ECLI:NL:RBMNE:2024:3930

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
27 juni 2024
Publicatiedatum
27 juni 2024
Zaaknummer
05/081040-21 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen van voorbereidingshandelingen voor de productie van amfetamine met vrijspraak voor bezit van metamfetamine

Op 27 juni 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1991, die werd beschuldigd van het medeplegen van voorbereidingshandelingen voor de productie van amfetamine. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 6 december 2020 in Baak, samen met anderen, voorwerpen en stoffen voorhanden heeft gehad die bestemd waren voor de vervaardiging van metamfetamine. De officier van justitie had de verdachte vrijgesproken van het bezit van 3,4 kilo metamfetamine, omdat dit niet wettig en overtuigend kon worden bewezen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 10 maanden voor het medeplegen van voorbereidingshandelingen voor de productie van amfetamine. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van het feit, de rol van de verdachte en het feit dat hij geen openheid van zaken heeft gegeven. De rechtbank heeft ook de overschrijding van de redelijke termijn in aanmerking genomen bij de strafoplegging. De uitspraak is gedaan na een zitting op 13 juni 2024, waar de rechtbank de vordering van de officier van justitie en de standpunten van de verdediging heeft gehoord.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 05/081040-21 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 27 juni 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1991] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres:
[adres] te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 13 juni 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. L. Guest en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. M.A.W. Nillesen, advocaat te 's-Hertogenbosch, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

Feit 1
op 6 december 2020 in Baak samen met een of meer anderen opzettelijk ongeveer 3400 gram metamfetamine aanwezig heeft gehad;
Feit 2
in de periode van 1 oktober 2020 tot en met 6 december 2020 in Baak samen met een of meer anderen en ter voorbereiding van het vervaardigen van metamfetamine voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging. Dat betekent dat er geen formele belemmeringen zijn om de zaak inhoudelijk te behandelen
.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder feit 1 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend te bewijzen en heeft gevorderd verdachte daarvan vrij te spreken.
De officier van justitie acht het onder 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
Voor zover van belang worden de standpunten van de officier van justitie besproken bij het oordeel van de rechtbank.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft integrale vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde. Primair stelt de raadsman zich op het standpunt dat het dossier onvoldoende wettig bewijs bevat. Subsidiair stelt de raadsman zich op het standpunt dat het dossier onvoldoende overtuigend bewijs bevat, omdat de bewijsmiddelen te dun en pluri-interpretabel zijn en bovendien de herkenning van verdachte door [medeverdachte 1] van onvoldoende kwaliteit is om te kunnen dienen als bewijs dat verdachte in de schuur is geweest.
Voor zover van belang worden de standpunten van de raadsman hieronder besproken bij het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak feit 1
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 1 ten laste gelegde feit niet wettig en overtuigend bewezen kan worden en zal verdachte hiervan vrijspreken. Het is niet gebleken dat verdachte wist dat er amfetamine aanwezig was.
Bewezenverklaring feit 2
Op basis van de redengevende feiten en omstandigheden die in de hieronder opgenomen bewijsmiddelen zijn vervat, vindt de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich samen met anderen in de periode van 1 oktober 2020 tot en met 6 december 2020 schuldig heeft gemaakt aan het voorhanden hebben van voorwerpen en stoffen ter voorbereiding van het vervaardigen van metamfetamine, zoals ten laste gelegd onder feit 2. De rechtbank zal na opsomming van de bewijsmiddelen uitleggen waarom zij tot dat oordeel komt en ingaan op de verweren van de verdediging, voor zover die niet al worden weerlegd door de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen [1]
Een proces-verbaal van bevindingen van het Team Landelijke Faciliteit Ondersteuning Ontmantelen (LFO), voor zover inhoudende en zakelijk weergegeven:
Wij hebben de woning, en de bijbehorende opstallen, aan de [adres] te [woonplaats] betreden.
Wij zagen dat er in deze schuur bouwwerkzaamheden bezig waren en dat er drie verschillende binnenruimtes waren gemaakt. Deze ruimtes (A, C en D) waren alle voorzien van een professioneel aangelegde luchtaanvoer en luchtafzuiging waarvan de afgevoerde lucht gefilterd (koolstoffilters) en gewassen (gaswassers) werd. Dit soort ruimtes zijn typisch voor productieruimtes van (synthetische) drugs waarbij gevaarlijke chemische dampen vrijkomen met een sterke geur.
Voor een volledige en gedetailleerde beschrijving van alle goederen die werden aangetroffen wordt verwezen naar de inventarisatielijst. [2]
Inventarisatielijst
Ruimte A – productieruimte in aanbouw
A-1
Klemdekselvat 200L, gevuld met:
-
7x maatbeter 5L
-
1x maatbeker 1L,
-
Plastic fles 1L, , gevuld met cira 200 ml ethanol
-
aangebroken zak (25kg), gevuld met 20 kilo aan wit poeder (wijnsteenzuur)
-
Plastic fles 1L metamfetamine
A-2
Klemdekselvat 200L, met daarin een maatbeker 5L die gevuld is met 3.2 liter, netto gewicht 3,4 kg metamfetamine
Ruimte B – centrale ruimte
AANK7769NL
B-1
79x zak, etiket ‘L(+)-Tartaric Acid 25kg’, gevuld met wit poeder. Totaal 1975 kg.
AANK7770NL
B-2
4x zak, etiket ‘Caustic Soda Pearls 25 kg’, gevuld met witte korrels. Totaal 100 kg.
AANK7771NL
B-3
110x jerrycan 20L, etiket met Cas-nummer 67-64-1 (=aceton)
Totaal 2200 liter
AANK7774NL
B-4
16x jerrycan 20L, Pools etiket met Cas-nummer 108-88-3 (= tolueen)
Totaal 320 liter
B-5
Boodschappenkrat met daarin:
-
4x fles 1L wasbenzine
-
2x fles 1L bio ethanol
-
2x fles 1L terpentine
B-6
Doos met daarin:
-
Maatbeker 5L
-
Waterslangen
B-7
Opbergbox met:
-
4x fles 1L citronella
-
2x fles 1L bio ethanol
-
Plastic zak met stoffen handschoenen
B-8
-
3x maatbeker 5L
B-10
4x klemdekselvat 200L. Op de deksel lagen diverse goederen:
-
2x halfgelaatsmaskers inclusief filters;
-
Diverse gele rubberen handschoenen
-
Doos met vinyl handschoenen
-
Weegschaal
-
Digitale pH-meter
-
Diverse oranjekleurige handschoenen
2 emaillen pan
B-12
Ventilatieopstelling
Voorlopige interpretatie LFO
De aangetroffen chemicaliën, de diverse goederen en de in aanbouw zijnde productieruimtes met ventilatievoorziening zijn typisch voor de grootschalige bewerking van metamfetamine. [4]
Een NFI-rapport over het drugsonderzoek aan materialen, voor zover inhoudende:
Kenmerk
Resultaat
AANK7769NL
Bevat (vrijwel) uitsluitend wijnsteenzuur, resultaat conform etiket
AANK7770NL
Bevat (vrijwel) uitsluitend natriumhydroxide, resultaat conform etiket
AANK7771NL
Bevat (vrijwel) uitsluitend aceton, resultaat conform etiket
AANK7774NL
Bevat (vrijwel) uitsluitend tolueen, resultaat conform etiket
In relatie tot drugs kan L( + )-wijnsteenzuur gebruikt worden bij de bewerking van metamfetamine, namelijk de scheiding van d- en l-metamfetamine.
Natriumhydroxide wordt in de chemische industrie veelvuldig toegepast. In relatie tot drugs kan natriumhydroxide als hulpstof worden gebruikt bij de vervaardiging en/of bewerking van diverse drugs. [6]
Een proces-verbaal van forensisch onderzoek woning, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 7 december 2020 kwam ik voor een forensisch onderzoek aan op de [adres] [woonplaats] .
In de huurwoning lagen in een hoek van de woonkamer werkhandschoenen. [7]
Goednummer: PL0600-2020578378-2420051
SIN: AAJH4357NL
Object: Handschoen. [8]
Een NFI-rapport over het onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
SIN
DNA kan afkomstig zijn van
Bewijskracht
AAJH4357NL#01 (handschoen)
Minimaal vijf personen:
Een relatief grote hoeveelheid DNA:
- [medeverdachte 3]
- [verdachte]
- [medeverdachte 4]
- ongeveer 400 miljoen
- ongeveer 2 miljoen
- ongeveer 1 miljard
Een proces-verbaal van verstrekking PV observatie van 4 december 2020 aan onderzoek Bergamot, inclusief de daarbij behorende bijlagen, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Het onderzoek Ketchikan was gericht op verdachten die zich in georganiseerd verband bezighielden met de handel in verdovende middelen door middel van het opzetten en in werking nemen van drugslaboratoria ten behoeve van de vervaardiging van synthetische drugs.
Op 4 december 2020 werd gezien dat twee verdachten als passagiers instapten in een Volkwagen. In het onderzoek was bekend dat deze twee verdachten – in het onderzoek bekend als koks (laboranten in het productieproces) – tewerk gesteld zouden gaan worden op een op dat moment nog onbekende lablocatie.. [10]
Observatie 4 december 2020, aanvang 12.08 uur
12.08
uur Start observatie betrof op een Witte Volkswagen bus, voorzien van kenteken,
[kenteken] Hierna te noemen VW Bus In de bus zou een onbekend bestuurder zitten en twee bekende mannen, [A] en [B](de rechtbank begrijpt: de twee verdachten in het onderzoek Ketchikan, bekend als laboranten in het productieproces)
13.57
uur Zag ik dat de VW Bus geparkeerd stond op het parkeerterrein van het Fletcher Hotel, gevestigd aan De Stoven 37, 7206 AZ Zutphen.
14.05
uur Zag ik dat er drie personen in de VW Bus zaten.
14.12
uur Zag ik dat de twee inzittenden uit de VW Bus stapten.
Zag ik dat deze twee personen wegliepen richting een ander voertuig, een wit busje met een ladder erop. [11]
14.21
uur Zag ik dat de nieuwe bus een witte Mercedes Benz Sprinter betrof, voorzien
van het kenteken [kenteken]
14.27
uur Zag ik dat de Sprinter een oprit van een boerderij opreed aan de [adres] te [woonplaats] .
15.04
uur Zag ik dat de Sprinter geparkeerd stond op de parkeerplaats bij de Welkoop Toldijk.
15.06
uur Zag ik een man wie ik herkende als zijnde de te naam gestelde van de Sprinter uit de Welkoop komen lopen en in de Sprinter stappen. [12]
Observatie 4 december 2020, aanvang 16:45 uur
21.05
uur Ik zag dat er een grote bus met een ladder op het dak het terrein van de [adres] te [woonplaats] op reed. Ik zag dat de bestuurder uit de bus stapte en naar de achterzijde van de bus liep. Ik zag dat er twee personen uit de schuur kwamen lopen.
Ik zag dat er in totaal 5 tonnen/vaten van ongeveer 120cm hoogte tussen twee schuren werden ingedragen.
21.15
uur Ik zag er twee personen bij de schuur naar binnen liepen.
Ik zag dat de bestuurder van de bus uitstapte en ook bij de schuur naar binnen liep.
21.33
uur Ik zag dat een persoon de schuur uitliep en in de bus stapte.
21.37
uur Ik zag dat dit een witte Mercedes Sprinter was met een ladder op het dak, gekentekend [kenteken] . [13]
Proces-verbaal van relaas, voor zover inhoudende:
De Mercedes Sprinter, kenteken [kenteken] , staat sinds 9 juni 2018 volgens RDW op naam van: [verdachte] , geboren op [1991] . [14]
De verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] van 7 december 2020, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik woon aan de [adres] in [woonplaats] . [15]
De verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] van 7 december 2020, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik had een schuld van 12000 euro bij de bank. Ik ben toen in contact gekomen met iemand die mijn schuur wilde huren. Deze mensen boden mij aan om mijn schuld van 12000 euro te voldoen. Die heb ik toen in contanten ontvangen. Ze zouden mij wekelijks 5000 euro betalen als het gebeuren van start zou gaan. Ik kende deze mensen niet. Ik ken alleen de tussenpersoon.
Ik kwam via [medeverdachte 2] in contact met de mensen die de deel wilden huren. [medeverdachte 2] komt uit [woonplaats] . Hij kwam met het idee om wat te regelen. Hij kende mensen die grondstoffen konden produceren, dit betrof A-olie. Ik zou daarmee 20.000 euro per week mee verdienen. Ik hoefde alleen mijn schuur te verhuren. Hij had een jongen en hij is een keer samen met hem bij mij geweest. Die jongen kon het geld en de hoeveelheden niet waarmaken en toen kwam [medeverdachte 2] met een andere persoon. Die mensen zouden het plan overnemen. Er werd tot actie overgegaan. Het verbouwen duurde vanaf begin oktober 2020 tot nu. [16] Over het algemeen waren er twee tot vier mensen daar aan het verbouwen.
[medeverdachte 2] opperde de mogelijkheid om iets te kunnen regelen en gaf aan dat hij potentiële huurders had die in mijn schuur A-olie konden produceren. In ruil daarvoor kon ik 20.000 euro krijgen.
Alles ging via [medeverdachte 2] . Ik heb natuurlijk de werklui wel gezien en wel eens contact gehad over zaken bij de verbouwing. Ik ging naar [medeverdachte 2] toe of ik had contact met hem via WhatsApp. In mijn communicatie zal je niets terugvinden, omdat ik na elk gesprek alles wiste. Hij was de enige met wie ik communiceerde. Dat is niet helemaal waar. Volgens mij ben ik nog gebeld door één van de werklui. Dat nummer begon met [telefoonnummer] . Hij staat in mijn contacten onder de naam ‘Schuur’. Hij belde mij op 5 december en daarna begon hij te sms’en. Toen vroeg hij of ik wat Macdonalds kon halen en ik heb toen drie menu’s gehaald bij de Mac. Op dat moment zaten er drie personen in mijn deel. [17]
In de schuur bovenop de cabines stonden grote vaten. Ik wist dat er chemicaliën zouden komen. [18]
De verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] van 8 december 2020, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
O: Je verklaarde dat je via [medeverdachte 2] in contact bent gekomen met de mensen die het drugslaboratorium bij jou thuis zouden opzetten. We zouden per persoon van jou een omschrijving willen hebben.
V: Kun je de persoon omschrijven, waarmee je als eerste contact had naast [medeverdachte 2] ? Laten we beginnen met de persoon, waarmee je het meeste contact had. We beginnen bij persoon 1 en nummeren dan verder.
A:
Persoon 1 is een blonde werker. Dat is een Nederlandse jongen. Ik schat hem achterin de dertig. Hij is denk ik 1.75 of 1.80 meter en is stevig gebouwd. Hij heeft lang blond haar. Niet tot op de schouders maar een beetje bob-line achtig. Hij heeft een klein baardje. Hij had een licht accentje van onder de rivieren. Dit was een klusser. Hij kwam begin oktober bijna dagelijks. Ik ging wel eens met hem lunchen maar dat is niet vaak geweest. Hij kwam altijd met een maatje.
Deze persoon heeft mij ook één keer gebeld op 5 december. Ik heb hem die avond ook opgeslagen in mijn telefoon onder de naam ‘schuur’. [19]
Persoon 2 was altijd met persoon 1 samen. Ze hoorden bij elkaar en ze kwamen altijd met zijn tweeën. Ze hadden hun eigen sleutels van het pand.
Persoon 3 was iemand die de touwtjes in handen had. Het was een grote body-builder met achterover gekamd haar. Dikke gezette kop en een dikke kont. Het was een potige man. Dit was ook een Nederlandse man van ongeveer 1.85 meter. Het was een grote man door te trainen. Hij bepaalde wat er gebeurde. Zijn haarkleur was lichtbruin. Hij was ook wel aan het werk in de schuur. Als er iets moest gebeuren aan mijn schuur of pand dan overlegde deze man met mij. Hij was een beetje de uitvoerder. [20]
Persoon 6 is de persoon die jullie hier waarschijnlijk hebben zitten.(de rechtbank begrijpt: medeverdachte [medeverdachte 3] ).
Deze persoon is door persoon 1 bij mij gebracht op donderdag rond 16:30 uur. Die vrijdag daarna stond persoon 1 bij mij op de stoep met twee andere mannen. Die beschrijf ik als persoon 7 en 8. Volgens mij zijn persoon 6, 7 en 8 de personen die het product zouden maken en die zouden blijven werken.
Het fabriceren van het product zou tien weken duren. Dat hebben [medeverdachte 2] en persoon drie wel eens verteld. [21]
Ik heb in totaal 12000, 4000 en 1000 euro ontvangen van deze gasten. Van [medeverdachte 2] heb ik ongeveer 3900 euro geleend. [22]
Verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] van 18 december 2020, inclusief getoonde foto, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
O: Ik, verbalisant [verbalisant] , toon bijlage 2 aan verdachte met daarop een foto van [medeverdachte 2] .
A: Ja, dat is hem. Dat is [medeverdachte 2] . [23]
De verklaring van getuige [medeverdachte 1] van 23 februari 2021 inclusief getoonde foto, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
V: Wij gaan door met de persoon die jij hebt omschreven als persoon 5.
We tonen je nu een foto (de rechtbank begrijpt: een foto van verdachte [verdachte] )
. Kan jij hierop reageren?
A: Dit is niet de man die ik bedoel. Het is wel de man die ik heb omschreven maar niet als de
persoon die u net opnoemt
V: Wie is deze man dan?
A: Dit is de derde man (persoon 3) welke ik hierboven heb omschreven. De forsere man die er ook meestal bij was. Hij was zowel bij het bouwproces als het gene wat er later ging gebeuren. Hij had een soort leiding over de twee andere mannen. [24]
Hij was er ook bij met dat voorstellen. Volgens mij hadden hij en [medeverdachte 2] wel vaker contact met elkaar over het gebeuren. Hij had de leidende rol bij de werknemers en daarom was hij volgens mij het aanspreekpunt van [medeverdachte 2] .
V: Wat is de rol van [medeverdachte 2] in het drugslab?
A: Hij is de connectie tussen mij en de mensen die het drugslab gingen exploiteren. [25]
De verklaring van medeverdachte als getuige bij de rechter-commissaris op 11 juni 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Rechter-commissaris: de foto’s die u toen gezien heeft, waren dat de mannen die bij u op het terrein waren?
Ja, dat waren ze. Ik wist meteen dat dit de personen waren, ik herkende ze aan hun gezicht. Puur gezichtskenmerken. [26]
Bewijsoverwegingen
Aantreffen drugslab in aanbouw
Op het perceel van de [adres] in [woonplaats] zijn op 6 december 2020 in de schuur door het LFO (onder andere) diverse goederen en chemicaliën aangetroffen. De LFO en NFI hebben gerapporteerd dat de aangetroffen chemicaliën, de diverse goederen en de in aanbouw zijnde productieruimtes met ventilatievoorziening typisch zijn voor de grootschalige bewerking van metamfetamine
.Op basis van de aangetroffen en geanalyseerde materialen is de rechtbank van oordeel dat op voormeld perceel goederen zijn aangetroffen die bestemd waren voor de vervaardiging van metamfetamine en dat in de schuur een drugslaboratorium in aanbouw was. Dat heeft op zitting ook niet ter discussie gestaan.
Betrokkenheid verdachte
De vraag die de rechtbank vervolgens moet beantwoorden is of verdachte wetenschap had van de aangetroffen goederen en of verdachte wist of ernstig had moeten vermoeden dat die goederen bestemd waren voor de vervaardiging van amfetamine. Verdachte ontkent elke betrokkenheid. Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat er voldoende wettig en ook overtuigend bewijs aanwezig is in het dossier.
Bij het vaststellen van de betrokkenheid van verdachte heeft de rechtbank daarbij in beslissende mate acht geslagen op de (belastende) verklaringen van medeverdachte [medeverdachte 1] . De rechtbank zal daarom eerst toelichten waarom die verklaring voor verdachte belastend is en waarom de rechtbank zijn verklaringen betrouwbaar vindt.
[medeverdachte 1] is eigenaar van het perceel waarop zich het drugslab in aanbouw bevond. De rechtbank stelt vast dat [medeverdachte 1] op verschillende momenten verklaringen heeft afgelegd over hetgeen zich heeft afgespeeld in de schuur, de betrokken personen en over hun rol. Zo heeft hij onder andere verklaard dat hij in contact kwam met medeverdachte [medeverdachte 2] die mensen kenden die grondstoffen (A-olie) in zijn schuur zouden willen produceren in ruil voor geld. Vanaf oktober 2020 werd de schuur verbouwd door meerdere mensen en ieder met een eigen rol: één van de personen faciliteerde de bouw, twee personen waren aan het klussen en een vierde persoon had de leiding over hen. Verdachte, die hij omschreef als ‘persoon 3’, zou onder andere de leidende rol hebben gehad.
De rechtbank heeft geen reden om aan de inhoud van de verklaringen van [medeverdachte 1] te twijfelen. De rechtbank overweegt daartoe dat [medeverdachte 1] in grote lijnen consistent heeft verklaard en de verklaringen niet op wezenlijke punten van elkaar afwijken. Daar komt bij dat [medeverdachte 1] met zijn verklaringen van het begin af aan niet alleen verdachte en medeverdachten, maar ook zichzelf heeft belast. Niet is gebleken dat [medeverdachte 1] een reden had om in strijd met de waarheid belastend te verklaren over verdachte. Naar het oordeel van de rechtbank valt dan ook niet in te zien wat redelijkerwijs de winst voor [medeverdachte 1] zou kunnen zijn om hierover bewust in strijd met de waarheid te verklaren.
Anders dan de raadsman heeft betoogd ziet de rechtbank de fotoherkenning van verdachte door [medeverdachte 1] juist als een ondersteuning voor de betrouwbaarheid van zijn verklaring. [medeverdachte 1] heeft de verschillende personen omschreven die bij het drugslab betrokken waren en beschrijft verdachte als persoon 3, de persoon die de leiding had over de andere werkers. Nadat [medeverdachte 1] een verklaring geeft over een ‘persoon 5’, een andere betrokkene, wordt hem de foto getoond van verdachte. Uit eigen beweging verklaart [medeverdachte 1] dat de getoonde foto niet de persoon is die hij bedoelde met zijn omschrijving van ‘persoon 5’, maar dat dit wel de eerder door hem omschreven ‘persoon 3’ is. Dat [medeverdachte 1] uit zichzelf de verbalisanten corrigeert en de getoonde foto koppelt aan verdachte, zijnde persoon 3, maakt zijn herkenning sterk. [medeverdachte 1] is zeker van zijn zaak en heeft onlangs bij de rechter-commissaris bevestigd dat hij de personen destijds meteen herkende aan hun gezichtskenmerken.
Tot slot vinden de verklaringen van [medeverdachte 1] , zoals hierna zal blijken, op diverse punten bevestiging in het dossier. De rechtbank is, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, dan ook van oordeel dat de verklaringen van [medeverdachte 1] betrouwbaar zijn en bruikbaar voor het bewijs. De rechtbank zal zijn verklaringen dan ook als uitgangspunt nemen.
De verklaring en herkenning door [medeverdachte 1] vindt steun in de aanwezigheid van het DNA-materiaal van verdachte aan de binnenkant van de handschoenen die lagen in de schuur. Op basis van de verklaring van [medeverdachte 1] is vervolgens de conclusie gerechtvaardigd dat verdachte de werkhandschoen heeft gedragen ten behoeve van de opbouw van het drugslaboratorium en dat hij in de schuur is geweest.
Daarnaast vindt de verklaring van [medeverdachte 1] steun in de betrokkenheid van de auto van verdachte op cruciale momenten. Dit blijkt uit de observaties die in het kader van een ander onderzoek (onderzoek Ketchikan) waren verricht en die de aanleiding vormden voor de verdenkingen in deze strafzaak (onderzoek Bergamot). Ketchikan betrof een onderzoek dat gericht was op verdachten die zich in georganiseerd verband bezighielden met de handel in verdovende middelen door middel van het opzetten en in werking nemen van drugslaboratoria ten behoeve van de vervaardiging van synthetische drugs. In het onderzoek Ketchikan was bekend dat twee verdachten (in het onderzoek bekend als koks, laboranten in het productieproces) tewerk gesteld zouden gaan worden op een op dat moment nog onbekende lablocatie. De twee laboranten werden op 4 december 2020 vervoerd en in Zutphen stapten zij in een Mercedes op naam van verdachte. De Mercedes vertrok vervolgens rechtstreeks naar de [adres] te [woonplaats] . Een half uur later werd de auto gezien in de buurt van de [straat] en werd de tenaamgestelde, verdachte, door het observatieteam herkend als bestuurder. Diezelfde avond werd de auto van verdachte nogmaals bij de schuur gezien. Meerdere personen waren toen tonnen/vaten uit de bus aan het halen en de schuur in aan het dragen.
Verdachte heeft geen verklaring gegeven voor de betrokkenheid van zijn auto, anders dan dat hij zijn auto wel eens uitleent aan zijn neefje ‘ [C] ’. Verdachte heeft verder niets over deze [C] willen verklaren, waardoor deze verklaring niet verifieerbaar is. De rechtbank vindt deze verklaring onaannemelijk en schuift deze terzijde.
Gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders dan dat verdachte wetenschap had van de voorwerpen en grondstoffen in de schuur en daar ook beschikkingsmacht over had. De rechtbank is van oordeel dat de handelingen die verdachte blijkens de verklaring van [medeverdachte 1] heeft verricht, zonder meer zijn te kwalificeren als medeplegen, nu uit de verklaringen onder meer volgt dat verdachte een leidinggevende rol had bij de voorbereidingshandelingen en daarbij samenwerkte met anderen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Ten aanzien van feit 2
in de periode van 1 oktober 2020 tot en met 6 december 2020, te Baak, gemeente Bronckhorst, tezamen en in vereniging met anderen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en vervaardigen van een hoeveelheid van een materiaal bevattende metamfetamine, zijnde metamfetamine een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen, voorwerpen en stoffen voorhanden heeft gehad, te weten:
- jerrycans en zakken en (andere soorten) verpakkingen met daarin chemicaliën en (andere) stoffen betrekking hebbend op en verband houdend met de productie van metamfetamine, waaronder wijnsteenzuur en natriumhydroxide en aceton en tolueen;
- laboratoriummaterialen, waaronder een ventilatieopstelling, (kook)pannen, maatbekers, klemdekselvaten, maskers, (rubberen) handschoenen, weegschaal, PH-meter, waterslangen,

waarvan verdachte en verdachte’s mededaders wisten of ernstige redenen hadden te vermoeden, dat die bestemd waren tot het plegen van die feiten;

Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
medeplegen van om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, voorwerpen en stoffen voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 10 maanden.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om bij een bewezenverklaring te komen tot een deels voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf, gelet op het forse tijdsverloop in deze zaak.
Daarnaast heeft de raadsman verzocht om bij de straftoemeting in het voordeel van verdachte rekening te houden met het feit dat uit het reclasseringsrapport blijkt dat verdachte zijn zaken op orde heeft.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich gedurende een periode van ruim twee maanden schuldig gemaakt aan het medeplegen van voorbereidingshandelingen voor de productie van amfetamine door daartoe bestemde voorwerpen en stoffen voorhanden te hebben. Op grond van de aangetroffen hoeveelheden stoffen mag worden aangenomen dat daarmee een aanzienlijke hoeveelheid synthetische drugs geproduceerd zou kunnen worden. Harddrugs zijn schadelijke stoffen voor de volksgezondheid. Door de verspreiding van deze verdovende middelen en het gebruik ervan wordt niet alleen de volksgezondheid ernstig bedreigd, maar de ervaring leert ook dat dit dikwijls gepaard gaat met andere vormen van criminaliteit. Verdachte heeft hieraan een actieve bijdrage geleverd en heeft een leidende rol gehad in het drugslab in aanbouw. Daarnaast heeft verdachte geen openheid van zaken willen gegeven. Dit rekent de rechtbank verdachte aan.
Persoon van verdachte
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met een uittreksel justitiële documentatie (‘het strafblad’) betreffende verdachte van 6 mei 2024, waaruit blijkt dat hij op 3 november 2014 is veroordeeld voor een overtreding van de Opiumwet. Nu deze veroordeling niet binnen de recidivetermijn valt, zal de rechtbank dit niet strafverzwarend meewegen.
Daarnaast heeft de rechtbank kennisgenomen van het reclasseringsadvies van 30 mei 2024, opgemaakt door reclasseringswerker W.M.G.M. van Kempen, waaruit blijkt dat verdachte zijn zaken op orde heeft. Verdachte is in staat om zelfstandig zijn zaken te regelen en oplossingen te vinden voor problemen die zich in zijn leven voordoen. De stabiliteit op diverse leefgebieden wordt als beschermend gezien. Uit het rapport blijkt dat de reclassering geen noodzaak ziet tot reclasseringsinterventies of toezicht. Geadviseerd wordt om bij een veroordeling een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen.
Overschrijding redelijke termijn
Volgens vaste jurisprudentie geldt als uitgangspunt dat binnen een termijn van twee jaar na aanvang van de redelijke termijn vonnis dient te worden gewezen. De redelijke termijn begon te lopen op 18 maart 2021, toen verdachte werd aangehouden. Tussen die datum en de datum van het vonnis ligt een periode die de redelijke termijn ruim overschrijdt. De rechtbank zal daar in straf verminderende zin rekening mee houden.
Strafoplegging
De rechtbank heeft bij het bepalen van de op te leggen straf gekeken naar straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de ernst van het feit een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden is. De duur van die straf zou, gelet op de ernst van het bewezenverklaarde feit, langer kunnen zijn dan door de officier van justitie gevorderd. Omdat de redelijke termijn fors is overschreden volgt de rechtbank de eis van de officier van justitie.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 47 van het Wetboek van Strafrecht en
  • 10a van de Opiumwet;
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 1 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 2 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
10 maanden.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.F. Haeck, voorzitter, mr. O. Böhmer en mr. M.J. Westerink, rechters, in tegenwoordigheid van mr. G.S.M. van Duinkerken, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 27 juni 2024.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 6 december 2020 te Baak, gemeente Bronckhorst,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk
aanwezig heeft gehad
ongeveer 3.400 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende
metamfetamine,
zijnde metamfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende
lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
( art 10 lid 3 Opiumwet, art 2 ahf/ond C Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
2
hij in of omstreeks de periode van 1 oktober 2020 tot en met 6 december 2020,
althans op 6 december 2020 te Baak, gemeente Bronckhorst,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te
weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren,
verstrekken, vervoeren en/of vervaardigen van een hoeveelheid van een materiaal
bevattende metamfetamine, zijnde metamfetamine een middel vermeld op de bij
de Opiumwet behorende lijst I,
voor te bereiden en/of te bevorderen,
voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en/of andere betaalmiddelen
voorhanden heeft gehad, te weten:
- één of meer jerrycans en/of zakken en/of (andere soorten) verpakkingen met
daarin chemicaliën en/of (andere) stoffen betrekking hebbend op en/of verband
houdend met de productie van metamfetamine, waaronder wijnsteenzuur en/of
natriumhydroxide en/of aceton en/of tolueen en/of caustic soda;
- laboratoriummaterialen, waaronder een ventilatieopstelling, (kook)pannen,
maatbekers, klemdekselvaten, maskers, (rubberen) handschoenen, weegschalen,
PH-meter, waterslangen en/of
- gelden en/of andere betaalmiddelen
waarvan verdachte en/of verdachte’s mededader(s) wist(en) of ernstige redenen
had(den) te vermoeden, dat dat/die bestemd was/waren tot het plegen van dat/die
feit(en);
( art 10 lid 4 Opiumwet, art 10 lid 5 Opiumwet, art 10a lid 1 ahf/sub 3 alinea
Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 22 april 2021, genummerd 202012070830.REL, opgemaakt door politie Oost-Nederland, doorgenummerd pagina’s 1 tot en met 858. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 53.
3.Pagina 54-55.
4.Pagina 55.
5.Een geschrift, zijnde een NFI-rapport van 22 januari 2021
6.Een geschrift, zijnde een NFI-rapport van 22 januari 2021
7.Pagina 93.
8.Pagina 97.
9.Een geschrift, zijnde een NFI-rapport van 2 juni 2021 (opgenomen in het dossier onder ‘NFI-deskundigenrapport), pagina 4.
10.Pagina 365.
11.Pagina 369.
12.Pagina 370.
13.Pagina 366.
14.Pagina 14.
15.Pagina 490.
16.Pagina 495.
17.Pagina 496.
18.Pagina 498.
19.Pagina 504.
20.Pagina 504.
21.Pagina 506.
22.Pagina 507.
23.Pagina 517.
24.Pagina 524.
25.Pagina 526.
26.Een proces-verbaal van verhoor verdachte op 11 juni 2024, opgemaakt door de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank, pagina 5.