ECLI:NL:RBMNE:2024:3933
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek om proceskostenvergoeding na niet tijdig beslissen door bestuursorgaan
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Midden-Nederland het verzoek van verzoeker om vergoeding van proceskosten, nadat hij beroep had ingesteld tegen het college van Gedeputeerde Staten van Utrecht wegens het niet tijdig beslissen op zijn aanvraag. Verzoeker had op 16 februari 2023 een aanvraag ingediend, maar het college had pas op 6 oktober 2023 beslist. Verzoeker stelde het college in gebreke op 5 juni 2023 en trok zijn beroep in nadat het college alsnog had beslist. De rechtbank oordeelt dat verzoeker terecht beroep heeft ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen, wat het college ook erkent. Aangezien het college aan verzoeker tegemoet is gekomen door alsnog een besluit te nemen, komt de rechtbank niet meer toe aan een beoordeling van het beroep zelf. De rechtbank concludeert dat het college in beginsel veroordeeld kan worden tot vergoeding van de proceskosten van verzoeker. De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenvergoeding toe en stelt deze vast op € 218,75, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht. Daarnaast is het college verplicht om het door verzoeker betaalde griffierecht van € 184,- te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. A. de Snoo en is openbaar uitgesproken op 30 april 2024.