ECLI:NL:RBMNE:2024:3928

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
27 juni 2024
Publicatiedatum
27 juni 2024
Zaaknummer
05/081032-21 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen van voorbereidingshandelingen voor de productie van amfetamine met vrijspraak voor bezit van metamfetamine

Op 27 juni 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1979, die werd beschuldigd van het medeplegen van voorbereidingshandelingen voor de productie van amfetamine. De rechtbank heeft de zaak behandeld op tegenspraak, waarbij de officier van justitie, mr. L. Guest, en de raadsman, mr. R. Stam, aanwezig waren. De tenlastelegging omvatte twee feiten: het bezit van ongeveer 3.400 gram metamfetamine op 6 december 2020 en het voorhanden hebben van voorwerpen en stoffen ter voorbereiding van de vervaardiging van metamfetamine in de periode van 1 oktober 2020 tot en met 6 december 2020.

Tijdens de zitting op 13 juni 2024 heeft de rechtbank de bewijsvoering besproken. De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd voor feit 1, het bezit van metamfetamine, en vond feit 2 wettig en overtuigend bewezen. De verdediging heeft integrale vrijspraak bepleit, maar de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor het bezit van metamfetamine. De rechtbank sprak de verdachte vrij van feit 1, maar achtte feit 2 bewezen. De verdachte had zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van stoffen en goederen ter voorbereiding van de productie van metamfetamine.

De rechtbank legde een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 10 maanden op, rekening houdend met de ernst van de feiten en de rol van de verdachte in de organisatie van het drugslaboratorium. De rechtbank overwoog dat de verdachte een actieve bijdrage had geleverd aan de voorbereidingshandelingen en dat hij wetenschap had van de betrokkenheid bij de productie van drugs. De uitspraak is gedaan in het belang van de volksgezondheid en ter bestrijding van de drugshandel.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 05/081032-21 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 27 juni 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1979] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres:
[adres] te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 13 juni 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. L. Guest en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. R. Stam, advocaat te Doetinchem, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er in het kort op neer dat verdachte:
Feit 1
op 6 december 2020 in Baak samen met een of meer anderen opzettelijk ongeveer 3400 gram metamfetamine aanwezig heeft gehad;
Feit 2
in de periode van 1 oktober 2020 tot en met 6 december 2020 in Baak samen met een of meer anderen en ter voorbereiding van het vervaardigen van metamfetamine opzettelijk voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging. Dat betekent dat er geen formele belemmeringen zijn om de zaak inhoudelijk te behandelen.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder feit 1 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend te bewijzen en heeft gevorderd verdachte daarvan vrij te spreken.
De officier van justitie acht het onder 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
Voor zover van belang worden de standpunten van de officier van justitie besproken bij het oordeel van de rechtbank.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft integrale vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde, omdat op basis van het dossier niet vastgesteld kan worden dat verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van amfetamine in de schuur (feit 1) of dat verdachte betrokken is geweest bij enige voorbereidingshandelingen als bedoeld in artikel 10a van de Opiumwet (feit 2).
Voor zover van belang worden de standpunten van de raadsman hieronder besproken bij het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak feit 1
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 1 ten laste gelegde feit niet wettig en overtuigend bewezen kan worden en zal verdachte hiervan vrijspreken. Het is niet gebleken dat verdachte wist dat er amfetamine aanwezig was.
Bewezenverklaring feit 2
Op basis van de redengevende feiten en omstandigheden die in de hieronder opgenomen bewijsmiddelen zijn vervat, vindt de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich samen met anderen in de periode van 1 oktober 2020 tot en met 6 december 2020 schuldig heeft gemaakt aan het voorhanden hebben van stoffen, goederen en gelden ter voorbereiding van het vervaardigen van metamfetamine, zoals ten laste gelegd onder feit 2. De rechtbank zal na opsomming van de bewijsmiddelenuitleggen waarom zij tot dat oordeel komt en ingaan op de verweren van de verdediging, voor zover die niet al worden weerlegd door de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen [1]
Een proces-verbaal van bevindingen van het Team Landelijke Faciliteit Ondersteuning Ontmantelen (LFO), voor zover inhoudende en zakelijk weergegeven:
Wij hebben de woning, en de bijbehorende opstallen, aan de [adres] te [woonplaats] betreden.
Wij zagen dat er in deze schuur bouwwerkzaamheden bezig waren en dat er drie verschillende binnenruimtes waren gemaakt. Deze ruimtes (A, C en D) waren alle voorzien van een professioneel aangelegde luchtaanvoer en luchtafzuiging waarvan de afgevoerde lucht gefilterd (koolstoffilters) en gewassen (gaswassers) werd. Dit soort ruimtes zijn typisch voor productieruimtes van (synthetische) drugs waarbij gevaarlijke chemische dampen vrijkomen met een sterke geur.
Voor een volledige en gedetailleerde beschrijving van alle goederen die werden aangetroffen wordt verwezen naar de inventarisatielijst. [2]
Inventarisatielijst
Ruimte A – productieruimte in aanbouw
A-1
Klemdekselvat 200L, gevuld met:
-
7x maatbeter 5L
-
1x maatbeker 1L,
-
Plastic fles 1L, , gevuld met cira 200 ml ethanol
-
aangebroken zak (25kg), gevuld met 20 kilo aan wit poeder (wijnsteenzuur)
-
Plastic fles 1L metamfetamine
A-2
Klemdekselvat 200L, met daarin een maatbeker 5L die gevuld is met 3.2 liter, netto gewicht 3,4 kg metamfetamine
Ruimte B – centrale ruimte
AANK7769NL
B-1
79x zak, etiket ‘L(+)-Tartaric Acid 25kg’, gevuld met wit poeder. Totaal 1975 kg.
AANK7770NL
B-2
4x zak, etiket ‘Caustic Soda Pearls 25 kg’, gevuld met witte korrels. Totaal 100 kg.
AANK7771NL
B-3
110x jerrycan 20L, etiket met Cas-nummer 67-64-1 (=aceton)
Totaal 2200 liter
AANK7774NL
B-4
16x jerrycan 20L, Pools etiket met Cas-nummer 108-88-3 (= tolueen)
Totaal 320 liter
B-5
Boodschappenkrat met daarin:
-
4x fles 1L wasbenzine
-
2x fles 1L bio ethanol
-
2x fles 1L terpentine
B-6
Doos met daarin:
-
Maatbeker 5L
-
Waterslangen
B-7
Opbergbox met:
-
4x fles 1L citronella
-
2x fles 1L bio ethanol
-
Plastic zak met stoffen handschoenen
B-8
-
3x maatbeker 5L
B-10
4x klemdekselvat 200L. Op de deksel lagen diverse goederen:
-
2x halfgelaatsmaskers inclusief filters;
-
Diverse gele rubberen handschoenen
-
Doos met vinyl handschoenen
-
Weegschaal
-
Digitale pH-meter
-
Diverse oranjekleurige handschoenen
2 emaillen pan
B-12
Ventilatieopstelling
Voorlopige interpretatie LFO
De aangetroffen chemicaliën, de diverse goederen en de in aanbouw zijnde productieruimtes met ventilatievoorziening zijn typisch voor de grootschalige bewerking van metamfetamine. [4]
Een NFI-rapport over het drugsonderzoek aan materialen, voor zover inhoudende:
Kenmerk
Resultaat
AANK7769NL
Bevat (vrijwel) uitsluitend wijnsteenzuur, resultaat conform etiket
AANK7770NL
Bevat (vrijwel) uitsluitend natriumhydroxide, resultaat conform etiket
AANK7771NL
Bevat (vrijwel) uitsluitend aceton, resultaat conform etiket
AANK7774NL
Bevat (vrijwel) uitsluitend tolueen, resultaat conform etiket
In relatie tot drugs kan L( + )-wijnsteenzuur gebruikt worden bij de bewerking van metamfetamine, namelijk de scheiding van d- en l-metamfetamine.
Natriumhydroxide wordt in de chemische industrie veelvuldig toegepast. In relatie tot drugs kan natriumhydroxide als hulpstof worden gebruikt bij de vervaardiging en/of bewerking van diverse drugs. [6]
De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 13 juni 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik heb [medeverdachte 1] in contact gebracht met een potentiële huurder voor de schuur. Ik heb [medeverdachte 1] twee of drie keer een envelop met geld gegeven.
Een proces-verbaal van verstrekking en analyse van gevorderde gegevens ex art. 126n Wetboek van Strafvordering, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Tenaamgestelde nummer [telefoonnummer]
Genoemd nummer is middels een zogenaamde CIOT-bevraging bevraagd. Hieruit bleek dat het nummer op naam staat van [verdachte] , [adres] in [woonplaats] . [7]
Een proces-verbaal van verstrekking en analyse van gevorderde gegevens ex art. 126n Wetboek van Strafvordering, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Tenaamgestelde nummer [telefoonnummer]
Genoemd nummer is middels een zogenaamde CIOT-bevraging bevraagd. Hieruit bleek dat het nummer op naam staat van [medeverdachte 2] . [8]
Op 5-12-2020 om 17:26 uur vind er een telefoongesprek plaats tussen het bevraagde nummer [telefoonnummer] en het [telefoonnummer] , zijnde het nummer van [verdachte] . [9]
De verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] van 7 december 2020, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik woon aan de [adres] in [woonplaats] . [10]
De verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] van 7 december 2020, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik had een schuld van 12000 euro bij de bank. Ik ben toen in contact gekomen met iemand die mijn schuur wilde huren. Deze mensen boden mij aan om mijn schuld van 12000 euro te voldoen. Die heb ik toen in contanten ontvangen. Ze zouden mij wekelijks 5000 euro betalen als het gebeuren van start zou gaan. Ik kende deze mensen niet. Ik ken alleen de tussenpersoon.
Ik kwam via [verdachte] in contact met de mensen die de deel wilden huren. [verdachte] komt uit [woonplaats] . Hij kwam met het idee om wat te regelen. Hij kende mensen die grondstoffen konden produceren, dit betrof A-olie. Ik zou daarmee 20.000 euro per week mee verdienen. Ik hoefde alleen mijn schuur te verhuren. Hij had een jongen en hij is een keer samen met hem bij mij geweest. Die jongen kon het geld en de hoeveelheden niet waarmaken en toen kwam [verdachte] met een andere persoon. Die mensen zouden het plan overnemen. Er werd tot actie overgegaan. Het verbouwen duurde vanaf begin oktober 2020 tot nu. [11] Over het algemeen waren er twee tot vier mensen daar aan het verbouwen.
Alles ging via [verdachte] . Ik heb natuurlijk de werklui wel gezien en wel eens contact gehad over zaken bij de verbouwing. Ik ging naar [verdachte] toe of ik had contact met hem via WhatsApp. In mijn communicatie zal je niets terugvinden, omdat ik na elk gesprek alles wiste. Hij was de enige met wie ik communiceerde. Dat is niet helemaal waar. Volgens mij ben ik nog gebeld door één van de werklui. Dat nummer begon met [telefoonnummer] . Hij staat in mijn contacten onder de naam ‘Schuur’. Hij belde mij op 5 december en daarna begon hij te sms’en. Toen vroeg hij of ik wat Macdonalds kon halen en ik heb toen drie menu’s gehaald bij de Mac. Op dat moment zaten er drie personen in mijn deel. [12]
Ik heb 12000 euro, 4000 euro en 1000 euro contant van [verdachte] gekregen. De 12000 en 4000 euro kreeg ik bij mij thuis (de rechtbank begrijpt: op de [adres] te [woonplaats] )
. [13]
In de schuur bovenop de cabines stonden grote vaten. Ik wist dat er chemicaliën zouden komen. [14]
De verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] van 8 december 2020, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
O: Je verklaarde dat je via [verdachte] in contact bent gekomen met de mensen die het drugslaboratorium bij jou thuis zouden opzetten. We zouden per persoon van jou een omschrijving willen hebben.
V: Kun je de persoon omschrijven, waarmee je als eerste contact had naast [verdachte] ? Laten we beginnen met de persoon, waarmee je het meeste contact had. We beginnen bij persoon 1 en nummeren dan verder.
A:
Persoon 1 is een blonde werker. Dat is een Nederlandse jongen. Ik schat hem achterin de dertig. Hij is denk ik 1.75 of 1.80 meter en is stevig gebouwd. Hij heeft lang blond haar. Niet tot op de schouders maar een beetje bob-line achtig. Hij heeft een klein baardje. Hij had een licht accentje van onder de rivieren. Dit was een klusser. Hij kwam begin oktober bijna dagelijks. Ik ging wel eens met hem lunchen maar dat is niet vaak geweest. Hij kwam altijd met een maatje.
Deze persoon heeft mij ook één keer gebeld op 5 december. Ik heb hem die avond ook opgeslagen in mijn telefoon onder de naam ‘schuur’. [15]
Persoon 2 was altijd met persoon 1 samen. Ze hoorden bij elkaar en ze kwamen altijd met zijn tweeën. Ze hadden hun eigen sleutels van het pand.
Persoon 3 was iemand die de touwtjes in handen had. Hij had achterover gekamd haar. Het was een potige man. Dit was ook een Nederlandse man van ongeveer 1.85 meter. Het was een grote man door te trainen. Hij bepaalde wat er gebeurde. Zijn haarkleur was lichtbruin. Hij was ook wel aan het werk in de schuur. Als er iets moest gebeuren aan mijn schuur of pand dan overlegde deze man met mij. Hij was een beetje de uitvoerder. [16]
Persoon 6 is de persoon die jullie hier waarschijnlijk hebben zitten.(de rechtbank begrijpt: medeverdachte [medeverdachte 3] ).
Deze persoon is door persoon 1 bij mij gebracht op donderdag rond 16:30 uur. Die vrijdag daarna stond persoon 1 bij mij op de stoep met twee andere mannen. Die beschrijf ik als persoon 7 en 8.
Het fabriceren van het product zou tien weken duren. Dat hebben [verdachte] en persoon drie wel eens verteld. [17]
Ik heb in totaal 12000, 4000 en 1000 euro ontvangen van deze gasten. Van [verdachte] heb ik ongeveer 3900 euro geleend. [18]
Verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] van 18 december 2020, inclusief getoonde foto, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
O: Ik, verbalisant [verbalisant] , toon bijlage 2 aan verdachte met daarop een foto van [verdachte] .
A: Ja, dat is hem. Dat is [verdachte] . [19]
V: Wat is de rol van [verdachte] in het drugslab?
A: Hij is de connectie tussen mij en de mensen die het drugslab gingen exploiteren. [20]
Bewijsoverwegingen
Aantreffen drugslab in aanbouw
Op het perceel van de [adres] in [woonplaats] zijn op 6 december 2020 in de schuur door het LFO (onder andere) diverse goederen en chemicaliën aangetroffen. De LFO en NFI hebben gerapporteerd dat de aangetroffen chemicaliën, de diverse goederen en de in aanbouw zijnde productieruimtes met ventilatievoorziening typisch zijn voor de grootschalige bewerking van metamfetamine
.Op basis van de aangetroffen en geanalyseerde materialen is de rechtbank van oordeel dat op voormeld perceel goederen zijn aangetroffen die bestemd waren voor de vervaardiging van metamfetamine en dat in de schuur een drugslaboratorium in aanbouw was. Dat heeft op zitting ook niet ter discussie gestaan.
Betrokkenheid verdachte
De vraag die de rechtbank vervolgens moet beantwoorden is of verdachte wetenschap had van de aangetroffen goederen en of verdachte wist of ernstig had moeten vermoeden dat die goederen bestemd waren voor de vervaardiging van amfetamine. Verdachte heeft verklaard dat hij enkel [medeverdachte 1] in contact heeft gebracht met een potentiële huurder, een oudijzerboer, die ruimte zocht voor een spuiterij. Daarna is hij niet meer bij hen betrokken geweest. Dat het uiteindelijk niet zou gaan om een spuiterij maar een drugslab wist hij dus niet, zo heeft hij verklaard.
De rechtbank is van oordeel dat de betrokkenheid van verdachte, anders dan hij wil doen voorkomen, niet beperkt is gebleven tot het in contact brengen van [medeverdachte 1] met de huurder van zijn schuur.
Bij het vaststellen van de betrokkenheid van verdachte heeft de rechtbank in beslissende mate acht geslagen op de (belastende) verklaringen van medeverdachte [medeverdachte 1] . De rechtbank zal daarom eerst toelichten waarom die verklaringen voor verdachte belastend zijn en waarom de rechtbank zijn verklaringen betrouwbaar vindt.
[medeverdachte 1] is eigenaar van het perceel waarop zich het drugslab in aanbouw bevond. De rechtbank stelt vast dat [medeverdachte 1] op verschillende momenten verklaringen heeft afgelegd over hetgeen zich heeft afgespeeld in de schuur, de betrokken personen en over hun rol. Met betrekking tot verdachte heeft hij – kort samengevat – verklaard dat verdachte mensen kenden die A-olie in zijn schuur zouden willen produceren. In ruil voor het beschikbaar stellen van zijn schuur zou [medeverdachte 1] geld krijgen. [medeverdachte 1] verklaart in totaal € 17.000,- van verdachte te hebben ontvangen. Vanaf oktober 2020 werd de schuur verbouwd en waren meerdere mensen betrokken met ieder een eigen rol: één van de personen faciliteerde de bouw, twee personen waren aan het klussen en een vierde persoon had de leiding over hen. Verdachte is de contactpersoon geweest tussen de werkers in de schuur en [medeverdachte 1] .
De rechtbank heeft geen reden om aan de inhoud van [medeverdachte 1] verklaringen te twijfelen. [medeverdachte 1] heeft in grote lijnen consistent verklaard. Daar komt bij dat [medeverdachte 1] met zijn verklaringen van het begin af aan niet alleen verdachte en medeverdachten, maar ook zichzelf heeft belast. Anders dan de raadsman ziet de rechtbank in zijn verklaringen ook niet dat hij zijn eigen aandeel bagatelliseert. Niet is gebleken dat [medeverdachte 1] een reden had om in strijd met de waarheid belastend te verklaren over verdachte. Integendeel, [medeverdachte 1] had er moeite mee om verdachte te belasten, omdat hij verdachte goed kende en hem mocht. Bovendien vinden zijn verklaringen, zoals hierna zal blijken, op diverse punten bevestiging in het dossier. De rechtbank is van oordeel dat de verklaringen van [medeverdachte 1] betrouwbaar zijn. De rechtbank zal zijn verklaringen dan ook als uitgangspunt nemen.
De verklaring van [medeverdachte 1] wordt ondersteund door de verklaring van verdachte zelf. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij twee á drie keer een envelop met geld heeft gegeven aan [medeverdachte 1] bij hem thuis. Dit zou hij op verzoek van de huurder, de oud-ijzerboer die hij in contact heeft gebracht met [medeverdachte 1] , gedaan hebben. De rechtbank stelt vast dit niet strookt met zijn verklaring dat hij hen alleen met elkaar in contact heeft gebracht. Daar komt bij dat verdachte ook niets heeft kunnen vertellen over deze huurder, zoals zijn naam of andere nadere gegevens over deze persoon. De rechtbank vindt de verklaring van verdachte ongeloofwaardig, aangezien deze concreet noch verifieerbaar is. Daarnaast vindt de rechtbank het onwaarschijnlijk dat een huurder grote bedragen aan contant geld zou geven aan een tussenpersoon in plaats van rechtstreeks aan de verhuurder, dat is des te onwaarschijnlijker nu de oud-ijzerboer volgens verdachte al in de buurt zou zijn geweest.
Daarnaast ziet de rechtbank ondersteuning in de analyse van de historische verkeersgegevens van de telefoon van medeverdachte [medeverdachte 2] . Ondanks dat verdachte heeft verklaard dat hij medeverdachte [medeverdachte 2] , die werkzaam was in de schuur, niet kent, volgt uit de analyse van de telefoon dat verdachte op 5 december 2020 gebeld heeft met hem.
De rechtbank is van oordeel dat uit de bewijsmiddelen naar voren komt dat verdachte een belangrijke rol heeft gehad in de organisatie van het drugslaboratorium in aanbouw in [woonplaats] . Hij heeft de locatie voor het drugslab geregeld, heeft het geld aan [medeverdachte 1] betaald en heeft blijvend als tussenpersoon gefungeerd tussen [medeverdachte 1] en de werkers in de schuur. Uit de verklaring van [medeverdachte 1] volgt dat het vanaf het begin het plan is geweest dat er A-olie geproduceerd zou gaan worden. De aangetroffen situatie in de schuur bevestigt dit plan.
Gelet op al deze feiten, in onderling verband en samenhang bezien, kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders dan dat verdachte wetenschap had van de voorwerpen in de schuur en daar ook beschikkingsmacht over had. Verdachte heeft zich daarmee schuldig gemaakt aan het onder 2 ten laste gelegde. In aanmerking genomen dat verdachte ook wist dat anderen betrokken waren bij de situatie in de schuur, heeft verdachte ook het opzet gehad op het tezamen en in vereniging met anderen plegen van die voorbereidingshandelingen. Hoewel geen sprake is van een gezamenlijke uitvoering, is de bijdrage van verdachte aan het tenlastegelegde, gelet op de hiervoor beschreven handelingen, naar het oordeel van de rechtbank van zodanig gewicht dat deze kan worden aangemerkt als medeplegen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Ten aanzien van feit 2
in de periode van 1 oktober 2020 tot en met 6 december 2020, te Baak, gemeente Bronckhorst, tezamen en in vereniging met anderen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, en/of vervaardigen van een hoeveelheid van een materiaal bevattende metamfetamine, zijnde metamfetamine een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen, voorwerpen, stoffen, en gelden voorhanden heeft gehad, te weten:
- jerrycans en zakken en (andere soorten) verpakkingen met daarin chemicaliën en(andere) stoffen verband houdend met de productie van metamfetamine, waaronder wijnsteenzuur en natriumhydroxide en aceton en tolueen;
- laboratoriummaterialen, waaronder een ventilatieopstelling, (kook)pannen, maatbekers, klemdekselvaten, maskers, (rubberen) handschoenen, weegschaal, PH-meter, waterslangen en
- gelden,
waarvan verdachte en verdachte’s mededaders wisten of ernstige redenen hadden te vermoeden, dat die bestemd waren tot het plegen van die feiten;
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
medeplegen van om een feit, bedoeld in het vierde en vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, voorwerpen, stoffen en gelden voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 10 maanden.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich gedurende een periode van ruim twee maanden schuldig gemaakt aan het medeplegen van voorbereidingshandelingen voor de productie van amfetamine door daartoe bestemde voorwerpen, stoffen en gelden voorhanden te hebben. Op grond van de aangetroffen hoeveelheden stoffen en chemicaliën mag worden aangenomen dat daarmee een aanzienlijke hoeveelheid amfetamine geproduceerd zou kunnen worden. Harddrugs zijn schadelijke stoffen voor de volksgezondheid. Door de verspreiding van deze verdovende middelen en het gebruik ervan wordt niet alleen de volksgezondheid ernstig bedreigd, maar de ervaring leert ook dat dit dikwijls gepaard gaat met andere vormen van criminaliteit. Verdachte heeft hieraan een actieve bijdrage geleverd door de locatie voor de voorbereidingshandelingen te regelen, hier geld voor te betalen en als tussenpersoon te fungeren tussen de werkers in het drugslab in aanbouw en de eigenaar van het perceel. Daarnaast heeft verdachte geen openheid van zaken gegeven. Dit rekent de rechtbank verdachte aan.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft gekeken naar een uittreksel justitiële documentatie (‘het strafblad’) betreffende verdachte van 6 mei 2024. Daaruit blijkt dat verdachte eerder voor overtreding van de Opiumwet is veroordeeld. Deze eerdere veroordelingen hebben verdachte er kennelijk niet van weerhouden om opnieuw (soortgelijke) strafbare feiten te plegen.
De rechtbank heeft ook kennisgenomen van het reclasseringsadvies van 31 maart 2024, opgesteld door reclasseringswerker J.H.J. Dekker. De reclasseringswerker schrijft dat, vanwege de ontkennende houding van verdachte, geen delict gerelateerde criminogene factoren vast te stellen zijn en het recidiverisico niet ingeschat kan worden. Hierdoor kan de reclassering geen uitspraken doen over de wenselijkheid of noodzakelijkheid van forensische interventies ten behoeve van recidiverisicobeheersing. Wel schrijft de reclassering dat op basis van het verhaal van verdachte en zijn partner op diverse leefgebieden geen problemen worden geconstateerd. Geadviseerd wordt om bij een veroordeling een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen.
Overschrijding redelijke termijn
Volgens vaste jurisprudentie geldt als uitgangspunt dat binnen een termijn van twee jaar na aanvang van de redelijke termijn vonnis dient te worden gewezen. De redelijke termijn begon te lopen op 9 maart 2021, toen verdachte werd aangehouden. Tussen die datum en de datum van het vonnis ligt een periode die de redelijke termijn ruim overschrijdt. De rechtbank zal daar in straf verminderende zin rekening mee houden.
Strafoplegging
De rechtbank heeft bij het bepalen van de op te leggen straf gekeken naar straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de ernst van het feit een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden is. De duur van die straf zou, gelet op de ernst van het feit, langer kunnen zijn dan door de officier van justitie gevorderd. Omdat de redelijke termijn fors is overschreden volgt de rechtbank de eis van de officier van justitie wat betreft de lengte van de gevangenisstraf.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 47 van het Wetboek van Strafrecht en
  • 10a van de Opiumwet;
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 1 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 2 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
10 maanden.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.F. Haeck, voorzitter, mr. O. Böhmer en mr. M.J. Westerink, rechters, in tegenwoordigheid van mr. G.S.M. van Duinkerken, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 27 juni 2024.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 6 december 2020 te Baak, gemeente Bronckhorst,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk
aanwezig heeft gehad
ongeveer 3.400 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende
metamfetamine,
zijnde metamfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende
lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
( art 10 lid 3 Opiumwet, art 2 ahf/ond C Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek
van Strafrecht )
2
hij in of omstreeks de periode van 1 oktober 2020 tot en met 6 december 2020,
althans op 6 december 2020 te Baak, gemeente Bronckhorst,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te
weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren,
verstrekken, vervoeren en/of vervaardigen van een hoeveelheid van een materiaal
bevattende metamfetamine, zijnde metamfetamine een middel vermeld op de bij
de Opiumwet behorende lijst I,
voor te bereiden en/of te bevorderen,
voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en/of andere betaalmiddelen
voorhanden heeft gehad, te weten:
- één of meer jerrycans en/of zakken en/of (andere soorten) verpakkingen met
daarin chemicaliën en/of (andere) stoffen betrekking hebbend op en/of verband
houdend met de productie van metamfetamine, waaronder wijnsteenzuur en/of
natriumhydroxide en/of aceton en/of tolueen en/of caustic soda;
- laboratoriummaterialen, waaronder een ventilatieopstelling, (kook)pannen,
maatbekers, klemdekselvaten, maskers, (rubberen) handschoenen, weegschalen,
PH-meter, waterslangen en/of
- gelden en/of andere betaalmiddelen
waarvan verdachte en/of verdachte’s mededader(s) wist(en) of ernstige redenen
had(den) te vermoeden, dat dat/die bestemd was/waren tot het plegen van dat/die
feit(en);
( art 10 lid 4 Opiumwet, art 10 lid 5 Opiumwet, art 10a lid 1 ahf/sub 3 alinea
Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 22 april 2021, genummerd 202012070830.REL, opgemaakt door politie Oost-Nederland, doorgenummerd pagina’s 1 tot en met 858. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 53.
3.Pagina 54-55.
4.Pagina 55.
5.Een geschrift, zijnde een NFI-rapport van 22 januari 2021
6.Een geschrift, zijnde een NFI-rapport van 22 januari 2021
7.Pagina 334.
8.Pagina 334.
9.Pagina 340.
10.Pagina 490.
11.Pagina 495.
12.Pagina 496.
13.Pagina 497.
14.Pagina 498.
15.Pagina 504.
16.Pagina 504.
17.Pagina 506.
18.Pagina 507.
19.Pagina 517.
20.Pagina 526.