ECLI:NL:RBMNE:2024:3931

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
30 april 2024
Publicatiedatum
27 juni 2024
Zaaknummer
UTR 23/5352
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Besluit op bezwaar herzien en proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke zaak

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedateerd 30 april 2024, wordt het verzoek van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties om een proceskostenveroordeling tegen het UWV beoordeeld. De Minister had eerder beroep ingesteld tegen een besluit van het UWV van 27 juli 2023, maar trok dit beroep in op 19 februari 2024, nadat het UWV op 15 januari 2024 het bestreden besluit had vervangen door een gewijzigde beslissing op bezwaar. De rechtbank heeft het UWV in de gelegenheid gesteld om te reageren op het verzoek om proceskostenveroordeling, maar het UWV heeft hierop niet gereageerd.

De rechtbank oordeelt dat het UWV tegemoet is gekomen aan de verzoeker door het bezwaar alsnog gegrond te verklaren. Hierdoor is het verzoek om proceskostenveroordeling kennelijk gegrond. De rechtbank kent een vergoeding van € 875,- toe aan de verzoeker, omdat de gemachtigde van de verzoeker een beroepschrift heeft ingediend. Daarnaast is het UWV verplicht om het door de verzoeker betaalde griffierecht van € 365,- te vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen. Partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens zijn met de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/5352

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 april 2024 in de zaak tussen

de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, uit Den Haag, verzoeker
(gemachtigde: drs. J.R.M. Blekemolen),
en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,het UWV.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het verzoek van verzoeker om een veroordeling van het UWV in de proceskosten. Verzoeker heeft dit verzoek gedaan bij de intrekking van zijn beroep tegen het besluit van het UWV van 27 juli 2023. Hij heeft het beroep bij brief van 19 februari 2024 ingetrokken omdat het UWV op 15 januari 2024 het bestreden besluit heeft vervangen door een gewijzigde beslissing op bezwaar.
1.1.
De rechtbank heeft het UWV in de gelegenheid gesteld te reageren op het verzoek om veroordeling in de proceskosten. Het UWV heeft hierop niet gereageerd.
1.2.
De rechtbank doet zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling. [1]

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenveroordeling toe. Zij legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Wanneer wordt een bestuursorgaan in de proceskosten veroordeeld?
3. Als een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, kan de bestuursrechter op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. [2]
Is het UWV aan verzoeker tegemoetgekomen?
4. De rechtbank moet dus beoordelen of het UWV geheel of gedeeltelijk aan verzoeker is tegemoetgekomen.
4.1.
Op 4 september 2023 heeft verzoeker beroep ingesteld tegen het bestreden besluit waarin het bezwaar van verzoeker ongegrond is verklaard. Het UWV heeft op 15 januari 2024 het bestreden besluit gewijzigd en het bezwaar alsnog gegrond verklaard. Hiermee is het UWV tegemoetgekomen aan het beroep van verzoeker.
Welk bedrag aan proceskosten moet het UWV aan verzoeker vergoeden?
5. De rechtbank wijst het verzoek als kennelijk gegrond toe. Verzoeker krijgt een vergoeding van zijn proceskosten. Het UWV moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 875,- omdat de gemachtigde van verzoeker een beroepschrift heeft ingediend. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.
Krijgt verzoeker een vergoeding van het griffierecht?
6. De rechtbank wijst erop dat het UWV verplicht is het door verzoeker betaalde griffierecht van € 365,- te vergoeden. [3] Verzoeker moet zich hiervoor dan ook tot het UWV wenden.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt het UWV tot betaling van € 875,- aan proceskosten aan verzoeker.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. de Snoo, rechter, in aanwezigheid van mr. T. Mennen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 30 april 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, in samenhang met artikel 8:75a, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Dit volgt uit artikel 8:75a van de Awb en is nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
3.Dit volgt uit artikel 8:41, zevende lid, van de Awb.