houden en/of te voorkomen dat voornoemde [slachtoffer] weg zou gaan en/of
- voornoemde [slachtoffer] dreigend een of meer messen te tonen en/of (vervolgens) voornoemde [slachtoffer] tegen zijn wil in een busje, althans een voertuig, naar Bussum te brengen en/of te voorkomen dat voornoemde [slachtoffer] (intussen) weg zou gaan;
(art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 317 lid 3 Wetboek van Strafrecht)
subsidiairalthans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of een of meer andere onbekend gebleven personen op of omstreeks 28 januari 2023 te Hilversum en/of Bussum, althans in
Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en/of bedreiging met geweld [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] heeft gedwongen tot de afgifte van 300 euro,
althans een geldbedrag, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan die [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] en/of een derde toebehoorde(n), door
- voornoemde [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, te slaan en/of te stompen en/of schoppen en/of te trappen in/tegen het gezicht en/of het lichaam en/of
- voornoemde [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, met een knuppel, althans een hard voorwerp, tegen het lichaam te slaan en/of
- tegen voornoemde [slachtoffer] en/ of [begeleider] en/of voornoemde [benadeelde 1] (via FaceTime en/of Snapchat en/of een toegestuurd filmpje) te zeggen dat
voornoemde [slachtoffer] dood gemaakt zou worden en/of uit het raam gegooid zou worden als er geen geld betaald zou worden, althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking en/of
- een of meer filmpjes te maken en/of toe te sturen aan voornoemde [benadeelde 1] en/of [begeleider] waarop voornoemde [slachtoffer] bebloed en/of gewond te zien
is en/of waarbij verdachte(n) voornoemde [slachtoffer] met een honkbalknuppel, althans een hard voorwerp aantikken en/of slaan en/of stompen en/of daarbij te
zeggen dat er 400 euro, althans enig geldbedrag, betaald moest worden en/of dat dat geld in een tasje gedaan moest worden en/of dat dat geld bij station Bussum-Zuid neergelegd moest worden en/of
- voornoemde [slachtoffer] tegen zijn wil in een woning vast te houden en/of te voorkomen dat voornoemde [slachtoffer] weg zou gaan en/of
- voornoemde [slachtoffer] dreigend een of meer messen te tonen en/of
(vervolgens)voornoemde [slachtoffer] tegen zijn wil in een busje, althans een voertuig, naar Bussum te brengen en/of te voorkomen dat voornoemde [slachtoffer] (intussen) weg zou gaan bij en/of
tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 28 januari 2023 te Hilversum en/of Bussum, althans in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door
- aanwezig te zijn in de woning gelegen aan de [adres] te [woonplaats] en/of de groep getalsmatig te versterken en/of
- terwijl hij, verdachte, een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp vast had en/of dreigend aan [slachtoffer] heeft getoond, met [slachtoffer] en/of [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] in een busje, althans een voertuig, te stappen en hen naar station Bussum-Zuid te rijden;
(art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 48 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 48 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 21 juni 2023, genaamd onderzoek Gumpert / MD2R023011, opgemaakt door Districtrecherche Gooi en Vechtstreek (Midden-Nederland), doorgenummerd pagina 1 tot en met 329. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 195.
3.Pagina 196.
4.De verklaring van de verdachte in het proces-verbaal ter terechtzitting van 14 juni 2024.
5.Pagina 118-120
6.Pagina 28.
7.Pagina 29.
8.Pagina 259.
9.Pagina 260.
10.Pagina 25.
11.Een los in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 26 september 2023.