ECLI:NL:RBMNE:2024:3936

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 mei 2024
Publicatiedatum
27 juni 2024
Zaaknummer
UTR 23/1941
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid beroep inzake rioolheffing door gebrek aan machtiging van erfgenamen

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland op 24 mei 2024, wordt het beroep van eiser tegen het besluit van de heffingsambtenaar van de gemeente [gemeenteplaats] behandeld. Eiser, al dan niet namens de erven van [A], heeft beroep ingesteld tegen een belastingaanslag die is opgelegd aan de erven. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat eiser niet kan aantonen dat hij bevoegd is om namens de erven op te treden. De rechtbank heeft eiser eerder verzocht om een verklaring van erfrecht over te leggen, maar deze is niet aangeleverd. Hierdoor kan niet worden vastgesteld of eiser als gemachtigde van de erven kan optreden. De rechtbank concludeert dat eiser niet als belanghebbende kan worden aangemerkt, aangezien de belastingaanslag niet aan hem is gericht. De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk en komt niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van de zaak. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/1941

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 mei 2024 in de zaak tussen

[eiser] , al-dan-niet-namens de erven [A], uit [plaats] , eiser
en

De heffingsambtenaar van de gemeente [gemeenteplaats] .

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de rechtbank over het beroep van eiser tegen het bestreden besluit van de heffingsambtenaar van 15 februari 2023.
1.1.
Omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

2. In deze zaak moet de rechtbank eerst beoordelen of het beroep ontvankelijk is en dus inhoudelijk kan worden beoordeeld. De rechtbank is van oordeel dat dit niet zo is, omdat eiser zelf geen beroep in kan stellen en omdat niet vastgesteld kan worden of hij namens de erven van [A] beroep in mocht stellen. Hierna legt de rechtbank haar oordeel uit.
3. Een belanghebbende kan tegen een besluit beroep instellen bij de rechtbank. Dit staat in artikel 8:1, eerste lid, van de Awb. Onder een belanghebbende wordt verstaan degene wiens belang rechtsreeks bij een besluit is betrokken (artikel 1:2, eerste lid, van de Awb). Artikel 26a, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (Awr) bepaalt dat, in afwijking van artikel 8:1, eerste lid, van de Awb, het beroep slechts kan worden ingesteld door de belanghebbende aan wie de belastingaanslag is opgelegd, de belanghebbende die de belasting op aangifte heeft voldaan of afgedragen of van wie de belasting is ingehouden of degene tot wie de voor bezwaar vatbare beschikking zich richt.
4. De belastingaanslag is opgelegd aan de erven [A] . De beslissing op bezwaar is ook gericht aan deze erven.
5. Voor zover het beroep is ingesteld door [eiser] , stelt de rechtbank vast dat het beroep is ingesteld door iemand aan wie de aanslag en de beslissing op bezwaar niet zijn gericht. Eiser is daarom niet aan te merken als belanghebbende.
6. Voor zover het beroep is ingesteld namens de erven overweegt de rechtbank het volgende. De rechtbank heeft eiser bij brief van 15 mei 2023 gevraagd om binnen vier weken een verklaring van erfrecht over te leggen. In deze brieven is meegedeeld dat, indien niet wordt voldaan aan hetgeen is verzocht, de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk kan verklaren. Eiser heeft daar per brief van 9 juni 2023 op gereageerd en aangegeven dat geen verklaring van erfrecht is opgemaakt. De rechtbank heeft met de brief van 14 september 2023 nogmaals verzocht om een verklaring van erfrecht of een document waaruit blijkt wie de erven zijn en of [eiser] namens hen samen mag optreden. De rechtbank heeft daarbij aangegeven dat een dergelijke verklaring nodig is om vast te kunnen stellen wie de erven zijn. Ook na verlenging van de termijn met nog eens drie maanden, zijn deze verklaring of een ander document niet aangeleverd. De rechtbank stelt vast dat niet is gebleken dat eiser als een van de erfgenamen namens de erven als gemachtigde is opgetreden.
7. Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk (artikel 8:54 Awb). Het beroep zal niet inhoudelijk worden behandeld.
8. Het beroep is niet-ontvankelijk omdat dit is ingesteld door iemand aan wie de aanslag niet is gericht en omdat niet is gebleken dat eiser namens de erven is opgetreden. Nu het beroep niet-ontvankelijk is, komt de rechtbank aan een inhoudelijke beoordeling van de zaak niet toe.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. de Snoo, rechter, in aanwezigheid van mr. T. Mennen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 24 mei 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.