In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 6 februari 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een vader en een moeder over de omgang met hun minderjarige zoon. De vader, vertegenwoordigd door mr. V.W.J.M. Kuit, vorderde dat de moeder, vertegenwoordigd door mr. W.R. Gorseling, de zorgregeling zoals vastgesteld door de rechtbank Gelderland op 10 juli 2023 zou nakomen. De moeder had de omgang met de vader stopgezet zonder rechtens te respecteren reden, wat leidde tot deze procedure. De voorzieningenrechter oordeelde dat de moeder niet aannemelijk had gemaakt dat er zwaarwegende belangen waren die de stopzetting van de omgang rechtvaardigden. De vader had een spoedeisend belang bij het hervatten van de omgang, aangezien het contact tussen hem en zijn zoon al enkele maanden was gestopt, wat negatieve gevolgen had voor hun relatie.
De voorzieningenrechter besloot dat de moeder de zorgregeling moest nakomen en dat de omgang per direct moest worden hervat. Tevens werd de moeder veroordeeld tot betaling van een dwangsom van € 250 per dag voor iedere dag dat zij niet aan de veroordeling voldoet, met een maximum van € 2.500. De moeder werd ook ambtshalve in de proceskosten van de vader veroordeeld, omdat zij de omgang zonder geldige reden had stopgezet en geen contact met de vader had gezocht. De voorzieningenrechter benadrukte het belang van de omgang voor de ontwikkeling van de minderjarige en raadde beide ouders aan om hulpverlening in te schakelen om hun onderlinge verhoudingen te verbeteren.